201007250/1/R1.
Datum uitspraak: 4 mei 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant] en anderen, allen wonend te Eursinge, gemeente
De Wolden,
de raad van de gemeente Hoogeveen,
verweerder.
Bij besluit van 27 mei 2010 heeft de raad het bestemmingsplan "Partiële herziening bestemmingsplan Buitengebied Noord, duurzaam energiestation Green Planet" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant] en anderen bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 27 juli 2010, beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 23 maart 2011, waar R. [appellant], in persoon, en de raad, vertegenwoordigd door B.J.B. Binnenmars, R. Tap en A.W.J. Wijngaarden, allen werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is als partij de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Green Planet Holding B.V., vertegenwoordigd door mr. P.C.M. Heinen, advocaat te Arnhem, T.E. Doorten en L.G. Willigenburg, gehoord.
2.1. Het plan maakt de bouw van een duurzaam energiestation, Green Planet, mogelijk. Daarnaast voorziet het plan in de mogelijkheid voor de bouw van een tankshop, een informatie- en educatiecentrum, voor zover samenhangend met de duurzaamheidsdoelstellingen van het station, een restaurant en een rotonde. Het plangebied ligt ter hoogte van de kern Pesse bij de kruising van de A28 en de N375.
2.2. [appellant] en anderen betogen dat het plan niet overeenkomstig de wettelijk voorgeschreven wijze tot stand is gekomen. In dit verband voeren zij aan dat zij ten onrechte geen spreekrecht hebben gekregen, dat niet tijdig op hun tweede zienswijze is gereageerd en dat hun bezwaren in de zienswijzeprocedure ten onrechte niet individueel zijn beoordeeld.
2.2.1. De raad stelt zich op het standpunt dat ter zake van het niet verlenen van spreekrecht geen sprake is van een procedurefout nu overeenkomstig artikel 17 van het Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de gemeenteraad is gehandeld. Verder stelt de raad zich op het standpunt dat ten aanzien van de door [appellant] en anderen als tweede zienswijze geduide reactie op het verslag van het naar aanleiding van de door hen naar voren gebrachte zienswijze gehouden overleg ook geen sprake is van procedurefouten.
2.2.2. Nu [appellant] en anderen het standpunt van de raad dat gelet op het Reglement van orde ter zake van het spreekrecht geen procedurefout is gemaakt niet heeft weersproken, ziet de Afdeling in zoverre geen aanleiding voor het oordeel dat de raad onzorgvuldig heeft gehandeld.
Voor zover [appellant] en anderen betogen dat niet tijdig op hun tweede zienswijze is gereageerd overweegt de Afdeling als volgt. Vanaf 29 oktober 2009 tot en met 9 december 2009 heeft het ontwerpplan ter inzage gelegen en konden zienswijzen worden ingebracht tegen het ontwerpplan. [appellant] en anderen hebben bij brief van 6 december 2009, derhalve tijdig, een zienswijze naar voren gebracht. Naar aanleiding daarvan heeft op 13 januari 2010 een overleg plaatsgevonden. Bij brief van 22 februari 2010 hebben [appellant] en anderen een reactie gegeven op het verslag van dat overleg. In de enkele stelling dat daarop van de zijde van de gemeente niet tijdig is gereageerd, is geen aanleiding gelegen voor het oordeel dat de raad in zoverre onzorgvuldig heeft gehandeld bij de voorbereiding van het vaststellingsbesluit.
Ten aanzien van het betoog dat de bezwaren van [appellant] en anderen in de zienswijzeprocedure niet individueel zijn beoordeeld, overweegt de Afdeling dat een gezamenlijke zienswijze is ingediend, zodat er geen aanleiding was op elke afzonderlijke zienswijze een reactie te geven.
2.3. Voorts betogen [appellant] en anderen dat gelet op de omstandigheid dat het plan voorziet in de aanleg van een rotonde, ten onrechte geen aanvullend akoestisch onderzoek naar de gevolgen van het plan is gedaan.
