201102525/2/M1.
Datum uitspraak: 19 mei 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
de stichting Stichting Geluidshinder Zandvoort, gevestigd te Zandvoort, gemeente Lingewaard, en [verzoeker], wonend te Zandvoort, gemeente Lingewaard,
verzoekers,
het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland,
verweerder.
Bij besluit van 4 februari 2011 heeft het college aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Exploitatie Circuit Park Zandvoort B.V. een vergunning als bedoeld in artikel 8.1 van de Wet milieubeheer verleend ten behoeve van het racecircuit gelegen aan de Burgemeester Van Alphenstraat 108 te Zandvoort. Bij dit besluit is een uitbreiding mogelijk gemaakt van het aantal dagen waarop sprake is van uitzonderlijke bedrijfsomstandigheden, de zogenoemde UBO-dagen, van vijf naar twaalf. Dit besluit is op 10 februari 2011 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit hebben onder meer Geluidshinder Zandvoort bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 7 maart 2011, en [verzoeker] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 22 maart 2011, beroep ingesteld.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 7 maart 2011, hebben Geluidshinder Zandvoort en [verzoeker] (hierna tezamen en in enkelvoud: Geluidshinder Zandvoort) de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 12 mei 2011, waar het college, vertegenwoordigd door mr. R.T. de Grunt, M.J. van Cleeff, ing. J.M. van der Putte en H.J. Janssen, allen werkzaam bij de provincie, is verschenen. Ter zitting is Exploitatie Circuit Park Zandvoort, vertegenwoordigd door mr. F. Onrust, advocaat te Amsterdam, ir. F.A.G.M. Schermer, E.P. Weijers en E. Sibbel, als partij gehoord.
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Ter zitting is niet duidelijk geworden of de feitelijke werkzaamheden van de Stichting Geluidshinder Zandvoort meer inhouden dan het enkel voeren van juridische procedures. Gelet hierop is de voorzitter van oordeel dat naar de ontvankelijkheid van het beroep van de Stichting Geluidshinder Zandvoort nader onderzoek gedaan dient te worden. Hiervoor leent deze procedure zich niet. De voorzitter houdt het er voorlopig voor dat het beroep van de Stichting Geluidshinder ontvankelijk is.
2.3. Geluidshinder Zandvoort stelt dat voor de aangevraagde verandering een milieu-effectrapportage had moeten worden opgesteld. Zij voert hiertoe aan dat in de omgeving van het circuit veel woningen zijn bijgebouwd en nabijgelegen natuurparken zijn benoemd tot Nationaal Park.
2.3.1. De voorzitter overweegt dat de onderhavige verandering van de inrichting, gelet op de bijlagen C en D van het Besluit milieu-effectrapportage 1994, niet een Mer-(beoordelings)plichtige activiteit betreft. Gelet hierop ziet de voorzitter geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening.
2.4. Geluidshinder Zandvoort stelt dat de geluidhinder veroorzaakt door de zeven extra UBO-dagen onaanvaardbaar is. Hiertoe voert zij aan dat het college ten onrechte ervan uit is gegaan dat de zogenaamde spraakverstaanbaarheid in de woningen rondom de inrichting, vastgesteld met toepassing van het Preferred Speech Interference Level (hierna: PSIL) acceptabel is. Volgens Geluidshinder Zandvoort is het onderzoek naar de spraakverstaanbaarheid, dat mede aan het bestreden besluit ten grondslag heeft gelegen, gebaseerd op onjuiste uitgangspunten. Zo dient, volgens Geluidshinder Zandvoort, in de woningen rondom de inrichting rekening te worden gehouden met een geluidwaarde van 90 tot 100 dB(A) en wordt door omwonenden ook in de ochtenduren geluidhinder ondervonden vanwege het proefdraaien van racewagens. Tevens zijn de gevels van de woningen niet goed geïsoleerd, zijn de metingen verricht met gesloten deuren, ramen en ventilatieopeningen en wordt geen correctie voor tonaal geluid toegepast, aldus Geluidshinder Zandvoort.
2.4.1. Het college stelt dat de geluidhinder veroorzaakt door de zeven extra UBO-dagen aanvaardbaar is omdat binnen de woningen wordt voldaan aan het criterium van de spraakverstaanbaarheid. Het college voert hiertoe aan dat tijdens de luidste race op de luidste UBO-dag in de woning met de hoogste geluidbelasting de spraakverstaanbaarheid is gegarandeerd op een afstand van circa vier meter tussen de gesprekspartners. Het college voert voorts aan dat in voorschrift 1b grenswaarden gesteld zijn voor de geluidbelasting op de zeven extra UBO-dagen opdat de spraakverstaanbaarheid binnenshuis gewaarborgd blijft. Volgens het college hoeft de tonale toeslag niet te worden toegepast, omdat de toeslag voor het mogelijke tonale karakter geen betekenis heeft bij het vaststellen van de spraakverstaanbaarheid binnenshuis. Het college voert ten slotte aan dat het opnemen van een norm voor piekgeluid voorbijgaat aan het uitzonderlijke karakter voor een UBO-dag.
