ECLI:NL:RVS:2011:BQ5919

Raad van State

Datum uitspraak
25 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201003349/1/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • Th.C. van Sloten
  • M.W. Wijers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Werklandschap Overasselt en de gevolgen voor bedrijfsvoering

In deze zaak heeft de Raad van State op 25 mei 2011 uitspraak gedaan over het bestemmingsplan "Werklandschap Overasselt" dat op 17 december 2009 door de raad van de gemeente Heumen is vastgesteld. [appellante], gevestigd te Overasselt, heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, omdat zij vreest voor aantasting van haar bedrijfsvoering door de in het plan voorziene zorgwoningen en bedrijfswoningen. Tijdens de zitting op 21 april 2011 heeft [appellante] haar beroepsgronden met betrekking tot privacy, uitzicht en verkeersoverlast ingetrokken, maar bleef bezorgd over geluidsoverlast en de toekenning van milieucategorie 2 aan haar perceel.

De raad van de gemeente Heumen heeft in zijn verweerschrift gesteld dat de indeling van [appellante]'s bedrijf in milieucategorie 2 correct is en dat de aanbevolen richtafstanden in acht zijn genomen. De Afdeling bestuursrechtspraak heeft echter geoordeeld dat de raad onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de geluidsbelasting van de voorziene zorgwoningen in relatie tot de bedrijfsactiviteiten van [appellante]. De Afdeling concludeert dat het bestreden besluit in strijd is met de zorgvuldigheidseisen van de Algemene wet bestuursrecht, met name voor de plandelen met de bestemming "Maatschappelijk" en "Bedrijf".

De Raad van State heeft het beroep gedeeltelijk gegrond verklaard en het besluit van de raad van de gemeente Heumen vernietigd voor de plandelen die betrekking hebben op de zorginstelling en het bedrijf, terwijl het beroep voor het overige ongegrond werd verklaard. De raad is veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van [appellante]. Deze uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige afwegingen bij de vaststelling van bestemmingsplannen, vooral wanneer deze invloed hebben op bestaande bedrijfsactiviteiten.

