ECLI:NL:RVS:2011:BQ5907

Raad van State

Datum uitspraak
25 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201008995/1/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.C. Kranenburg
  • A.J. Soede
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Noordwest deelgebied 1, Agnetapark en de bescherming van cultuurhistorische waarden

Op 27 mei 2010 heeft de raad van de gemeente Delft het bestemmingsplan "Partiële herziening bestemmingsplan Noordwest deelgebied 1, Agnetapark" vastgesteld. Tegen dit besluit hebben appellanten op 13 september 2010 beroep ingesteld bij de Raad van State. De raad heeft een verweerschrift ingediend en nadere stukken overgelegd. De zaak is op 12 april 2011 ter zitting behandeld, waarbij appellanten werden bijgestaan door mr. R.T.M. Lagerwij van Achmea rechtsbijstand, en de raad werd vertegenwoordigd door mr. K.J. de Boer en ir. E. Rijneveld van de gemeente Delft.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft overwogen dat het bestemmingsplan is vastgesteld ter bescherming van het beschermde stadsgezicht "Agnetapark" en dat het plan enkele aanvullende beschermende maatregelen bevat. Appellanten betogen dat de raad ten onrechte de dubbelbestemming "Cultuurhistorisch waardevolle bebouwing" niet heeft toegekend aan de percelen aan de Laan van Altena. Zij stellen dat de bouwkundige eenheid binnen het beschermd stadsgezicht in gevaar komt door verschillende bouwregels voor de percelen aan de Laan van Altena en die met de dubbelbestemming.

De raad heeft echter betoogd dat het plan voldoende bescherming biedt en dat niet alle objecten binnen het stadsgezicht even waardevol zijn. De Afdeling heeft geconcludeerd dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de bebouwing aan de Laan van Altena niet bijzonder waardevol is en dat de bestaande bouwregeling niet onaanvaardbaar ruim is. De Afdeling heeft het beroep van appellanten ongegrond verklaard, waarbij is vastgesteld dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 25 mei 2011.

