ECLI:NL:RVS:2011:BQ4917

Raad van State

Datum uitspraak
18 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201011837/1/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Dorpshart Leimuiden Noordzijde en bouwvergunning appartementengebouw

In deze zaak gaat het om een beroep tegen het besluit van de raad van de gemeente Kaag en Braassem, waarbij het bestemmingsplan "Dorpshart Leimuiden Noordzijde" op 15 november 2010 is vastgesteld. Tevens is op 16 november 2010 door het college bouwvergunning verleend voor de bouw van een appartementengebouw met dienstverlening en vijftien woningen op het perceel Dokter Stapenseastraat 10, 12 en 14 in Leimuiden. De besluiten zijn gelijktijdig bekendgemaakt. De appellant heeft op 5 januari 2011 beroep ingesteld tegen deze besluiten. Het college en de rechtbank hebben het bezwaarschrift en het beroepschrift doorgezonden naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De zaak is behandeld op 20 april 2011, waarbij de appellant werd bijgestaan door zijn advocaat, en de raad en het college vertegenwoordigd waren door een ambtenaar van de gemeente.

De Afdeling heeft overwogen dat de besluiten van 15 en 16 november 2010 gecoördineerd zijn voorbereid en bekendgemaakt, conform de Wet ruimtelijke ordening. Het bestemmingsplan maakt de bouw van een appartementengebouw en woningen mogelijk in een gebied dat als centrumlocatie is aangemerkt. De appellant betoogt dat het bouwvlak niet past bij de bestaande vrijstaande woningen en vreest voor waardevermindering van zijn woning. De raad stelt dat de afstand tussen het bouwvlak en de woning van de appellant voldoende is en dat de beoogde bebouwing passend is in de omgeving.

De Afdeling concludeert dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plandeel voor een goede ruimtelijke ordening strekt. De afstand tussen de nieuwbouw en de woning van de appellant is voldoende en de beoogde bebouwing is niet ongebruikelijk voor een centrumlocatie. Het beroep van de appellant wordt ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201011837/1/R1.
Datum uitspraak: 18 mei 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats],
en
1. de raad van de gemeente Kaag en Braassem,
2. het college van burgemeester en wethouders van Kaag en Braassem,
verweerders.
1. Procesverloop
Bij besluit van 15 november 2010 heeft de raad het bestemmingsplan "Dorpshart Leimuiden Noordzijde" vastgesteld.
Bij besluit van 16 november 2010 heeft het college bouwvergunning verleend voor de bouw van een appartementengebouw met dienstverlening en vijftien woningen op perceel Dokter Stapenseastraat 10, 12 en 14 (voorlopig) in Leimuiden.
De besluiten van 15 november 2010 en 16 november 2010 zijn gelijktijdig bekendgemaakt.
Tegen deze besluiten heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 5 januari 2011, beroep ingesteld. Tegen het besluit van 16 november 2010 heeft [appellant] eveneens bezwaar gemaakt bij het college en beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag. Het college en de rechtbank hebben het bezwaarschrift onderscheidenlijk het beroepschrift met toepassing van artikel 6:15 van de Algemene wet bestuursrecht doorgezonden naar de Afdeling.
De raad en het college hebben een gezamenlijk verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 april 2011, waar [appellant], bijgestaan door mr. M.J. Smaling, werkzaam bij DAS Rechtsbijstand, en de raad en het college, beide vertegenwoordigd door R.H. van der Ploeg, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. De besluiten van 15 november 2010 en 16 november 2010 zijn op grond van artikel 3.30, eerste lid, aanhef en onder b, en artikel 3.32 van de Wet ruimtelijke ordening gecoördineerd voorbereid en bekendgemaakt.
2.2. Het bestemmingsplan maakt de bouw mogelijk van een appartementengebouw met dienstverlening en vijftien woningen in het gebied tussen de Grietpolderweg, Noordeinde en de Dokter Stapenseastraat in Leimuiden.
2.3. [appellant] kan zich niet verenigen met het plandeel dat betrekking heeft op het bouwvlak tegenover zijn woning aan de [locatie] in Leimuiden. [appellant] betoogt dat het daarop voorziene "nieuwbouwblok F", bestaande uit drie aaneengeschakelde eengezinswoningen, niet past bij de vrijstaande woningen aan de Nokweg en de Dokter Stapenseastraat. Er wordt volgens hem onvoldoende afstand aangehouden tussen "nieuwbouwblok F" en zijn woning. Voorts vreest hij voor waardevermindering van zijn woning.
2.4. De raad stelt zich op het standpunt dat de in het plan voorziene bebouwing een apart wijkje vormt rond een nieuwe ontsluitingsweg en dat, nu de afstand tussen het bouwvlak en de garage bij de woning van [appellant] ongeveer 20 m bedraagt en de afstand tot diens woning ongeveer 27 m, de ruimtelijke scheiding tussen het bouwvlak en de woning van [appellant] ruim voldoende is. Daarbij neemt de raad in aanmerking dat het om een centrumlocatie gaat.
2.5. Ingevolge het bestemmingsplan rust op de gronden waarop het bouwvlak is voorzien de bestemming "Wonen" en mogen op het bouwvlak maximaal drie eengezinswoningen met een maximale goothoogte van 7 m en een maximale bouwhoogte van 10 m worden gebouwd.
2.6. De raad heeft zich bij de afweging van de belangen in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de beoogde bebouwing ter plaatse van "nieuwbouwblok F" passend is te achten in de omgeving. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat de op het bouwvlak mogelijke bebouwing binnen de bebouwde kom niet ongebruikelijk is en met de in het plan voorziene bebouwing wordt beoogd een op zichzelf staande wijk te vormen rond een nieuwe ontsluitingsweg, waarbij aard en hoogte van de bebouwing kunnen afwijken van de bebouwing in de directe omgeving. Ook is van belang dat "nieuwbouwblok F" door een bestaande waterpartij van het perceel van [appellant] is gescheiden. Voorts is het standpunt van de raad dat voldoende afstand in acht is genomen tussen het bouwvlak en de woning van [appellant] niet onredelijk. Het gaat hier om een centrumlocatie, waarbij een afstand van 20 tot 27 m tot naastgelegen bebouwing op zichzelf niet te gering te achten is. Wat de eventueel nadelige invloed van het plandeel op de waarde van de woning van [appellant] betreft, bestaat geen grond voor de verwachting dat die waardevermindering zodanig zal zijn dat de raad bij de afweging van de belangen hieraan een groter gewicht had moeten toekennen dan aan de belangen die met de realisering van het plandeel aan de orde zijn.
2.7. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plandeel strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
2.8. Gelet op het voorgaande en nu [appellant] voor het overige tegen het besluit waarbij bouwvergunning is verleend geen beroepsgronden heeft gericht, is er ook geen aanleiding voor het oordeel dat het college ten onrechte bouwvergunning heeft verleend.
2.9. Het beroep is ongegrond.
2.10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.A. Hagen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Zwemstra, ambtenaar van staat.
w.g. Hagen w.g. Zwemstra
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 18 mei 2011
91.