ECLI:NL:RVS:2011:BQ5878

Raad van State

Datum uitspraak
18 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201103832/2/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • M.G.J. Parkins-de Vin
  • A.P. de Rooy
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen bestemmingsplan Scholeneiland Bunnik

Op 10 februari 2011 heeft de raad van de gemeente Bunnik het bestemmingsplan "Scholeneiland Bunnik" vastgesteld. Tegen dit besluit hebben [verzoeker] en anderen op 31 maart 2011 beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij zij tevens verzochten om een voorlopige voorziening. De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het verzoek op 2 mei 2011 ter zitting behandeld. De verzoekers hebben bezwaren geuit tegen de woningbouw in het plangebied, met name omdat dit zou leiden tot verlies van groen en speelruimte voor kinderen. Ze stelden dat het gemeentebestuur onvoldoende alternatieve locaties heeft onderzocht.

De voorzitter oordeelde dat de verzoekers een spoedeisend belang bij de schorsing van het besluit hadden, maar zag geen ernstige gebreken in de besluitvorming die tot een schorsing zouden moeten leiden. De voorzitter erkende dat de woningbouw mogelijk negatieve gevolgen voor het woon- en leefklimaat van de verzoekers kan hebben, maar concludeerde dat de belangen van de woningzoekenden ook zwaar wegen. Bovendien was er een strook grond bestemd als "Groen" tussen de nieuwe woningen en de woningen van de verzoekers, wat de aanleg van parkeerplaatsen daar verbiedt.

Uiteindelijk oordeelde de voorzitter dat het treffen van een voorlopige voorziening niet noodzakelijk was en wees het verzoek af. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 18 mei 2011.

Uitspraak

201103832/2/R2.
Datum uitspraak: 18 mei 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoeker] en anderen, wonend te Bunnik,
en
de raad van de gemeente Bunnik,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 10 februari 2011 heeft de raad het bestemmingsplan "Scholeneiland Bunnik" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben onder meer [verzoeker] en anderen bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 31 maart 2011, beroep ingesteld.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 31 maart 2011, hebben [verzoeker] en anderen de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 2 mei 2011, waar [verzoeker] en anderen, in persoon, en de raad, vertegenwoordigd door ir. I.C.C. Blok-Houtsma en drs. J.N.T. Pronk, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. [verzoeker] en anderen kunnen zich niet met het plan verenigen voor zover dat voorziet in woningbouw in het deel van het plangebied aan de zijde van de Laan van Broekhuijzen. Zij hebben in de eerste plaats een aantal bezwaren over de wijze van besluitvorming met betrekking tot het plan naar voren gebracht. Hun inhoudelijke bezwaren tegen de woningbouw houden in dat daardoor en door de aanleg van parkeervoorzieningen ten behoeve van deze woningbouw bomen en ander groen verloren zullen gaan, waardoor hun woongenot wordt aangetast. Tevens zal hierdoor te weinig speelgelegenheid voor de in het plangebied voorziene scholen resteren. Naar [verzoeker] en anderen hebben gesteld heeft het gemeentebestuur onvoldoende onderzoek naar alternatieve locaties verricht. Teneinde te voorkomen dat inwerkingtreding van het plan tot onomkeerbare ontwikkelingen leidt, hebben zij om schorsing van het bestreden besluit gevraagd.
2.3. De Voorzitter acht aannemelijk dat, naar ook niet in geschil is, [verzoeker] en anderen een spoedeisend belang bij de gevraagde schorsing hebben.
In de bezwaren van [verzoeker] en anderen over de wijze van besluitvorming ziet de voorzitter geen aanleiding voor het oordeel dat daaraan zodanige gebreken kleven, dat deze in de hoofdzaak tot de conclusie zullen leiden dat het plan reeds hierom niet in stand zal kunnen blijven.
Met betrekking tot de inhoudelijke bezwaren van [verzoeker] en anderen tegen de woningbouw wordt overwogen dat niet onaannemelijk is dat ten gevolge van de in het plan voorziene woningen het woon- en leefklimaat van [verzoeker] en anderen in enige mate negatief zal worden beïnvloed. Voor het oordeel dat aan de in verband daarmee door [verzoeker] en anderen aangevoerde bezwaren bij afweging tegen de met de woningbouw gediende belangen een doorslaggevend gewicht had moeten worden toegekend, ziet de voorzitter echter geen aanleiding. Hierbij betrekt de voorzitter dat de woningen zijn bedoeld voor starters op de woningmarkt en dat uit de stukken en het verhandelde ter zitting aannemelijk is geworden dat aan dergelijke woningen behoefte bestaat. Voorts is van belang dat aan een strook grond langs de Laan van Broekhuijzen, tussen de voorziene woningen en de woningen van [verzoeker] en anderen, de bestemming "Groen" is gegeven. Aangezien voor deze gronden niet de aanduiding 'parkeerterrein (p)' geldt, is daar, anders dan [verzoeker] en anderen mogelijk veronderstellen, de aanleg van parkeerplaatsen niet toegestaan. Ter zitting is dit namens de raad bevestigd.
Gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting bestaat evenmin grond voor het oordeel dat het gemeentebestuur onvoldoende heeft bezien of voor de woningbouw alternatieve locaties voorhanden zijn. Dat de raad vervolgens voor de onderhavige locatie heeft gekozen, kan, gezien het bovenstaande en zijn beleidsvrijheid in dezen, niet onredelijk geacht worden.
2.4. Het voorgaande leidt de voorzitter tot het oordeel dat gelet op de betrokken belangen het treffen van een voorlopige voorziening niet is vereist. Het verzoek daartoe dient te worden afgewezen.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. M.G.J. Parkins-de Vin, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. A.P. de Rooy, ambtenaar van staat.
w.g. Parkins-de Vin w.g. De Rooy
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 18 mei 2011
59.