ECLI:NL:RVS:2011:BQ3423

Raad van State

Datum uitspraak
29 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201102611/2/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • T.G. Drupsteen
  • P.F.W. Tuit
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van bestemmingsplan voor kampeerterrein in Overbetuwe

Op 29 april 2011 heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening tegen het besluit van de raad van de gemeente Overbetuwe. Dit besluit, genomen op 14 december 2010, betrof de vaststelling van het bestemmingsplan "Buitengebied, Noordhoeksestraat 5". Tegen dit besluit hebben onder meer [verzoeker] en anderen beroep ingesteld, waarbij zij tevens verzochten om een voorlopige voorziening. De voorzitter heeft het verzoek op 15 april 2011 ter zitting behandeld, waarbij zowel de verzoeker als de raad vertegenwoordigd waren.

De voorzitter oordeelde dat het bestemmingsplan voorziet in een kampeerterrein met maximaal 25 kampeerplaatsen, waaronder stacaravans en bed and breakfast kamers. De verzoeker betoogde dat het plan in strijd is met de nota Kampeerbeleid, die een minimale afstand van 50 meter tot de erfgrens van naastgelegen woningen voorschrijft. De raad stelde dat gemotiveerd was afgeweken van deze afstandseis, maar de voorzitter vond dat de raad onvoldoende had gemotiveerd waarom deze afwijking gerechtvaardigd was. Bovendien was er geen afwijkingsbevoegdheid in de nota opgenomen.

Gelet op de gebreken in de motivering van de raad en het belang van de verzoeker, besloot de voorzitter om het besluit van de raad te schorsen. Tevens werd de raad veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de verzoeker, die op € 874,00 werden vastgesteld, en het griffierecht van € 152,00. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

201102611/2/R2.
Datum uitspraak: 29 april 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoeker] en anderen, wonend te [woonplaats],
en
de raad van de gemeente Overbetuwe,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 14 december 2010, kenmerk 10rb000137, heeft de raad het bestemmingsplan "Buitengebied, Noordhoeksestraat 5" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben onder meer [verzoeker] en anderen bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 28 februari 2011, beroep ingesteld.
Bij dezelfde brief als waarmee beroep is ingesteld hebben [verzoeker] en anderen de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Daartoe in de gelegenheid gesteld heeft [belanghebbende] een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 15 april 2011, waar [verzoeker] en anderen, vertegenwoordigd door mr. Tj.P. Grünbauer, advocaat te Ede, en de raad, vertegenwoordigd door A.H. van der Wielen, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het plan voorziet in een kampeerterrein voor maximaal 25 kampeerplaatsen, waarvan maximaal twaalf stacaravans, en vier kamers voor bed and breakfast. Het plan is vastgesteld na een verzoek hiertoe door [belanghebbende].
2.3. Hoewel [belanghebbende] in haar schriftelijke uiteenzetting aangeeft niet te zullen starten met de realisatie van het bestemmingsplan, heeft zij geen toezegging gedaan dat geen omgevingsvergunning voor het bouwen zal worden aangevraagd voordat uitspraak wordt gedaan in de bodemzaak. Gelet hierop neemt de voorzitter aan dat met het verzoek een spoedeisend belang is gediend.
2.4. [verzoeker] en anderen betogen dat het plan is vastgesteld in strijd met de nota Kampeerbeleid (hierna: de nota), zoals door de raad is vastgesteld in juni 2008. Hiertoe voeren zij aan dat niet wordt voldaan aan de daarin gestelde minimaal aan te houden afstand van 50 meter tussen een kleinschalig kampeerterrein en de erfgrens van naastgelegen woningen. Dit klemt volgens hen te meer nu op dit kampeerterrein tevens stacaravans zijn toegestaan, hetgeen volgens de nota op een kleinschalig kampeerterrein in beginsel niet mogelijk is. Bovendien brengt de bouw van stacaravans ongewenste verstening van het buitengebied met zich, aldus [verzoeker] en anderen.
2.4.1. De raad stelt zich op het standpunt dat gemotiveerd is afgeweken van de in de nota opgenomen minimale afstand van 50 meter tot de erfgrens van naastgelegen woningen. Hiervoor verwijst de raad naar de aan het plan ten grondslag gelegde onderzoeken, waaronder een akoestisch onderzoek van 25 november 2009, opgesteld door Stroop raadgevende ingenieurs BV. Ten aanzien van de verstening stelt de raad dat het plan ruimtelijk verantwoord is.
2.4.2. Uit de verbeelding blijkt dat het plangebied direct grenst aan het naastgelegen perceel Noordhoeksestraat 7 en op een afstand van ongeveer 34 meter ligt van de erfgrens van het perceel Noordhoeksestraat 6.
2.4.3. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter heeft de raad onvoldoende gemotiveerd waarom in het voorliggende plan wordt afgeweken van de in de nota opgenomen minimale afstand van 50 meter tot de erfgrens van naastgelegen woningen. Mede gezien de mate waarin wordt afgeweken van deze minimale afstandseis, heeft de raad niet kunnen volstaan met de enkele verwijzing naar de ten behoeve van het plan opgestelde onderzoeken. Naar het oordeel van de voorzitter is niet gebleken dat alle overlast veroorzakende aspecten van het kampeerterrein zijn onderzocht en in de afweging zijn betrokken. Voorts acht de voorzitter van belang dat, naar ter zitting is bevestigd, de nota geen afwijkingsbevoegdheid bevat. Gelet op het voorgaande ziet de voorzitter aanleiding om het bestreden besluit te schorsen.
2.5. De raad dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de raad van de gemeente Overbetuwe van 14 december 2010, kenmerk 10rb000137;
II. veroordeelt de raad van de gemeente Overbetuwe tot vergoeding van bij [verzoeker] en anderen in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 874,00 (zegge: achthonderdvierenzeventig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen;
III. gelast dat de raad van de gemeente Overbetuwe aan [verzoeker] en anderen het door hen voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 152,00 (zegge: honderdtweeënvijftig euro) vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen.
Aldus vastgesteld door mr. T.G. Drupsteen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. P.F.W. Tuit, ambtenaar van staat.
w.g. Drupsteen w.g. Tuit
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 29 april 2011
425-647.