201010104/1/H1.
Datum uitspraak: 27 april 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant A] en [appellant B], wonend te [woonplaats],
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 9 september 2010 in zaak nr. 09/1901 in het geding tussen:
het dagelijks bestuur van de deelgemeente Delfshaven.
Bij besluit van 4 mei 2007 heeft het dagelijks bestuur aan Ontwikkelingsbedrijf Rotterdam vrijstelling en bouwvergunning verleend voor het plaatsen van drie warmteterugwin-units, drie afzuigunits en vijf airco-units op en aan het pand gelegen aan de Robert Fruinstraat 52 te Rotterdam.
Bij besluit van 29 augustus 2008 heeft het dagelijks bestuur vrijstelling en bouwvergunning verleend voor het gedeeltelijk veranderen van twee warmteterugwin-units op het pand.
Bij besluit van 26 mei 2009 heeft het dagelijks bestuur de door [appellanten] tegen de besluiten van 4 mei 2007 en 29 augustus 2009 gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 9 september 2010, verzonden op 10 september 2010, heeft de rechtbank het door [appellanten] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben [appellanten] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 21 oktober 2010, hoger beroep ingesteld.
Het dagelijks bestuur heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 31 maart 2011, waar [appellant B], in persoon, en het dagelijks bestuur, vertegenwoordig door J.M. Mulder, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2.1. Vaststaat dat het bouwplan, voor zover dat betrekking heeft op het plaatsen van warmteterugwin-units en afzuigunits, ten tijde van het besluit van 26 mei 2009 in strijd was met het bestemmingsplan "Middelland". Teneinde de realisering van het bouwplan niettemin mogelijk te maken, heeft het dagelijks bestuur op grond van artikel 34, aanhef en onder f van de planvoorschriften, vrijstelling van het bestemmingsplan verleend.
Bij besluit van 6 november 2008 heeft de gemeenteraad van Rotterdam het bestemmingsplan "Middelland - het Nieuwe Westen" vastgesteld. Op 7 augustus 2009 is dit bestemmingsplan in werking getreden. Voor het oordeel dat het perceel niet is gelegen in het plangebied, bestaat, anders dan [appellant B] ter zitting van de Afdeling heeft betoogd, geen aanleiding. Vaststaat dat het bouwplan in overeenstemming is met de in het bestemmingsplan "Middelland - het Nieuwe Westen" aan het perceel gegeven bestemming. Dit brengt mee dat geen belang meer bestaat bij een beoordeling van de rechtmatigheid van de verleende vrijstelling.
2.2. [appellanten] betogen tevergeefs dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat niet is gebleken dat in de door hen overgelegde reactie van juni 2009 op de welstandsadviezen niet is getoetst aan de Koepelnota Welstand Rotterdam, zoals de welstandscommissie in haar adviezen heeft gedaan. De welstandscommissie heeft het bouwplan getoetst aan de criteria zoals die zijn omschreven in de Koepelnota Welstand Rotterdam en positieve adviezen uitgebracht. Daargelaten of in de overgelegde reactie op de welstandsadviezen is getoetst aan de Koepelnota Welstand Rotterdam, kan daaraan, reeds omdat deze reactie door [appellant B] zelf is opgesteld, niet de waarde worden gehecht die [appellanten] daaraan gehecht wensen te zien. Het betoog faalt.
2.3. [appellanten] betogen dat de rechtbank heeft miskend dat uit de Koepelnota volgt dat de welstandscommissie met omwonenden communiceert over bouwplannen, hetgeen in dit geval niet is gebeurd, en dat het bouwplan zal worden gerealiseerd in een gebied dat volgens de Koepelnota is erkend als beschermd stadsgezicht en het welstandsniveau 'bijzonder' heeft.
2.3.1. [appellanten] hebben niet onderbouwd dat op de welstandscommissie de verplichting rust met omwonenden over bouwplannen te communiceren. In zoverre faalt hun betoog dan ook.
In hoofdstuk E van de Koepelnota worden de gebieden genoemd, waarvoor het welstandsniveau 'bijzonder' geldt. Dit zijn onder meer de gebieden die worden aangemerkt als 'Beschermde stadsgezichten'. Anders dan [appellanten] betogen, blijkt uit hoofdstuk E, onderdeel 9, van de Koepelnota, bezien in samenhang met de bij de Koepelnota gevoegde kaarten, niet dat het bouwplan is gesitueerd in een gebied dat is erkend als beschermd stadsgezicht. Hieruit blijkt evenmin dat de Robert Fruinstraat behoort tot één van de overige gebieden waarvoor het welstandsniveau 'bijzonder' geldt. Het betoog faalt.
2.4. [appellanten] betogen voorts dat de rechtbank heeft miskend dat de installaties aan de andere kant van het gebouw hadden kunnen worden geplaatst. Zij voeren daartoe aan dat aan de andere kant van het gebouw geen woningen zijn gesitueerd.
2.4.1. Het dagelijks bestuur dient op een bouwplan te beslissen, zoals het is ingediend. Indien dat plan op zichzelf voor het dagelijks bestuur aanvaardbaar is, kan het bestaan van alternatieven slechts dan tot het onthouden van medewerking nopen, indien op voorhand duidelijk is dat door verwezenlijking van de alternatieven een gelijkwaardig resultaat kan worden bereikt met aanmerkelijk minder bezwaren. De enkele stelling dat aan de andere kant van het gebouw geen woningen zijn gesitueerd, is hiervoor niet voldoende. Het betoog faalt.
2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, voorzitter, en mr. P.A. Offers en mr. A.B.M. Hent, leden, in tegenwoordigheid van mr. N.D.T. Pieters, ambtenaar van staat.
w.g. Troostwijk w.g. Pieters
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 27 april 2011