ECLI:NL:RVS:2011:BQ5904

Raad van State

Datum uitspraak
25 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201007740/1/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • Th.C. van Sloten
  • J.G.C. Wiebenga
  • E. Helder
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan en bouwvergunning voor het nieuwe Havenkwartier in Lisse

In deze zaak gaat het om de goedkeuring van het bestemmingsplan voor de bouw van acht woningen aan de Hobahostraat in Lisse, vastgesteld door de raad van de gemeente Lisse op 23 juni 2010. De Eigenaren Hobahostraat en een andere appellant hebben beroep ingesteld tegen dit besluit, evenals tegen de verleende bouw- en kapvergunningen. De appellanten vrezen voor aantasting van hun woon- en leefklimaat door geluidoverlast, verminderde lichtinval, parkeeroverlast en verlies van uitzicht. De raad van de gemeente Lisse heeft echter betoogd dat de nieuwbouw past binnen het rijks- en provinciaal beleid en dat de voorziene woningen geen ernstige hinder zullen veroorzaken. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 8 maart 2011 behandeld en op 25 mei 2011 uitspraak gedaan. De Afdeling oordeelt dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de bouw van de woningen niet zal leiden tot ernstige geluidoverlast of andere hinder voor de appellanten. De Afdeling wijst erop dat de afstand tussen de bestaande woningen en de nieuw te bouwen woningen voldoende is om ernstige hinder te voorkomen. Ook de parkeerbehoefte is adequaat berekend en de raad heeft de belangen van de appellanten in redelijkheid afgewogen tegen de noodzaak voor woningbouw. De beroepen van de appellanten worden ongegrond verklaard.

Uitspraak

201007740/1/R1.
Datum uitspraak: 25 mei 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellant sub 1 A], [appellant sub 1 B], [appellant sub 1 C], [appellante sub 1 D], [appellant sub 1 E], [appellant sub 1 F] (hierna: Eigenaren Hobahostraat), allen wonend te Lisse,
2. [appellant sub 2], wonend te Lisse,
en
1. de raad van de gemeente Lisse,
2. het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lisse,
verweerders.
1. Procesverloop
Bij besluit van 23 juni 2010, kenmerk WO12970/340, heeft de raad het bestemmingsplan "'t nieuwe Havenkwartier eerste fase" vastgesteld.
Bij besluit van 23 juni 2010, kenmerk WO12348-22173, heeft het college een bouwvergunning verleend aan Centrumplan Lisse B.V. voor de bouw van acht herenhuizen op het parkeerterrein aan de Hobahostraat.
Bij besluit van 24 juni 2010, kenmerk W003737/22006, heeft het college een kapvergunning verleend aan de gemeente Lisse voor het kappen van zes bomen aan de noordzijde van de Hobahostraat.
Tegen bovengenoemde besluiten hebben Eigenaren Hobahostraat bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 10 augustus 2010, en [appellant sub 2] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 5 augustus 2010, beroep ingesteld.
De raad en het college hebben een verweerschrift ingediend.
De raad en [appellant sub 2] hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 maart 2011, waar Eigenaren Hobahostraat, in de persoon van [appellant sub 1 A],
[appellant sub 2] en het college, vertegenwoordigd door M.A.M. Randsdorp, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is daar de besloten vennootschap Provastgoed Nederland B.V., vertegenwoordigd door ir. L.L.C. Bijloos, werkzaam bij Provastgoed Nederland B.V., gehoord.
2. Overwegingen
2.1. De besluiten van 23 juni 2010 en 24 juni 2010 zijn op grond van artikel 3.30, eerste lid, onder b, en artikel 3.32 van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) gecoördineerd voorbereid en bekendgemaakt.
Ten aanzien van het bestemmingsplan
2.2. Het bestemmingsplan voorziet in de bouw van acht geschakelde woningen op een voormalig parkeerterrein aan de Hobahostraat.