Uitspraak

201003349/1/R2.
Datum uitspraak: 25 mei 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante], gevestigd te Overasselt, gemeente Heumen,
en
de raad van de gemeente Heumen,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 17 december 2009 heeft de raad het bestemmingsplan "Werklandschap Overasselt" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellante] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 7 april 2010, beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening heeft desverzocht een deskundigenbericht uitgebracht.
[appellante] en de raad hebben hun zienswijze daarop naar voren gebracht.
[appellante] heeft nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 april 2011, waar [appellante], vertegenwoordigd door [gemachtigden] en bijgestaan door mr. H.Y.L. Goddijn, en de raad, vertegenwoordigd door A.C. Kneppers, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Buiten bezwaren van partijen zijn ter zitting nog stukken in het geding gebracht.
2. Overwegingen
2.1. Ter zitting heeft [appellante] haar beroepsgronden met betrekking tot aantasting van haar privacy in haar bedrijfswoning, verlies van uitzicht en verkeersoverlast als gevolg van de in het plan voorziene bedrijven ingetrokken.
2.2. Het plan strekt ertoe lichte vormen van bedrijvigheid en een woon-zorggebouw mogelijk te maken aan de noordzijde van de kern Overasselt.
2.3. [appellante] kan zich er niet mee verenigen dat het plan in zorgwoningen en bedrijfswoningen voorziet op een zodanige afstand tot haar bedrijf aan de [locatie] te Overasselt dat dit haar zal beperken in haar bedrijfsuitoefening. Verder betoogt zij dat in het plan ten onrechte aan haar perceel milieucategorie 2 is toegekend.
Voorts betoogt [appellante] dat zij als gevolg van de voorziene bedrijven naast haar perceel in haar bedrijfswoning geluidsoverlast zal ondervinden.
2.4. De raad stelt zich op het standpunt dat aangezien het bedrijf is ingedeeld in milieucategorie 2 en de daarbij in de brochure Bedrijven en milieuzonering van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (hierna: VNG-brochure) aanbevolen richtafstand in acht is genomen, [appellante] niet belemmerd wordt in haar bedrijfsvoering. Het plan leidt voorts niet tot een ernstige aantasting van de goede leefomgeving van haar bedrijfswoning, aldus de raad.
2.5. Ingevolge artikel 2.17, eerste lid en onder a, van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (hierna: het Activiteitenbesluit), voor zover hier relevant, geldt voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau en het maximaal geluidsniveau veroorzaakt door de in de inrichting aanwezige installaties en toestellen, alsmede door de in de inrichting verrichte werkzaamheden en activiteiten en laad- en losactiviteiten ten behoeve van en in de onmiddellijke nabijheid van de inrichting, dat het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau op de gevel van gevoelige gebouwen tussen 07:00 en 19:00 uur niet meer bedraagt dan 50 dB(A).
Ingevolge de tabel onder c, van dit artikel bedraagt het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau op de gevel van gevoelige gebouwen op het bedrijventerrein in deze periode niet meer dan 55 dB(A) en het maximaal geluidsniveau niet meer dan 75 dB(A).
2.5.1. In opdracht van de raad is in 1999 door het bureau Geluid van de gemeente Nijmegen een onderzoek verricht naar de geluidsbelasting op de omgeving van het bedrijf van [appellante], waarvan de conclusies zijn neergelegd in een rapport van 2 augustus 1999 (hierna: het rapport 1999). Tijdens dit onderzoek hebben geluidsmetingen plaatsgevonden bij het bedrijf van [appellante] en is de geluidsbelasting op onder meer de woning Kasteelsestraat 5 berekend. Deze woning ligt op een afstand van ongeveer 40 meter ten zuidwesten van de gevel van het bedrijf van [appellante]. Dit onderzoek heeft als uitgangspunt dat het testen van machines maximaal 2,5 minuut per dag zal duren en dat de gevelventilator maximaal 30 minuten per dag in werking is. Volgens dit rapport is op de gevel van de woning aan de Kasteelsestraat 5 een langtijdgemiddeld beoordelingsniveau van 38 dB(A) berekend en een maximaal geluidsniveau van 61 dB(A).
De in het plan voorziene zorgwoningen op het perceel achter Kasteelsestraat 5 zijn toegestaan vanaf een afstand van ongeveer 34 meter van het bedrijf van [appellante]. Het bureau Above Accoustics heeft op verzoek van de raad meegedeeld dat bij een dergelijk verschil in afstand ongeveer 2 dB(A) opgeteld moet worden bij de eerder berekende geluidsbelasting. Het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau voor de voorziene zorgwoningen bedraagt daarmee volgens Above Accoustics 40 dB(A).
