ECLI:NL:RVS:2011:BQ4888

Raad van State

Datum uitspraak
10 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201101685/2/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen bestemmingsplan Horstlanden-Veldkamp 2010

Op 24 januari 2011 heeft de raad van de gemeente Enschede het bestemmingsplan "Horstlanden-Veldkamp 2010" vastgesteld. Tegen dit besluit hebben onder meer verzoekers, wonend te Enschede, beroep ingesteld bij de Raad van State. Op 16 maart 2011 hebben zij verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak heeft het verzoek op 26 april 2011 behandeld. Verzoekers zijn van mening dat de verbreding van de Parkweg in zuidelijke richting, die het Volkspark aantast, niet gerechtvaardigd is. Zij stellen dat de raad ten onrechte niet de variant heeft overwogen waarbij de verbreding aan de noordzijde van de Parkweg zou plaatsvinden. Verzoekers wijzen op de waarde van de bomen in het Volkspark en de schenkingsakte uit 1906, waarin is bepaald dat de gronden als Volkspark moeten blijven. De raad heeft echter betoogd dat de verbreding van de Parkweg noodzakelijk is voor de verkeersveiligheid en dat de huidige situatie een knelpunt vormt. De voorzitter concludeert dat de raad een weloverwogen keuze heeft gemaakt en dat er geen grond is om te twijfelen aan de noodzaak van de verbreding. De voorzitter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat de raad vooralsnog meer belang heeft gehecht aan de reconstructie van de Parkweg dan aan het behoud van de strook grond van het Volkspark. De beslissing van de voorzitter is voorlopig en niet bindend voor de bodemprocedure.