2.3. Eigenaren Hobahostraat en [appellant sub 2] vrezen voor aantasting van hun woon- en leefklimaat. Volgens Eigenaren Hobahostraat is onduidelijk wat de gevolgen zijn van de realisering van de voorziene woningbouw met betrekking tot geluid, omdat een 30 km-zone geen waarborg biedt dat de voorziene woningbouw niet zal leiden tot geluidoverlast. Daarnaast vrezen Eigenaren Hobahostraat, gelet op de afstand van hun woningen tot de voorziene woningbouw, voor verminderde lichtinval. Verder is onduidelijk of het plan niet zal leiden tot parkeeroverlast, aldus Eigenaren Hobahostraat. [appellant sub 2] vreest voor een verlies van uitzicht en zonlicht alsmede voor aantasting van zijn privacy. Daarnaast leidt de nieuwbouw tot verstoring van de waterhuishouding, omdat meer woningen op de riolering zullen worden aangesloten, aldus [appellant sub 2].
2.3.1. De raad stelt zich op het standpunt dat het bebouwen van een onbebouwd parkeerterrein met acht woningen past binnen het rijksbeleid en het provinciale beleid en dat de voorziene eengezinswoningen harmoniëren met de directe omgeving.
De raad stelt zich ten aanzien van de vrees van Eigenaren Hobahostraat voor geluidoverlast op het standpunt dat het slechts gaat om een toevoeging van acht woningen. Daarnaast brengt een 30 km-zone, waarvan de Hobahostraat deel gaat uitmaken, volgens de raad een relatief lage geluidbelasting met zich. De raad acht het voorts opmerkelijk dat Eigenaren Hobahostraat een verslechtering van daglichttoetreding verwachten, nu de voorziene woningen op een ruime afstand van 18 meter van hun woningen gelegen zijn en er is gekozen voor dwarskappen. Voorts stelt de raad zich op het standpunt dat het parkeerterrein sinds 2005 weliswaar als openbaar toegankelijk parkeerterrein fungeert, maar dat het terrein eigendom is van een particulier. Oorspronkelijk heeft het terrein altijd een functie gehad als parkeerterrein voor de naastgelegen veiling Hobaho, zodat er volgens de raad geen verslechtering maar een verbetering ten aanzien van het aantal parkeerplaatsen optreedt. Met het hanteren van een parkeernorm van 1,4 parkeerplaats per woning is een parkeerbehoefte berekend van 11 parkeerplaatsen. Er worden parkeerplaatsen aan de Schoolstraat gerealiseerd, parkeerplaatsen op de oprit van de voorziene woningen zonder garage en parkeerplaatsen bij de voorziene woningen met een lange oprit met garage. Daarnaast worden aan de zuidzijde van de [locatie 1] parkeerplaatsen gerealiseerd.
Met betrekking tot het betoog van [appellant sub 2] stelt de raad zich op het standpunt dat uit de bezonningsdiagrammen volgt dat in de maatgevende periode van maart tot en met september als gevolg van de nieuwbouw geen schaduwhinder optreedt. In de wintermaanden suggereren de diagrammen enige schaduwhinder, maar deze schaduw is te verwaarlozen omdat de schemering in de winter in de middag al intreedt zodat de slagschaduw zich niet of nauwelijks manifesteert. Verder stelt de raad zich op het standpunt dat de problemen met betrekking tot de waterhuishouding bij [appellant sub 2] niet worden ontkend, maar dat deze problemen niet in verband staan met de voorziene woningbouw en derhalve in deze procedure niet aan de orde kunnen komen. Overigens verricht adviesbureau Arcadis thans nader onderzoek om de overlast te verminderen, aldus de raad.
2.3.2. De woningen zijn voorzien op een voormalig parkeerterrein met ongeveer 80 parkeerplaatsen.
Op de verbeelding staan ten behoeve van de woningen drie bouwvlakken met een maximale goothoogte van 7 meter en een maximale bouwhoogte van 12,5 meter aangegeven. Tussen deze bouwvlakken liggen twee bouwvlakken ten behoeve van garages met een maximale bouwhoogte van 3,5 m.
De woningen van Eigenaren Hobahostraat aan de [locatie 2 t/m 6] zijn gelegen ten zuiden van het plangebied op ongeveer 17 meter afstand van de voorziene woningbouw. De woning van [appellant sub 2] is gelegen aan de [locatie 7] op ongeveer 25 meter afstand. Het perceel van [appellant sub 2] grenst niet aan het plangebied. Op het tussenliggende perceel staat deels bebouwing.
2.3.3. Ingevolge artikel 77, van de Wet geluidhinder (hierna: Wgh), voor zover van belang, wordt bij het voorbereiden van de vaststelling van een bestemmingsplan dat geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op gronden, behorende tot een zone als bedoeld in artikel 74, vanwege het college van burgemeester en wethouders een akoestisch onderzoek ingesteld.