In opdracht van [appellante] heeft het bureau Peutz een onderzoek uitgevoerd naar de geluidsbelasting op de voorziene zorgwoningen als gevolg van de huidige bedrijfsactiviteiten van [appellante]. De conclusies van dit onderzoek zijn neergelegd in een notitie van 26 maart 2010, en een rapport van 9 juli 2010 (hierna: het onderzoek Peutz). Dit onderzoek is erop gebaseerd dat de gevelventilator 2 tot 4 uur per dag in werking is en dat het testen van machines tot 4 uur per dag kan plaatsvinden. Het testen op hoger vermogen van de machines duurt volgens dit rapport maximaal 1 uur per dag. Het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau op de voorziene zorgwoningen bedraagt volgens het onderzoek Peutz 54 dB(A).
Naar aanleiding van het onderzoek Peutz heeft het bureau De Roever in opdracht van de raad een notitie opgesteld op 18 mei 2010 (hierna: de notitie van De Roever). Bij het gebruik van de apparaten gedurende de tijd die is aangehouden in het rapport 1999 leidt dit op een afstand van 30 meter, volgens De Roever, tot een langtijdgemiddeld beoordelingsniveau van 39 dB(A).
2.5.2. Volgens het deskundigenbericht van de StAB is de gevelventilator aan de westelijke gevel van de meest zuidelijke loods van het bedrijf van [appellante] een belangrijk geluidsemissiepunt voor gronden die ten westen daarvan liggen. Op een groot deel van deze gronden heeft het rapport 1999 geen betrekking. De StAB concludeert daarom dat het rapport 1999 geen volledig inzicht geeft in de geluidssituatie voor het gehele bouwvlak waar de zorgwoningen zijn voorzien. Op grond van het rapport 1999 en de notitie van De Roever is het volgens de StAB niet zeker dat het bedrijf van [appellante] ten aanzien van de voorziene zorgwoningen kan voldoen aan de voorschriften van het Activiteitenbesluit.
2.5.3. Ten aanzien van het betoog van [appellante] dat in het plan ten onrechte aan haar perceel milieucategorie 2 is toegekend, overweegt de Afdeling als volgt.
Ingevolge artikel 3, lid 3.1.1, onder a, van de planregels samen met de verbeelding, rust op het perceel van [appellante] de aanduiding "bedrijf tot en met categorie 2", waardoor bedrijven in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan.
Het bedrijf van [appellante] is een herstel- en handelsinrichting voor tuin- en parkmachines. In 1999 is krachtens de Wet milieubeheer een vergunning verleend aan het bedrijf van [appellante]. Onweersproken is dat het bedrijf van [appellante] thans een type B inrichting is in de zin van het Activiteitenbesluit.
Het betoog van [appellante] dat de raad haar bedrijf niet als "Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven" van de Staat van Bedrijfsactiviteiten die behoort tot de planregels en daarmee in categorie 2, als bedoeld in de VNG-brochure, had mogen indelen, faalt, nu het bedrijf gezien de werkzaamheden vergelijkbaar is met een bedrijf dat onder de genoemde omschrijving is te rangschikken. Ter zitting heeft de raad verklaard dat [appellante] haar huidige bedrijfsactiviteiten mag blijven uitoefenen en hierin niet zal worden belemmerd.
2.5.4. De categorie-indeling van de VNG-brochure is bedoeld om in nieuwe situaties voldoende afstand aan te houden tussen bedrijven en gevoelige objecten. Nu het hier gaat om een bestaand bedrijf dient onderzocht te worden welke hinder van het bedrijf is te verwachten op de voorziene nieuwe woningen in de omgeving. Daarvoor moet uitgegaan worden van de actuele situatie van het bedrijf.
Bij de vergunningverlening in 1999 is geen voorschrift opgenomen ten aanzien van de maximale tijdsduur van het proefdraaien of in gebruik zijn van de apparatuur in het bedrijf van [appellante]. Dit aspect behoefde daarom geen beoordeling tijdens de controle in 2007 naar de naleving van de vergunningsvoorschriften door het bedrijf van [appellante]. Dat [appellante] op grond van artikel 1.10 van het Activiteitenbesluit geen melding heeft gedaan van een verandering in de werkzaamheden leidt er niet toe dat de veranderde werkzaamheden niet uitgeoefend mogen worden.
Het rapport 1999 ziet niet op het grootste deel van de gronden waar de zorgwoningen zijn voorzien. Dit rapport is daarom niet te gebruiken zonder het maken van nieuwe berekeningen, waarbij rekening gehouden wordt met eventueel veranderde werkzaamheden. Blijkens de notitie van De Roever zijn er nieuwe berekeningen gemaakt, doch uitsluitend op basis van de tijdsduur van de geluidsproducerende bedrijfsactiviteiten in 1999.
Met [appellante] is de Afdeling van oordeel dat de raad niet zonder meer had mogen uitgaan van de gegevens die ten grondslag lagen aan het rapport 1999. Gezien ook de aanzienlijke tijdspanne die ligt tussen het rapport 1999 en de vaststelling van het plan, had het in de rede gelegen om nadere informatie te verkrijgen ten einde de geluidsemissie van het bedrijf van [appellante] in kaart te brengen. Dat geen nader onderzoek is verricht klemt des te meer aangezien de voorziene zorgwoningen dichterbij het perceel van [appellante] zijn voorzien dan de woning aan de Kasteelsestraat 5. De raad heeft zich gezien het vorenstaande derhalve niet zonder nader onderzoek op het standpunt mogen stellen dat de voorziene zorgwoningen niet leiden tot een onevenredige belemmering van de bedrijfsuitoefening van [appellante]. Dit betoog van [appellante] slaagt.
