ECLI:NL:RVS:2011:BQ4054

Raad van State

Datum uitspraak
11 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201007978/1/H2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • C.W. Mouton
  • A.M. van Meurs-Heuvel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de plaatsing van bomen op de bomenlijst in Berkelland

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellante] tegen de uitspraak van de rechtbank Zutphen van 11 augustus 2010, waarin het beroep tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Berkelland ongegrond werd verklaard. Het college had op 6 mei 2009 een bomenlijst vastgesteld voor erven en tuinen in het buitengebied van Borculo, Haarlo, Geesteren en Gelselaar, waarop drie bomen van [appellante] waren geplaatst. Na een ongegrond verklaard bezwaar op 5 november 2009, heeft [appellante] hoger beroep ingesteld bij de Raad van State. De Afdeling bestuursrechtspraak heeft de zaak behandeld op 13 april 2011.

De rechtbank had in haar uitspraak geoordeeld dat de deskundigheid van de ambtenaar die de bomen had beoordeeld niet in twijfel kon worden getrokken. [appellante] betoogde dat de rechtbank de willekeur van de besluitvorming niet had onderkend, omdat dezelfde ambtenaar betrokken was bij zowel de beoordeling als de besluitvorming. De Afdeling oordeelde echter dat [appellante] onvoldoende bewijs had geleverd om de deskundigheid van de ambtenaar te betwisten. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de motivering van het bestreden besluit voldoende was en dat er geen sprake was van schending van hoor en wederhoor.

De Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 11 mei 2011.

Uitspraak

201007978/1/H2.
Datum uitspraak: 11 mei 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te Borculo, gemeente Berkelland,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zutphen van 11 augustus 2010 in zaak nr. 09/1863 in het geding tussen:
[appellante]
en
het college van burgemeester en wethouders van Berkelland.
1. Procesverloop
Bij besluit van 6 mei 2009 heeft het college de bomenlijst voor erven en tuinen in het buitengebied van Borculo, Haarlo, Geesteren en Gelselaar vastgesteld.
Bij besluit van 5 november 2009 heeft het college het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 11 augustus 2010, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 17 augustus 2010, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brieven van 7 en 15 september 2010.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 april 2011, waar [appellante], vertegenwoordigd door mr. F.J.M. Kobossen, advocaat te Apeldoorn, en het college, vertegenwoordigd door S.A. van der Spek, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Bomenverordening gemeente Berkelland 2008 (hierna: de Bomenverordening), die gold ten tijde van het besluit van 6 mei 2009, is het college bevoegd om de lijst met bijzondere bomen en -groene structuren als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder sub c en d, vast te stellen. Deze bijzondere bomenlijst wordt onderverdeeld in deellijsten naar de groepen als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder l, van deze verordening.
Ingevolge artikel 3, eerste lid, is het verboden zonder vergunning van het college houtopstanden te vellen of te doen vellen.
Ingevolge het tweede lid, aanhef en onder b, geldt dit verbod niet voor bomen of houtopstanden staande op erven en tuinen gelegen buiten de bebouwde kom welke niet voorkomen op de door het college vastgestelde en inwerking getreden bijzondere bomenlijst als bedoeld in artikel 2.
Ten tijde van het nemen van het besluit op bezwaar van 5 november 2009 gold de Bomenverordening 2009 waarin, voor zover hier van belang, in artikel 3, tweede lid, aanhef en onder a is bepaald dat een kapvergunning is vereist voor een boom die voorkomt op de lijst bijzondere bomen en -groene structuren.
2.2. Bij besluit van 6 mei 2009 heeft het college drie bomen op het erf van [appellante] op de bomenlijst voor erven en tuinen in het buitengebied van Borculo, Haarlo, Geesteren en Gelselaar geplaatst. Dit besluit is gestoeld op een beoordeling van de bomen door een medewerker van de gemeente.
2.3. [appellante] betoogt dat de rechtbank miskent dat zowel het toetsingskader, het besluit van 6 mei 2009, de besluitvorming na bezwaar als het verweer worden ingebracht door dezelfde ambtenaar en dat deze ambtenaar ten onrechte een deskundigheid krijgt toebedeeld. [appellante] betoogt dat hierdoor sprake is van willekeur en dat de rechtbank dit heeft miskend door de deskundigheid van de ambtenaar onvoldoende in twijfel te trekken, hiernaar zelf geen onderzoek te verrichten of te laten verrichten en de bewijslast hiervoor bij [appellante] neer te leggen.
2.3.1. Het college heeft zich bij het besluit op bezwaar op het standpunt gesteld dat de medewerker die met de beoordeling van de bomen was belast, gelet op zijn opleiding aan de middelbare tuinbouwschool en de Hogeschool Larensteijn en op zijn werkervaring, als ter zake deskundig kan worden beschouwd. Dat zou moeten worden getwijfeld aan deze deskundigheid ziet de Afdeling met de rechtbank niet in. Indien [appellante] van mening is dat de beoordeling van de bomen niet van voldoende niveau is, had het op haar weg gelegen dat aannemelijk te maken, bijvoorbeeld door het overleggen van een eigen deskundigenbericht. De rechtbank is terecht ook tot die slotsom gekomen. Het betoog faalt.
2.4. Het betoog van [appellante] dat de rechtbank eraan voorbij is gegaan dat de drie bomen niet kunnen worden aangemerkt als 'eenheid van een groep', terwijl dit volgens haar de grondslag is van de plaatsing op de bomenlijst, kan niet worden gevolgd nu deze uitsluitend is gestoeld op haar eigen mening en niet op een deskundigenbericht. De ter zitting getoonde foto's maken op zichzelf niet aannemelijk dat van een eenheid geen sprake is. Het betoog faalt.
2.5. Voor zover het hoger beroep ook is gericht tegen de onderdelen van de aangevallen uitspraak waarbij de rechtbank heeft beslist dat de motivering van het bestreden besluit voldoende is, dat van schending van hoor en wederhoor geen sprake is en dat de plaatsing van de drie bomen van [appellante] op de lijst op rechtsgevolg is gericht, moet worden vastgesteld dat [appellante] geen argumenten heeft ingebracht waarom het oordeel van de rechtbank daarover onjuist zou zijn, terwijl dat ook niet zonder meer duidelijk is, zodat het reeds daarom moet worden verworpen.
2.6. Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank dient te worden bevestigd.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.W. Mouton, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Meurs-Heuvel, ambtenaar van staat.
w.g. Mouton w.g. Van Meurs-Heuvel
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 11 mei 2011
47-705.