Uitspraak

201101685/2/R3.
Datum uitspraak: 10 mei 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoeker] en anderen, wonend te Enschede,
en
de raad van de gemeente Enschede,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 24 januari 2011 heeft de raad het bestemmingsplan "Horstlanden-Veldkamp 2010" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben onder meer [verzoeker] en anderen bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 16 maart 2011, beroep ingesteld.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 16 maart 2011, hebben [verzoeker] en anderen de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 26 april 2011, waar [verzoeker] en anderen, vertegenwoordigd door [gemachtigde], en de raad, vertegenwoordigd door H.L. Hesselink, J.G. Koier en E.C. Bödeker, allen werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. [verzoeker] en anderen kunnen zich niet verenigen met het plan, voor zover dat voorziet in een verbreding van de Parkweg in zuidelijke richting ter plaatse van een strook die tot het zogenoemde Volkspark behoort en beogen met hun verzoek onomkeerbare gevolgen van inwerkingtreding hiervan te voorkomen. Hiertoe voeren zij aan dat de raad ten onrechte niet de variant heeft bezien waarbij de wegverbreding aan de noordzijde van de Parkweg, op de gronden langs de spoorbaan, wordt uitgevoerd zodat het Volkspark niet wordt aangetast. Volgens hen zijn de bomen aan die zijde van de Parkweg, anders dan de bomen die op de strook behorende bij het Volkspark staan, ten onrechte als waardevol en daarmee als behoudenswaardig aangemerkt. Voorts voeren [verzoeker] en anderen aan dat de raad niet in redelijkheid een groter belang heeft kunnen hechten aan de uitvoering van de Parkweg met een middenberm, waardoor de weg moet worden verbreed, dan aan het behoud van de strook grond van het Volkspark. Zij wijzen erop dat diverse andere singelwegen in Enschede zonder middenberm zijn uitgevoerd. Verder is volgens hen niet aangetoond dat het in verband met de verkeersveiligheid noodzakelijk is om de Parkweg te verbreden. Daarnaast voeren [verzoeker] en anderen aan dat het Volkspark bij notariële schenkingsakte in 1906 aan de gemeente Enschede is geschonken en in deze akte is opgenomen dat de geschonken gronden voortdurend moeten bestemd blijven als Volkspark. De raad handelt in strijd met deze akte. Tot slot voeren [verzoeker] en anderen aan dat de bescherming van bomen die in artikel 4, lid 4.4.2, van de planvoorschriften van het vorige plan was gewaarborgd, in dit plan moet worden overgenomen.
2.3. De raad heeft toegelicht dat de Parkweg één van de zwaarst belaste singeldelen van het hoofdwegennet van Enschede is. In de huidige situatie vormt de Parkweg een verkeerskundig knelpunt. De voorziene aanpassingen aan de Parkweg, waaronder de verbreding van het wegprofiel met de aanleg van een middenberm, zal de verkeersveiligheid vergroten en daarnaast zal door het verlengen of verdubbelen van de opstelstroken bij de kruispunten de doorstroming van het verkeer worden bevorderd. De raad heeft ervoor gekozen om met het ontwerp van de Parkweg aan te sluiten bij het bestaande herkenbare singelprofiel, waarbij een middenberm met één rij bomen wordt gecreëerd. Het uitvoeren van de Parkweg zonder middenberm, waardoor de groenstrook voor het Volkspark kan worden behouden, acht de raad niet wenselijk, omdat dit niet zal leiden tot de gewenste verbetering van de huidige verkeerssituatie. De keuze om de bomen aan de noordzijde van de Parkweg te handhaven is volgens de raad gebaseerd op een boomeffectanalyse van Windemuller Boomadvies, waaruit blijkt dat die bomen karakteristiek zijn, van goede kwaliteit en met de verwachting van een lange levensduur, in tegenstelling tot de bomen die in de groenstrook van het Volkspark staan.
2.4. Gelet op het voorgaande ziet de voorzitter op voorhand geen grond voor het oordeel dat de raad een alternatieve inrichting van de Parkweg, waarbij de groenstrook behouden blijft, niet in zijn besluitvorming heeft betrokken. De beslissing van de raad om de verbreding van de Parkweg op de groenstrook mogelijk te maken berust op een bewuste en onderbouwde keuze.
2.5. Voorts ziet de voorzitter vooralsnog geen aanknopingspunt voor het oordeel dat de raad ten onrechte de bomen in de groenstrook van het Volkspark niet als behoudenswaardig heeft aangemerkt. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat de raad voormelde boomeffectanalyse aan zijn besluit ten grondslag heeft gelegd en [verzoeker] en anderen niet aannemelijk hebben gemaakt dat deze analyse gebreken vertoont.
2.6. De voorzitter ziet in hetgeen [verzoeker] en anderen hebben aangevoerd geen aanleiding om te twijfelen aan het standpunt van de raad dat de voorziene reconstructie van de Parkweg zal leiden tot extra capaciteit op deze weg, waardoor verkeersproblemen worden opgelost dan wel worden voorkomen. Daarnaast acht de voorzitter de keuze van de raad om de Parkweg uit te voeren met een middenberm om aan te sluiten bij het singelprofiel van andere singelwegen op voorhand niet onredelijk.
2.7. Uit de schenkingsakte die door verzoekers is overgelegd, is gebleken dat het Volkspark onder last is geschonken aan de raad van de gemeente Enschede. In de schenkingsakte is onder meer de voorwaarde opgenomen dat de daarin aangeduide gronden voortdurend bestemd moeten blijven tot een Volkspark.
De voorzitter verwacht niet dat voormelde bepaling in de schenkingsakte aan de uitvoerbaarheid van de voorziene reconstructie van de Parkweg in de weg zal staan. Daarnaast heeft de raad de Commissie, die op grond van deze akte is belast met het beheer van het Volkspark, geraadpleegd over de voorziene reconstructie en de gevolgen daarvan voor de gronden van het Volkspark. De Commissie heeft volgens de raad geen bezwaren daartegen kenbaar gemaakt. Niet is gebleken dat dit onjuist is. Gelet op het voorgaande en gezien het belang dat wordt gediend met de verbreding van de Parkweg, zoals de raad heeft uiteengezet, ziet de voorzitter in hetgeen [verzoeker] en anderen op dit punt hebben aangevoerd vooralsnog geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening.
2.8. Gelet op het voorgaande heeft de raad vooralsnog in redelijkheid meer belang kunnen hechten aan de voorziene reconstructie van de Parkweg dan aan het behoud van de relatief beperkte strook grond als onderdeel van het Volkspark.
2.9. De keuze van de raad om in dit plan niet te voorzien in dezelfde bescherming voor bomen, waarvoor een kapvergunningplicht geldt, als in artikel 4, lid 4.4.2, van de planvoorschriften van het vorige plan was voorzien, komt de voorzitter op voorhand niet onredelijk voor. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat de raad ter zitting heeft toegelicht dat inmiddels verschillende beleidsstukken zijn vastgesteld waarin de bescherming van bomen op andere wijze is gewaarborgd.
2.10. Gelet op het voorgaande dient het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening te worden afgewezen.
2.11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. R. Kegge, ambtenaar van staat.
w.g. Van Sloten w.g. Kegge
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 10 mei 2011
459-618.