ECLI:NL:RVS:2011:BQ4067

Raad van State

Datum uitspraak
11 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201009873/1/H1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking bouwvergunning na wijziging planologisch regime en langdurige ongebruikte vergunning

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Assen, die op 2 september 2010 zijn beroep ongegrond verklaarde. De zaak betreft de intrekking van een bouwvergunning door het college van burgemeester en wethouders van Westerveld. De bouwvergunning was oorspronkelijk verleend op 7 september 1976, maar was gedurende bijna dertig jaar ongebruikt gelaten. Op 11 december 2007 legde het college de bouwwerkzaamheden stil, en op 17 april 2009 werd de bouwvergunning ingetrokken. De rechtbank oordeelde dat het college bevoegd was om de vergunning in te trekken, omdat het planologisch regime was gewijzigd en er geen begin was gemaakt met de bouwwerkzaamheden binnen de gestelde termijn.

De appellant betoogde dat de rechtbank had miskend dat het college niet bevoegd was de bouwvergunning in te trekken en dat er geen deugdelijke motivering was voor de intrekking. Hij stelde dat de wijziging van het planologisch regime onvoldoende reden was om de vergunning in te trekken en dat de rechtbank ten onrechte argumenten had gebruikt die niet door het college waren aangevoerd. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft echter geoordeeld dat de rechtbank terecht heeft overwogen dat de langdurige ongebruikte bouwvergunning en de wijziging van het planologisch regime voldoende grond vormden voor de intrekking van de vergunning.

De Afdeling concludeert dat het college in redelijkheid tot intrekking van de bouwvergunning heeft kunnen overgaan en bevestigt de uitspraak van de rechtbank. Het hoger beroep van de appellant wordt ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin op 11 mei 2011.