Ingevolge artikel 74, eerste lid en tweede lid onder b, van diezelfde wet, voor zover van belang, heeft een weg geen zone indien het wegen betreft waarvoor een maximum snelheid van 30 kilometer per uur geldt.
2.3.4. De Afdeling overweegt met betrekking tot de vrees van Eigenaren Hobahostraat voor geluidoverlast als volgt. Ter zitting heeft de raad aangegeven dat thans geen 30 km-regime van toepassing is op de Hobahostraat, maar dat deze straat in de nabije toekomst wel deel gaat uitmaken van een 30 km-zone, hetgeen ter zitting niet is bestreden. De Afdeling ziet geen aanleiding om te veronderstellen dat dit regime niet zal worden ingevoerd. Gelet op artikel 74, eerste en tweede lid, aanhef en onder b, in samenhang met artikel 77 van de Wet geluidhinder, behoeft bij het voorbereiden van de vaststelling van een bestemmingsplan geen akoestisch onderzoek te worden ingesteld indien voor een weg een maximumsnelheid geldt van 30 kilometer per uur. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in haar uitspraak van 12 februari 2003, zaak nr.
200203450/1kan onder "gelden" in artikel 74, tweede lid, aanhef en onder b, van de Wet geluidhinder ook "zal gaan gelden" worden verstaan. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in haar uitspraak van 12 maart 2008 in zaak nr.
200701603/1, rechtvaardigt de omstandigheid dat de Wgh niet van toepassing is evenwel niet de conclusie dat het plan uit een oogpunt van geluidsbelasting zonder meer in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. Echter, niet aannemelijk is dat de acht voorziene woningen een zodanige toename van het aantal verkeersbewegingen tot gevolg zullen hebben dat dit zal leiden tot ernstige geluidoverlast, nog daargelaten dat niet is uitgesloten dat het aantal verkeersbewegingen zal dalen nu het parkeerterrein met ongeveer 80 parkeerplaatsen niet meer in gebruik zal zijn. Gelet hierop heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat een akoestisch onderzoek niet noodzakelijk was en bestaat er geen aanleiding voor het oordeel dat het plan zal leiden tot ernstige geluidsoverlast.
2.3.5. Voorts oordeelt de Afdeling dat, gelet op de afstand tussen de bestaande woningen van onder meer Eigenaren Hobahostraat en de nieuw te bouwen woningen, de onderbreking daarvan door de geschakelde garages en de noordelijke situering, de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de bouw van de woningen niet zal leiden tot een zodanige vermindering van de lichtinval dat daarvan ernstige hinder zal worden ondervonden.
2.3.6. Met betrekking tot de berekening van de parkeerbehoefte stelt de Afdeling voorop dat daarbij van belang is de parkeerbehoefte als gevolg van de acht voorziene woningen. De raad hoefde hierbij geen rekening te houden met het verdwijnen van het parkeerterrein, omdat dit terrein in particulier eigendom na sluiting van de veiling Hobaho slechts tijdelijk als openbaar parkeerterrein in gebruik was, hetgeen niet is bestreden. Bij de berekening van de behoefte aan parkeerplaatsen is door de raad bij de kaderstelling voor de herontwikkeling van het Hobahogebied een vastgestelde parkeernorm van 1,4 parkeerplaats per woning toegepast. De parkeerbehoefte als gevolg van het plan bedraagt 11 parkeerplaatsen, hetgeen Eigenaren Hobahostraat in beroep niet hebben bestreden. De raad heeft ter zitting bevestigd dat 6 parkeerplaatsen worden gesitueerd in het plangebied bij de te bouwen woningen en 4 langsparkeerplaatsen in de Schoolstraat. Het ter plaatse geldende plan staat de aanleg van deze parkeerplaatsen toe. In hetgeen Eigenaren Hobahostraat hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat in de omgeving zodanige parkeerdruk bestaat, dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt kon stellen dat het plan niet tot ernstige parkeeroverlast voor de Eigenaren Hobahostraat leidt.