Uitspraak

201008995/1/R1.
Datum uitspraak: 25 mei 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellanten], beiden wonend te Delft,
en
de raad van de gemeente Delft,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 27 mei 2010 heeft de raad het bestemmingsplan "Partiële herziening bestemmingsplan Noordwest deelgebied 1, Agnetapark" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellanten] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 13 september 2010, beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De raad heeft nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 april 2011, waar [appellanten], bijgestaan door mr. R.T.M. Lagerwij, werkzaam bij Achmea rechtsbijstand, en de raad, vertegenwoordigd door mr. K.J. de Boer en ir. E. Rijneveld, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het plan is vastgesteld ter bescherming van het beschermde stadsgezicht "Agnetapark". Daarnaast voorziet het plan in nog enkele aanvullende beschermende maatregelen. Het plangebied is gelegen in het noordwestelijke deel van de gemeente Delft en omvat onder meer het Oude en Nieuwe Agnetapark.
2.2. [appellanten] betogen dat de raad ten onrechte de dubbelbestemming "Cultuurhistorisch waardevolle bebouwing" niet heeft toegekend aan de percelen aan de Laan van Altena dan wel voor deze percelen niet in dezelfde bouwregels heeft voorzien als voor percelen met de dubbelbestemming "Cultuurhistorisch waardevolle bebouwing". Zij voeren hiertoe aan dat de bouwkundige eenheid binnen het beschermd stadsgezicht gevaar loopt indien er verschillende bouwregels gelden voor percelen aan de Laan van Altena en percelen met de dubbelbestemming "Cultuurhistorisch waardevolle bebouwing" als gevolg van de doorkijk vanaf de Heemskerkstraat. [appellanten] voeren verder aan dat vanwege de bouwmogelijkheden voor de percelen aan de Laan van Altena de privacy, het uitzicht en de lichtinval van de percelen aan de Heemskerkstraat onevenredig kunnen worden beperkt, waardoor hun woning aan de [locatie] in waarde zal verminderen.
2.3. De raad betoogt dat het plan het beschermde stadsgezicht voldoende beschermt. Hiertoe voert de raad aan dat uit onderzoek is gebleken dat niet alle objecten binnen het beschermde stadsgezicht even waardevol zijn. Omdat de bebouwing aan de Laan van Altena niet bijzonder waardevol is, hoefde aan de Laan van Altena niet de dubbelbestemming "Cultuurhistorisch waardevolle bebouwing" toegekend te worden. Daarnaast voert de raad aan dat de bestaande bouwregeling voor de percelen aan de Laan van Altena niet onaanvaardbaar ruim is en derhalve niet gewijzigd hoefde te worden.
2.4 Het plan kent aan een aantal percelen aan onder meer de Heemskerkstraat ter plaatse van de bebouwing de dubbelbestemming "Cultuurhistorisch waardevolle bebouwing" toe. Deze dubbelbestemming is niet aan de percelen aan de Laan van Altena ter plaatse van de bebouwing toegekend. Aan de achtererven van de percelen aan de Laan van Altena is de bestemming "Tuin" toegekend.
Ingevolge artikel 1 van de planregels zijn op het plan de voorschriften van het bestemmingsplan "Noordwest, deelgebied 1" van overeenkomstige toepassing met uitzondering van het voorschrift tuin.
Ingevolge artikel 3, eerste lid, zijn de gronden die op de kaart zijn aangewezen met de bestemming "Tuin" bestemd voor zij- en achtererven en andere buitenruimten behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen. Aan- en uitbouwen mogen tevens gebruikt worden conform de bestemming van het aangrenzende hoofdgebouw.
Ingevolge het tweede lid, aanhef en onder c, mogen op gronden met de bestemming "Tuin" uitsluitend bouwwerken ten behoeve van deze bestemming worden gebouwd met dien verstande dat per terreineenheid maximaal 20% van de totale grondoppervlakte mag worden bebouwd, met dien verstande dat 15 m2 bebouwd oppervlak in ieder geval is toegestaan en dat nooit meer dan 40 m2 mag worden bebouwd.
Ingevolge het derde lid, onder a, is het college van burgemeester en wethouders bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 2 sub c voor bebouwing per terreineenheid van maximaal 50% van de totale grondoppervlakte en dat nooit meer dan 60 m2 mag worden bebouwd. Alvorens over het verlenen van ontheffing te beslissen, wint het college schriftelijk advies in bij de Commissie voor welstand en monumenten omtrent de vraag of geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische waarde van de bebouwing en de eventueel te stellen voorwaarden.
Ingevolge artikel 4, eerste lid, zijn de op de verbeelding aangewezen gronden met de bestemming "Cultuurhistorisch waardevolle bebouwing" primair bestemd voor het behoud en herstel van actuele en het benutten van potentiële cultuurhistorische waarden en secundair bestemd voor de andere op de verbeelding aangegeven bestemmingen.
Ingevolge het tweede lid, geldt, voor zover van belang, voor het bouwen van bouwwerken op gronden met de bestemming "Cultuurhistorisch waardevolle bebouwing" dat op alle locaties de vergroting en/of verandering van de bestaande bebouwing uitsluitend is toegestaan, indien de vergroting en/of verandering niet zichtbaar is vanaf de openbare weg.
Ingevolge artikel 13, tweede lid, aanhef en onder c, van de voorschriften van het bestemmingsplan "Noordwest, deelgebied 1", mag op gronden met de bestemming "Tuin" per terreineenheid maximaal 50% van de totale grondoppervlakte worden bebouwd, met dien verstande dat 15 m2 bebouwd oppervlak in ieder geval is toegestaan en dat nooit meer dan 60 m2 mag worden bebouwd.
2.5 In de plantoelichting staat dat de dubbelbestemming "Cultuurhistorisch waardevolle bebouwing" is toegekend op grond van het onderzoek 'Monumenten Inventarisatie Project betreffende architectuur en stedenbouw uit de periode 1800-1840' en het Rapport 'Delft. Naoorlogse architectuur en stedenbouw 1940-1970'. In het verweerschrift heeft de raad gesteld dat een nader onderscheid dient te worden gemaakt tussen beeldbepalende en beeldondersteunende bebouwing. Volgens de raad behoren de woningen met de dubbelbestemming "Cultuurhistorisch waardevolle bebouwing" door hun goede en verzorgde architectuur tot de beeldbepalende bebouwing. Andere bebouwing is volgens de raad niet zo zeldzaam dat de dubbelbestemming gerechtvaardigd is. In hetgeen [appellanten] hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad, hoewel vanaf de Heemskerkstraat enig zicht is op de achterzijde van de woningen aan de Laan van Altena, zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de bebouwing in het beschermde stadsgezicht niet in gelijke mate hoeft te worden beschermd. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat de Rijksdienst voor de Monumentenzorg (thans: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed) te kennen heeft gegeven dat voldoende bescherming wordt geboden.
2.6 [appellanten] hebben niet aannemelijk gemaakt dat als gevolg van het plan in zoverre een vermindering van de waarde van hun woning zal optreden. Hierbij neemt de Afdeling in aanmerking dat het plan de bouwmogelijkheden op de achtererven van de percelen aan de Laan van Altena op grond van het bestemmingsplan "Noordwest, deelgebied 1" niet ten nadele van [appellanten] wijzigt. Voorts worden de bouwmogelijkheden voor de bebouwing aan de Laan van Altena niet gewijzigd ten opzichte van het voormelde bestemmingsplan. Anders dan [appellanten] betogen brengt het plan geen extra beperking van privacy, uitzicht en lichttoetreding met zich.
2.7 In hetgeen [appellanten] hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan in zoverre strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Het beroep is ongegrond.
2.8 Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.C. Kranenburg, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Soede, ambtenaar van staat.
w.g. Kranenburg w.g. Soede
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 25 mei 2011
270-703.