ECLI:NL:RVS:2011:BQ5868

Raad van State

Datum uitspraak
16 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201101950/2/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • R.J. Hoekstra
  • S. Zwemstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake bestemmingsplan Leliestraat te Zuid-Beijerland

Op 14 december 2010 heeft de raad van de gemeente Korendijk het bestemmingsplan "Leliestraat" vastgesteld. Tegen dit besluit hebben onder anderen [verzoeker A], [verzoeker B], [verzoeker C], [verzoeker D] en [verzoeker E] beroep ingesteld bij de Raad van State, met een verzoek om een voorlopige voorziening. De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak heeft het verzoek op 29 april 2011 ter zitting behandeld, waar de verzoekers en de raad vertegenwoordigd door E.P. van der Stek aanwezig waren. Ook de stichting HW Wonen was vertegenwoordigd door R.L. Reedijk.

De voorzitter overweegt dat het oordeel voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure. Het bestemmingsplan voorziet in de bouw van 10 appartementen aan de Tuinweg/Leliestraat te Zuid-Beijerland. De verzoekers zijn van mening dat het plan niet in overeenstemming is met de oorspronkelijke opzet voor de bebouwing langs de Tuinweg, waarin vrijstaande woningen waren voorzien. De raad stelt echter dat de stedenbouwkundige inpasbaarheid van het gehele gebied in ogenschouw moet worden genomen en dat de keuze voor appartementen in plaats van vrijstaande woningen redelijk is.

De voorzitter concludeert dat er geen aanleiding is om te oordelen dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de appartementen passend zijn in de omgeving. De enkele stelling van de verzoekers dat de bouw van appartementen de lijn van vrijstaande bebouwing onderbreekt, is onvoldoende om het plan te schorsen. De voorzitter ziet ook in de overige bezwaren geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Uiteindelijk wordt het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening afgewezen.

Uitspraak

201101950/2/R1.
Datum uitspraak: 16 mei 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoeker A], [verzoeker B], [verzoeker C], [verzoeker D] en [verzoeker E] (hierna: [verzoeker] en anderen), wonend te Zuid-Beijerland, gemeente Korendijk,
en
de raad van de gemeente Korendijk,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 14 december 2010 heeft de raad het bestemmingsplan "Leliestraat" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben onder meer [verzoeker] en anderen bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 10 februari 2011, beroep ingesteld.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, hebben [verzoeker] en anderen de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 29 april 2011, waar [verzoeker] en anderen, bij monde van [verzoeker A], en de raad, vertegenwoordigd door E.P. van der Stek, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is daar gehoord de stichting HW Wonen, vertegenwoordigd door R.L. Reedijk.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het plan voorziet in de bouw van 10 appartementen aan de Tuinweg/Leliestraat te Zuid-Beijerland.
2.3. [verzoeker] en anderen kunnen zich met het plan niet verenigen en verzoeken het besluit tot vaststelling van het plan te schorsen.
2.4. [verzoeker] en anderen betogen dat ten onrechte geen rekening is gehouden met de oorspronkelijke opzet voor de bebouwing langs de Tuinweg, waarin vrijstaande bebouwing over de volle lengte van de oostzijde van de Tuinweg was voorzien. Volgens hen is tevens sprake van het niet honoreren van gewekte verwachtingen. Voorts voeren [verzoeker] en anderen aan dat de appartementen niet in de bebouwing aan de oostzijde van de Tuinweg passen.
2.4.1. De raad stelt zich op het standpunt dat voor de stedenbouwkundige inpasbaarheid het gehele gebied in ogenschouw moet worden genomen. Hij wijst er in dit verband op dat de omliggende bebouwing aan de Tuinweg naast vrijstaande bebouwing aan de oostzijde van de Tuinweg ook rij- en twee-onder-een-kapwoningen van twee bouwlagen met een kap aan de westzijde van de Tuinweg omvat. De vrijstaande woningen zijn divers en variëren in vormgeving en architectuur; de bebouwing aan de westzijde heeft een meer seriematig karakter, aldus de raad. Aan de Leliestraat staan appartementengebouwen van twee bouwlagen rondom een parkeerterrein en een plantsoen. Ten zuidoosten van het bouwplan, achter de vrijstaande bebouwing aan de Tuinweg, staan aan de Leliestraat rijwoningen van twee bouwlagen met een kap.
2.4.2. De voorzitter overweegt dat de raad op grond van gewijzigde planologische inzichten en na afweging van alle betrokken belangen andere bestemmingen en planregels voor gronden kan vaststellen. De omstandigheid dat in de oorspronkelijke, uit het begin van de jaren zeventig daterende opzet voor bebouwing langs de Tuinweg aan de oostzijde daarvan was voorzien in vrijstaande woningen, betekent niet dat de raad niet in redelijkheid de keuze heeft kunnen maken om op een gedeelte van de oostelijke zijde van de Tuinweg appartementen in plaats van vrijstaande woningen te realiseren. Daarbij wordt overwogen dat op die locatie nooit conform voormelde opzet vrijstaande woningen zijn gebouwd. In plaats daarvan is met toepassing van artikel 19 van de Wet op de ruimtelijke ordening ter plaatse een schoolgebouw gerealiseerd, dat thans moet wijken voor de appartementen. Van toezeggingen om aan de oostzijde van de Tuinweg uitsluitend vrijstaande woningen te bouwen is voorts niet gebleken. Voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de appartementen passend zijn te achten in de omgeving, bestaat voorshands geen aanleiding. De enkele stelling dat door de bouw van appartementen de lijn van vrijstaande bebouwing aan de oostzijde van de Tuinweg wordt onderbroken is daarvoor onvoldoende. De raad heeft voorts bij zijn standpuntbepaling de diversiteit van de bebouwing in de naaste omgeving van het plangebied mogen betrekken.
2.5. In de overige bezwaren ziet de voorzitter voorshands geen aanleiding voor het oordeel dat er zodanige gebreken aan het plan kleven, dat deze in de hoofdzaak tot de conclusie zullen leiden dat het plan reeds hierom niet in stand zal kunnen blijven.
2.6. Gelet op het voorgaande bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. R.J. Hoekstra, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. S. Zwemstra, ambtenaar van staat.
w.g. Hoekstra w.g. Zwemstra
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 16 mei 2011
91.