2.6. Ingevolge artikel 3, lid 3.1.1, aanhef en onder e, van de planregels zijn de voor "Bedrijf" aangewezen gronden bestemd voor een bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning" met dien verstande dat per bedrijf maximaal één bedrijfswoning is toegestaan.
Ingevolge artikel 3, lid 3.2.1, onder b, sub 2, van de planregels worden de voorgevels van bedrijfswoningen gebouwd in de gevellijn.
Ingevolge dit artikel onder e, bedraagt de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 2,5 meter.
2.6.1. Ten aanzien van het betoog van [appellante] dat het plan bedrijfswoningen mogelijk maakt op een afstand waarbij het bedrijf van [appellante] niet kan voldoen aan de wettelijke geluidsnormen, overweegt de Afdeling als volgt.
Het perceel ten noordwesten van het perceel van [appellante] sluit direct aan op haar perceel. Een bedrijfswoning op dit noordwestelijk gelegen perceel is, ingevolge artikel 3, lid 3.2.1, onder b, sub 2, en onder e, van de planregels, gelezen in samenhang met de verbeelding, reeds mogelijk op een afstand van 2,5 meter vanaf de perceelsgrens van het perceel van [appellante]. Op een dergelijke afstand is op voorhand niet aannemelijk dat het bedrijf van [appellante] kan voldoen aan de wettelijke geluidsnormen. De raad heeft zich derhalve niet in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan in zoverre niet leidt tot een onevenredige belemmering van de bedrijfsactiviteiten van [appellante]. Ook dit betoog van [appellante] slaagt.
2.6.2. Ten aanzien van het betoog van [appellante] dat zij als gevolg van het plan in haar bedrijfswoning vreest voor geluidsoverlast, overweegt de Afdeling als volgt.
Het plan kent de bestemming "Bedrijf" onder meer toe aan het perceel direct aangrenzend aan het perceel van [appellante]. Dit perceel ligt op een afstand van ongeveer 44 meter tot de gevel van de bedrijfswoning van [appellante].
Aangezien er rondom het perceel van [appellante] overwegend bedrijfsbestemmingen in het plan zijn opgenomen kan dit perceel gezien worden als liggende op een bedrijventerrein in de zin van artikel 1.1, onder 1, van het Activiteitenbesluit. Nu het gaat om een nieuw bedrijventerrein zullen de in het plan voorziene bedrijven derhalve moeten voldoen aan de geluidsnormen als bedoeld in artikel 2.17c van het Activiteitenbesluit. Gezien de aard van het gebied en de maximaal toegestane categorie ≤3.1 op het perceel grenzend aan het perceel van [appellante] heeft de raad onvoldoende inzichtelijk gemaakt dat een daar te vestigen bedrijf ten aanzien van de bedrijfswoning van [appellante] kan voldoen aan de vorengenoemde geluidsnormen. Dit betoog van [appellante] slaagt eveneens.
2.6.3. In hetgeen [appellante] heeft aangevoerd ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit is genomen in strijd met de bij het voorbereiden van een besluit te betrachten zorgvuldigheid, voor zover dit betreft het plandeel met de bestemming "Maatschappelijk" en de aanduiding "zorginstelling" en het plandeel met de bestemming "Bedrijf" met de aanduiding "bw" op het perceel ten noordwesten van het perceel van [appellante], zoals nader aangeduid bij deze uitspraak behorende kaart, en dat het bestreden besluit voor zover het betreft dit laatste plandeel voorts niet berust op een deugdelijke motivering. Het beroep is in zoverre gegrond. Het bestreden besluit dient in zoverre wegens strijd met artikelen 3:2 en 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht te worden vernietigd.
In hetgeen [appellante] heeft aangevoerd ten aanzien van de milieucategorie 2 die aan haar perceel is toegekend ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan in zoverre strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit in zoverre anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2.7. De raad dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Heumen van 17 december 2009, voor zover dat betrekking heeft op het plandeel met de bestemming "Maatschappelijk" en de aanduiding "zorginstelling" en het plandeel met de bestemming "Bedrijf" met de aanduiding "bw" op het perceel ten noordwesten van het perceel van [appellante], zoals nader aangeduid op de bij deze uitspraak behorende kaart;
III. verklaart het beroep voor het overige ongegrond;
IV. veroordeelt de raad van de gemeente Heumen tot vergoeding van bij [appellante] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 2215,05 (zegge: tweeduizendtweehonderdenvijftien euro en vijf eurocent), waarvan € 874,00 toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
V. gelast dat de raad van de gemeente Heumen aan [appellante] het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 298,00 (zegge: tweehonderdachtennegentig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.W. Wijers, ambtenaar van staat.
w.g. Van Sloten w.g. Wijers
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 25 mei 2011
234-677.
<HR>
Kaart