2.4.2. Na het inwerking treden van Wet van 20 februari 2010 tot wijziging van de Wet geluidhinder (verduidelijking 12-dagenregeling met betrekking tot internationale racecircuits) bepaalt artikel 1b, tweede lid, aanhef en onder b, van de Wet geluidhinder dat in afwijking van artikel 1 in de Wet geluidhinder en de daarop berustende bepalingen bij bepaling van de geluidbelasting vanwege een industrieterrein buiten beschouwing wordt gelaten het geluid vanwege een internationaal racecircuit gedurende ten hoogste twaalf dagen per kalenderjaar. Op grond van de Wet geluidhinder kunnen derhalve aan een internationaal circuit twaalf dagen vergund worden waarop bijzondere activiteiten mogen plaatsvinden waarvan de geluidbelasting niet getoetst hoeft te worden aan de vastgestelde zonegrenswaarde.
2.4.3. Nu op grond van het gewijzigde artikel 1b van de Wet geluidhinder de activiteiten op de UB0-dagen niet getoetst hoeven te worden aan de vastgestelde zonegrenswaarde, was het college niet verplicht om op grond van de Wet geluidhinder grenswaarden vast te stellen voor de zeven extra UBO-dagen. Met het oog op het belang van de bescherming van het milieu heeft het college voor deze activiteiten niettemin grenswaarden gesteld, opdat de spraakverstaanbaarheid binnen de woningen tijdens de luidste race op de luidste UBO-dag gegarandeerd is. Het betoog van Geluidshinder Zandvoort richt zich tegen de methode PSIL, die bij het vaststellen van de grenswaarden is gehanteerd.
Geluidshinder Zandvoort heeft niet beargumenteerd waarom aan de door het college gehanteerde PSIL-methode onvolkomenheden kleven. Gelet daarop en in aanmerking genomen dat het college niet gehouden was om grenswaarden te stellen voor de geluidbelasting van de zeven extra UBO-dagen, ziet de voorzitter op dit punt geen aanleiding tot het treffen van een voorlopige voorziening.
2.5. Geluidshinder Zandvoort stelt dat de in voorschrift 1, onder b, gestelde grenswaarden niet handhaafbaar zijn, omdat niet te controleren is welke klasse op welke UBO-dag van toepassing is.
2.5.1. Nu Geluidshinder Zandvoort niet heeft onderbouwd dat niet gecontroleerd kan worden of Exploitatie Circuit Park Zandvoort voldoet aan de in voorschrift 1, onder b, gestelde grenswaarden, acht de voorzitter niet aannemelijk gemaakt dat de gestelde grenswaarden niet handhaafbaar zijn. Hierin ziet de voorzitter dan ook geen aanleiding tot het treffen van een voorlopige voorziening.
2.6. Geluidshinder Zandvoort stelt dat de luchtkwaliteit verslechtert door de toename van het aantal bezoekers en het aantal racewagens op het circuit vanwege de zeven extra UBO-dagen.
2.6.1. Het college heeft zich bij het bestreden besluit gebaseerd op het rapport 'Onderzoek met betrekking tot de luchtkwaliteit in de omgeving van Circuit Park Zandvoort' van 22 juni 2010, dat in opdracht van Exploitatie Circuit Park Zandvoort is opgesteld door Peutz BV. Volgens dit rapport wordt in de situatie na de uitbreiding met zeven extra UBO-dagen ruimschoots voldaan aan de grenswaarden voor stikstofdioxide en fijnstof zoals die gelden krachtens de Wet milieubeheer.
Geluidshinder Zandvoort heeft de gekozen uitgangspunten en de resultaten van het desbetreffende onderzoek niet gemotiveerd betwist. De voorzitter acht op grond van de beschikbare gegevens niet aannemelijk dat de luchtkwaliteit door de uitbreiding van het aantal UBO-dagen zodanig verslechtert dat de krachtens de Wet milieubeheer geldende grenswaarden worden overschreden. Gelet hierop ziet de voorzitter evenmin aanleiding tot het treffen van een voorlopige voorziening.
2.7. Gelet op het voorgaande bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. C. Sparreboom, ambtenaar van staat.
w.g. Van Diepenbeek w.g. Sparreboom
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 19 mei 2011