201010237/1/H1.
Datum uitspraak: 20 april 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Raalte,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 15 september 2010 in zaak nr. 10/472 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Raalte.
Bij besluit van 9 september 2009 heeft het college [vergunninghoudster] te [plaats] bouwvergunning tweede fase verleend voor het bouwen van een woning en een varkensstal op het perceel [locatie] te Raalte.
Bij besluit van 2 februari 2010 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 15 september 2010, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 26 oktober 2010, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 22 november 2010.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 april 2011, waar [appellant], in persoon, en het college, vertegenwoordigd door P.B.M. Droste, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. [vergunninghoudster] is daar niet verschenen.
2.1. Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) wordt onder belanghebbende verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. Om als belanghebbende in de zin van de Awb te kunnen worden aangemerkt, dient een natuurlijk persoon een voldoende objectief en actueel, eigen en persoonlijk belang te hebben dat hem in voldoende mate onderscheidt van anderen en dat rechtstreeks wordt geraakt door het bestreden besluit.
2.1.1. Anders dan [appellant] betoogt is de rechtbank op grond van het feit dat de afstand van de woning van [appellant] tot aan de bouwlocatie hemelsbreed ongeveer 700 meter bedraagt en dat zich tussen beide percelen een bomenrij bevindt tot het juiste oordeel gekomen dat [appellant] niet wordt geraakt in een belang dat rechtstreeks bij de verlening van het besluit bouwvergunning tweede fase is betrokken. Daarbij heeft de rechtbank terecht in aanmerking genomen dat niet is gebleken van feiten en omstandigheden in verband waarmee zou moeten worden geoordeeld dat, ondanks de afstand van 700 meter, een objectief en persoonlijk belang van [appellant] door het besluit rechtstreeks zou worden geraakt.
De stelling van [appellant] in hoger beroep dat de afstand tussen zijn woning tot aan de bouwlocatie ruim 600 meter bedraagt, leidt niet tot een ander oordeel, omdat ook deze afstand te groot is om hem toch als belanghebbende aan te merken.
2.2. Hetgeen [appellant] verder heeft aangevoerd biedt geen aanknopingspunten voor een ander oordeel dan dat van de rechtbank.
2.3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. P.A. Offers, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. G.A.A.M. Boot, ambtenaar van staat.
w.g. Offers w.g. Boot
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 20 april 2011