Uitspraak

201009873/1/H1.
Datum uitspraak: 11 mei 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Zwolle,
tegen de uitspraak van de rechtbank Assen van 2 september 2010 in zaak nr. 09/388 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Westerveld.
1. Procesverloop
Bij besluit van 11 december 2007 heeft het college de bouwwerkzaamheden ten behoeve van het oprichten van een woning op het perceel [locatie] te Nijensleek, gemeente Westerveld (hierna: het perceel), stilgelegd.
Bij besluit van 17 april 2009 heeft het college, opnieuw beslissend op het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar, besloten de bij besluit van 7 september 1976 aan [belanghebbende] verleende bouwvergunning voor een woning met veestalling, alsmede de bij het besluit van 11 december 2007 opgelegde bouwstop, in te trekken.
Bij uitspraak van 2 september 2010, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 13 oktober 2010, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 11 november 2010.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het college en [appellant] hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 28 maart 2011, waar [appellant], bijgestaan door mr. E. Wijnne-Oosterhoff, advocaat te Zwolle, en het college, vertegenwoordigd door M. Groen, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 40, eerste lid, van de Woningwet, zoals deze bepaling gold ten tijde van belang, is het verboden te bouwen zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders (bouwvergunning).
Ingevolge artikel 59, eerste lid, aanhef en onder c, kunnen burgemeester en wethouders de bouwvergunning geheel of gedeeltelijk intrekken indien binnen de in de bouwverordening bepaalde termijn geen begin is gemaakt met de bouwwerkzaamheden.
Ingevolge artikel 4.1, aanhef en onder a, van de bouwverordening van de gemeente Westerveld (hierna: de bouwverordening), zoals deze gold ten tijde van belang, kunnen burgemeester en wethouders op grond van het gestelde in artikel 59 van de Woningwet de bouwvergunning intrekken indien binnen 26 weken na het onherroepelijk worden van de bouwvergunning geen begin met de bouwwerkzaamheden is gemaakt.
2.2. [appellant] heeft het betoog dat de rechtbank heeft miskend dat het college niet bevoegd was de bij besluit van 7 september 1976 aan [belanghebbende] verleende bouwvergunning in te trekken, ter zitting ingetrokken.
2.3. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het college geen deugdelijke motivering en geen redelijke belangenafweging aan het besluit tot intrekking van de bouwvergunning ten grondslag heeft gelegd. Volgens [appellant] vormt de enkele omstandigheid dat het ter plaatse geldende planologisch regime is gewijzigd, onvoldoende reden om tot intrekking van de bouwvergunning over te gaan. [appellant] stelt voorts dat de rechtbank haar oordeel ten onrechte heeft gebaseerd op argumenten die door het college niet naar voren zijn gebracht en daarmee het besluit van het college ten onrechte heeft voorzien van een aanvullende motivering.
Daarnaast voert hij aan dat de rechtbank ten onrechte niet heeft gemotiveerd waarom zijn beroep op het gelijkheidsbeginsel niet slaagt en dat de rechtbank heeft miskend dat het college, nu het niet beschikt over beleid met betrekking tot het intrekken van bouwvergunningen, in strijd heeft gehandeld met het verbod van willekeur.
2.3.1. Op 29 maart 2001 is het bestemmingsplan "Nijensleek" vastgesteld. Op grond van dit bestemmingsplan rust op het perceel de bestemming "Agrarisch gebied" en is voor de locatie waar de bouwvergunning betrekking op heeft, niet voorzien in een agrarisch bouwblok.
Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 31 december 2008 in zaak nr.
200801766/1, kunnen gewijzigde planologische inzichten reden zijn om een bouwvergunning in te trekken.
De rechtbank heeft met juistheid overwogen dat het college de omstandigheden, dat de bouwvergunning gedurende bijna dertig jaar ongebruikt is gelaten en inmiddels het planologisch regime ter plaatse is gewijzigd waardoor bebouwing op deze locatie niet meer mogelijk is, voldoende grond heeft mogen achten om de bouwvergunning in te trekken. Doordat de uitvoering van het bouwplan zo lang is uitgesteld, heeft [appellant] het risico genomen dat het college van zijn bevoegdheid tot intrekking van de bouwvergunning gebruik zou maken.
Anders dan [appellant] stelt, kan niet staande worden gehouden dat de rechtbank het besluit van het college ten onrechte van een nadere motivering heeft voorzien, nu de aan de intrekking ten grondslag gelegde omstandigheden volgen uit het besluit van 17 april 2009.
Het betoog van [appellant] dat hij geen begin kon maken met de bouwwerkzaamheden wegens de bij besluit van 11 december 2007 opgelegde bouwstop, kan niet leiden tot het ermee beoogde doel. Ten tijde van dat besluit verkeerde het college in de veronderstelling dat de bij besluit van 7 september 1976 verleende bouwvergunning reeds was ingetrokken.
Zoals het college ter zitting heeft toegelicht, had het, indien het niet in deze veronderstelling had verkeerd, bij het besluit van 11 december 2007 alsnog de bouwvergunning ingetrokken en had [appellant] ook geen aanvang kunnen maken met de bouwwerkzaamheden.
Ook het betoog van [appellant] dat hij, anders dan de rechtbank heeft overwogen, een volwaardig agrarisch bedrijf voert op het perceel, kan niet leiden tot het ermee beoogde doel. Wat daarvan zij, heft dat de strijdigheid van het bouwplan met het bestemmingsplan niet op, nu daarin op deze locatie niet is voorzien in een bouwblok.
Voor zover [appellant] met zijn betoog dat op andere percelen aan de Hoofdweg in het bestemmingsplan "Nijensleek" een agrarisch bouwblok is voorzien, een beroep op het gelijkheidsbeginsel heeft willen doen, faalt dit. Wat hier van zij, gesteld noch gebleken is dat in die gevallen een langdurig ongebruikt gelaten bouwvergunning, ondanks wijziging van het planologisch regime ter plaatse, mocht worden gebruikt.
De Afdeling ziet ten slotte geen grond voor het oordeel dat, zoals [appellant] aanvoert, het college de bevoegdheid tot intrekken van de bouwvergunning niet mocht gebruiken, omdat het geen vast beleid voerde ten aanzien van het intrekken van ongebruikte bouwvergunningen. Dat het college de bevoegdheid daartoe niet consequent hanteert, is niet gebleken.
Gelet op het vorenstaande bestaat geen grond voor het oordeel dat de rechtbank ten onrechte tot het oordeel is gekomen dat het college in redelijkheid tot intrekking van de bouwvergunning heeft kunnen overgaan.
De betogen falen.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, voorzitter, en mr. A.W.M. Bijloos en mr. C.J.M. Schuyt, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.A. Graaff-Haasnoot, ambtenaar van staat.
w.g. Slump w.g. Graaff-Haasnoot
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 11 mei 2011
531-641.