2.3.7. De Afdeling overweegt ten aanzien van het betoog van [appellant sub 2] dat in het algemeen aan een hiervoor geldend bestemmingsplan en aan een bestaand uitzicht geen blijvende rechten kunnen worden ontleend. De raad kan op grond van gewijzigde planologische inzichten en na afweging van alle betrokken belangen andere bestemmingen en voorschriften voor gronden vaststellen. In onderhavig geval heeft de raad in redelijkheid een groter gewicht kunnen toekennen aan het realiseren van woningbouw dan aan het handhaven van het bestaande uitzicht van [appellant sub 2]. De raad heeft hierbij van belang kunnen achten dat [appellant sub 2] in het centrum van Lisse woont en dat hij derhalve rekening dient te houden met bebouwing in de omgeving.
2.3.8. Voorts overweegt de Afdeling dat uit de bezonningsdiagrammen volgt dat op het perceel van [appellant sub 2] als gevolg van de nieuwbouw alleen in de wintermaanden in zeer geringe mate schaduwhinder zal ontstaan. Gelet hierop heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het verlies van zonlicht niet dusdanig groot is dat [appellant sub 2] daarvan ernstige hinder zal ondervinden.
2.3.9. Ten aanzien van de vrees voor aantasting van privacy overweegt de Afdeling dat de voorziene woningbouw op een afstand van 25 meter is gelegen van de woning van [appellant sub 2]. Gelet op deze afstand en de reeds aanwezige woonbebouwing op aangrenzende percelen oordeelt de Afdeling dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de voorziene woningbouw niet leidt tot een aantasting van de privacy voor [appellant sub 2].
2.3.10. Voor zover [appellant sub 2] betoogt dat hij problemen verwacht met de waterhuishouding, oordeelt de Afdeling dat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat de realisering van acht woningen in dusdanige mate zal bijdragen aan een verslechtering van de waterhuishouding dat het plan in redelijkheid geen doorgang zou mogen vinden. Verder staat in de plantoelichting dat het Hoogheemraadschap van Rijnland op 29 september 2008 een positief wateradvies heeft uitgebracht met betrekking tot de bouw van de desbetreffende acht woningen.
2.4. In hetgeen Eigenaren Hobahostraat en [appellant sub 2] hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
Ten aanzien van de bouwvergunning en de kapvergunning
2.5. Om de woningbouw aan de Hobahostraat mogelijk te maken zijn een bouwvergunning en kapvergunning verleend.
2.6. [appellant sub 2] betoogt dat het college ten onrechte de plicht tot vergoeding van mogelijke schade aan zijn pand ten gevolge van onder meer heiwerkzaamheden en zwaar verkeer bij de bouwer onderbrengt. In geval van een faillissement van de bouwer zal de schade niet verhaald kunnen worden, aldus [appellant sub 2].
2.6.1. Het college stelt zich op het standpunt dat het gebruikelijk is dat de bouwer de schade vergoedt indien zich schade voordoet. Daarnaast is er ook geen andere partij om de schade op te verhalen.
2.6.2. De Afdeling is van oordeel dat het betoog van [appellant sub 2] ziet op de uitvoering van het bouwplan en derhalve niet in deze procedure voor zover deze ziet op de bouwvergunning aan de orde kan komen.
2.7. [appellant sub 2] betoogt dat de bouwvergunning in strijd met de welstandsappendix is verleend. Er is niet voldaan aan het uitgangspunt voor bestaande kleinschalige bebouwing en groen van de bomen langs de Hobahostraat. In dat verband voert hij aan dat de voorziene woningen niet aansluiten op bestaande bebouwing, gelet op het verschil in nokhoogte en het type dak.
2.7.1. Ingevolge artikel 44, eerste lid, aanhef onder d, van de Woningwet, zoals deze luidde ten tijde van belang, mag een bouwvergunning slechts en moet deze worden geweigerd indien het uiterlijk of de plaatsing van het bouwwerk in strijd is met redelijke eisen van welstand.
2.7.2. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 6 mei 2009 in zaak nr.
