ECLI:NL:RVS:2011:BQ4898

Raad van State

Datum uitspraak
18 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201010122/1/H2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • P.A. Offers
  • M.R. Poot
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van subsidie voor ingrijpende voorzieningen aan particuliere huurwoningen

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellante] tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die op 14 september 2010 het beroep van [appellante] ongegrond verklaarde. De zaak betreft de gedeeltelijke intrekking van een subsidie die aan [appellante] was verleend voor het treffen van ingrijpende voorzieningen aan particuliere huurwoningen. Het dagelijks bestuur van de Stadsregio Amsterdam heeft deze subsidie ingetrokken omdat [appellante] niet voldeed aan de verplichting dat de woning niet binnen tien jaar na de verlening van de subsidie aan de bestemming tot huurwoning mocht worden onttrokken. De rechtbank oordeelde dat [appellante] de woning binnen deze termijn aan de bestemming had onttrokken door deze zelf te bewonen.

[appellante] betoogde dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat zij de woning had onttrokken aan de bestemming. Zij stelde dat zij niet in de woning woonachtig was en onderbouwde dit met brieven aan de gemeente. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde echter dat de rechtbank terecht had overwogen dat het dagelijks bestuur op de inschrijving van [appellante] in de gemeentelijke basisadministratie mocht afgaan. De inschrijving was tot stand gekomen op basis van een opgave van [appellante] zelf. De Afdeling concludeerde dat [appellante] niet voldoende had aangetoond dat zij de woning niet bewoonde en dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de intrekking van de subsidie gerechtvaardigd was.

Het hoger beroep van [appellante] werd ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak werd bevestigd. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin op 18 mei 2011.

Uitspraak

201010122/1/H2.
Datum uitspraak: 18 mei 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te Amsterdam,
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 14 september 2010 in zaak nr. 09/4687 in het geding tussen:
[appellante]
en
het dagelijks bestuur van de Stadsregio Amsterdam.
1. Procesverloop
Bij besluit van 20 oktober 2008 heeft het dagelijks bestuur een aan [appellante] verleende subsidie ten behoeve van het treffen van ingrijpende voorzieningen aan particuliere huurwoningen gedeeltelijk ingetrokken.
Bij besluit van 3 september 2009 heeft het dagelijks bestuur het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij mondelinge uitspraak van 14 september 2010, waarvan het proces-verbaal op 29 september 2010 is verzonden, heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 21 oktober 2010, hoger beroep ingesteld.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
Nadat partijen bij brieven van 25 februari 2011 en 2 maart 2011 daartoe toestemming als bedoeld in artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht hebben verleend, heeft de Afdeling bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten.
2. Overwegingen
2.1. Het dagelijks bestuur heeft de aan [appellante] verleende subsidie gedeeltelijk ingetrokken, omdat zij niet heeft voldaan aan de in het besluit tot verlening van de subsidie opgenomen verplichting dat de woning aan de [locatie] niet binnen tien jaar na het besluit tot verlenen van de subsidie aan de bestemming tot huurwoning wordt onttrokken.
2.2. [appellante] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat zij de woning binnen tien jaar na de verlening en vaststelling van de subsidie aan de bestemming tot huurwoning heeft onttrokken door als eigenaar de woning vanaf augustus 2007 zelf te bewonen. Zij heeft haar stelling dat zij niet in deze woning woonachtig was onderbouwd met uitvoerige brieven aan de gemeente, aldus [appellante].
2.2.1. Het betoog faalt. [appellante] stond met ingang van 9 augustus 2007 ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie op het adres [locatie]. De rechtbank heeft terecht overwogen dat het dagelijks bestuur in beginsel op die inschrijving mocht afgaan en daarbij terecht van belang heeft geacht dat die inschrijving tot stand is gekomen naar aanleiding van een opgave van [appellante] bij de gemeente Amsterdam. Anders dan [appellante] stelt, heeft zij met de door haar overgelegde brieven aan de gemeente niet aannemelijk gemaakt dat zij de woning op het adres [locatie] niet bewoonde. De enkele stelling van [appellante] in de door haar opgestelde brieven is daartoe onvoldoende. Met de rechtbank is de Afdeling van oordeel dat [appellante] zowel voorafgaand aan het besluit tot gedeeltelijke intrekking, alsook in de bezwaarprocedure ruimschoots in de gelegenheid is gesteld alsnog met gegevens aannemelijk te maken dat zij de woning niet bewoonde. Zij heeft dit evenwel nagelaten. De rechtbank heeft dan ook terecht geoordeeld dat aannemelijk is gemaakt dat [appellante] de woning binnen tien jaar na de verlening en vaststelling van de subsidie aan de bestemming tot huurwoning heeft onttrokken door als eigenaar de woning vanaf augustus 2007 zelf te bewonen.
2.3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. P.A. Offers, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.R. Poot, ambtenaar van staat.
w.g. Offers w.g. Poot
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 18 mei 2011
362.