2.3.1. De raad stelt dat een geluidsberekening is uitgevoerd waarbij de geluidsbelasting als gevolg van het wegverkeerslawaai in 2008 en 2020 in beeld is gebracht om te onderzoeken of sprake is van een reconstructie in de zin van de Wet geluidhinder. Volgens de raad is uit het onderzoek gebleken dat de toename van de geluidsbelasting ten gevolge van het wegverkeer op de maatgevende woning Eursinge 3 minder is dan 1,5 dB en derhalve geen sprake is van een reconstructie.
2.3.2. Voor het plan is door BügelHajema op 18 maart 2009 een geluidsberekening uitgevoerd waarbij de geluidsbelasting als gevolg van het wegverkeerslawaai in 2008 en 2020 in beeld is gebracht. Uit deze berekening volgt dat de toename 1,2 dB zal zijn.
2.3.3. Ingevolge artikel 1 van de Wet geluidhinder wordt onder een reconstructie van een weg verstaan: een of meer wijzigingen op of aan een aanwezige weg ten gevolge waarvan uit akoestisch onderzoek als bedoeld in artikel 77, eerste lid, onder a, en artikel 77, derde lid, blijkt dat de berekende geluidsbelasting vanwege de weg in het toekomstig maatgevende jaar zonder het treffen van maatregelen ten opzichte van de geluidsbelasting die op grond van artikel 100 dan wel het bepaalde krachtens artikel 100b, aanhef en onder a, als de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting geldt met 2 dB of meer wordt verhoogd.
2.3.4. De Afdeling ziet in het aangevoerde geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat naast de geluidsberekening van 18 maart 2009 geen aanvullend onderzoek nodig was. Hierbij neemt de Afdeling in aanmerking dat de raad zich gelet op het voorgaande terecht op het standpunt heeft gesteld dat geen sprake is van een reconstructie in de zin van de Wet geluidhinder. Het betoog faalt.
2.4. Ten slotte betogen [appellant] en anderen dat ten onrechte niet in het plan is vastgelegd dat het restaurant voedsel zal verstrekken met de nadruk op 'slow food'. Zij vrezen dat indien de aan het informatiecentrum ondergeschikte horeca niet rendabel is, andere vormen van, meer overlast bezorgende, horeca hiervoor in de plaats kunnen komen.
2.4.1. De raad stelt zich op het standpunt dat in artikel 6 van de planregels de hoofdfunctie, horeca, is weergegeven en dat verder in de planregels is vastgelegd dat de horeca uitsluitend in relatie tot en ondergeschikt aan het informatiecentrum aanwezig mag zijn. Gelet hierop heeft de raad geen aanleiding gezien om het begrip 'slow food' in de planregels op te nemen.
2.4.2. Ingevolge artikel 6, eerste lid, aanhef en onder b, van de planregels zijn de voor "Horeca" aangewezen gronden bestemd voor horeca uitsluitend in relatie tot en ondergeschikt aan het informatiecentrum.
2.4.3. In het aanvoerde ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat met het in de planregels opnemen dat "Horeca" uitsluitend in relatie tot en ondergeschikt aan het informatiecentrum toelaatbaar is, afdoende is gewaarborgd dat het om een ondergeschikte horecafunctie ten behoeve van het duurzame energiestation gaat. De vrees van [appellant] en anderen dat andere, zelfstandige vormen van horeca ter plaatse kunnen worden gevestigd is gelet hierop ongefundeerd. Voorts overweegt de Afdeling dat de raad voor een nadere precisering van 'slow food' geen aanleiding heeft hoeven zien.
2.5. In hetgeen [appellant] en anderen hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2.6. Het beroep is ongegrond.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. G.N. Roes, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Zwemstra, ambtenaar van staat.
w.g. Roes w.g. Zwemstra
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 4 mei 2011