200804977/1) mag het college, hoewel het niet aan een welstandsadvies is gebonden en de verantwoordelijkheid voor welstandstoetsing bij hem berust, aan het advies in beginsel doorslaggevende betekenis toekennen. Tenzij het advies naar inhoud of wijze van totstandkoming zodanige gebreken vertoont dat het college dit niet - of niet zonder meer - aan zijn oordeel omtrent de welstand ten grondslag heeft mogen leggen, behoeft het overnemen van een welstandsadvies in beginsel geen nadere toelichting. Dit is anders indien de aanvrager of een derde-belanghebbende een advies overlegt van een andere deskundig te achten persoon of instantie dan wel gemotiveerd aanvoert dat het welstandsadvies in strijd is met de volgens de welstandsnota geldende criteria. Ook laatstgenoemde omstandigheid kan aanleiding geven tot het oordeel dat het besluit van het college in strijd is met artikel 44, eerste lid, aanhef en onder d, van de Woningwet of niet berust op een deugdelijke motivering. Dit neemt echter niet weg dat een welstandsnota criteria kan bevatten die zich naar hun aard beter lenen voor beoordeling door een deskundige dan voor beoordeling door een aanvrager of derde-belanghebbende.
De Afdeling overweegt dat de welstandscommissie op 22 december 2009 een advies heeft uitgebracht waarin staat dat de bouwvergunning niet strijdig is met redelijke eisen van welstand. Voor zover [appellant sub 2] betoogt dat het verdwijnen van het groen in strijd is met de welstandsappendix, overweegt de Afdeling dat dit geen aspect betreft dat betrekking heeft op uiterlijk of plaatsing van het bouwwerk, zodat dit niet bij de welstandstoetsing betrokken kan worden. Ten aanzien van de bebouwing staat in de hoofdlijnen van de welstandsappendix Herontwikkeling Hobaho Havenkwartier dat rond de locatie van de nieuwbouw bescheiden woningen en kleine bedrijvigheid naast flinke appartementsblokken en kantoorgebouwen staan. Als uitgangspunt staat vermeld dat waar de maat en schaal bij de herontwikkeling kunnen toenemen de gebouwen samen een afwisselend ensemble moeten vormen met straatwanden die de omgeving recht doen. De nieuwbouw moet de bouwblokken op een logische wijze afmaken en een nieuw gezicht geven, met aandacht voor ritme en verbijzonderingen in onder meer contrasten tussen hoge en lage bebouwing. Voorts staat met betrekking tot de Hobahostraat vermeld dat de Hobahostraat enerzijds een grotere schaal bebouwing aan kan, maar niet is gebaat bij een gesloten bebouwingswand. De woningen worden gebouwd in drie blokken van 2 à 3 woningen met tussengelegen garages en zijn voorzien van een dwarskap. Gelet op het voorgaande en nu niet is gebleken dat het welstandsadvies zodanige gebreken vertoont dat het college dit niet in redelijkheid aan zijn oordeel over de welstand ten grondslag mocht leggen, ziet de Afdeling geen grond voor het oordeel dat het college het bouwplan in strijd met de welstandsappendix had moeten achten.
2.7.3. Voor zover Eigenaren Hobahostraat betogen dat onvoldoende onderzoek is verricht naar de herinrichting van de Hobahostraat, oordeelt de Afdeling dat nu de bouwvergunning en de kapvergunning niet zien op de herinrichting van de Hobahostraat, het college zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat de herinrichting in deze procedure niet aan de orde is.
2.7.4. Voor zover Eigenaren Hobahostraat betogen dat de nieuw te planten bomen aan hun zijde van de Hobahostraat leiden tot verminderde lichtinval en het college de naam van deze bomen had moeten noemen, overweegt de Afdeling dat in de kapvergunning geen verplichting tot herplanting van bomen is opgenomen. Het besluit voorziet derhalve niet in de nieuw te planten bomen, zodat de beroepsgrond ten aanzien van nieuw te planten bomen niet in deze procedure aan de orde kan komen.
2.7.5. Hetgeen Eigenaren Hobahostraat en [appellant sub 2] hebben aangevoerd geeft geen aanleiding voor het oordeel dat de bouwvergunning en de kapvergunning zijn voorbereid of genomen in strijd met het recht.
Conclusie
2.8. De beroepen van Eigenaren Hobahostraat en [appellant sub 2] zijn ongegrond.
2.9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart de beroepen van [appellant sub 2] en [appellant sub 1 A], [appellant sub 1 B], [appellant sub 1 C], [appellante sub 1 D], [appellant sub 1 E] en [appellant sub 1 F] ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, voorzitter, en mr. J.G.C. Wiebenga en mr. E. Helder, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Soede, ambtenaar van staat.
w.g. Van Sloten w.g. Soede
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 25 mei 2011
270-668.