201008633/1/H2.
Datum uitspraak: 25 mei 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Rotterdam,
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 29 juli 2010 in zaken nrs. 10/508 en 10/509 in het geding tussen:
de Belastingdienst/Toeslagen.
Bij besluiten van 7 oktober 2008 en 10 april 2009 heeft de Belastingdienst de huurtoeslag van [appellant] over 2006 en 2007 definitief vastgesteld op nihil en de uitbetaalde voorschotten huurtoeslag ten bedrage van € 3.620,00 en € 3.603,00 teruggevorderd.
Bij onderscheiden besluiten van 2 februari 2010 heeft de Belastingdienst/Toeslagen de door [appellant] daartegen gemaakte bezwaren kennelijk ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 29 juli 2010, verzonden op 10 augustus 2010, heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 1 september 2010, hoger beroep ingesteld.
De Belastingdienst/Toeslagen heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 28 april 2011, waar [appellant], in persoon, en de Belastingdienst/Toeslagen, vertegenwoordigd door J.L. Bekker, zijn verschenen.
2.1. Ingevolge artikel 7, eerste lid, van de Wet op de huurtoeslag is het recht op en de hoogte van de huurtoeslag afhankelijk van de draagkracht, waaronder begrepen het vermogen, van de huurder, diens partner en de medebewoners.
Ingevolge artikel 24, tweede lid, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: de Awir) worden verleende voorschotten verrekend met de tegemoetkoming.
Ingevolge het derde lid kan deze verrekening leiden tot een terug te vorderen bedrag.
Ingevolge artikel 26 is de belanghebbende het bedrag van de terugvordering in zijn geheel verschuldigd indien een herziening van een tegemoetkoming of een herziening van een voorschot leidt tot een terug te vorderen bedrag dan wel een verrekening van een voorschot met een tegemoetkoming daartoe leidt.
2.2. De Belastingdienst/Toeslagen heeft de huurtoeslag van [appellant] over de jaren 2006 en 2007 definitief vastgesteld op nihil en de reeds verstrekte voorschotten teruggevorderd. Hieraan heeft de Belastingdienst/Toeslagen ten grondslag gelegd dat het gezamenlijke verzamelinkomen van [appellant], zijn toeslagpartner en de medebewoner in de aanslag inkomstenbelasting 2006 en 2007 hoger was dan het maximumbedrag om nog in aanmerking te komen voor huurtoeslag.
2.3. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat de Belastingdienst/Toeslagen in redelijkheid niet heeft kunnen besluiten tot terugvordering van de uitbetaalde voorschotten, nu de Belastingdienst/Toeslagen door haar eigen fout voorschotten heeft verstrekt. Hiertoe voert hij aan dat de Belastingdienst/Toeslagen bij de vaststelling van de voorschotten huurtoeslag 2006 en 2007 ten onrechte geen rekening heeft gehouden met de aanwezigheid van een medebewoner, aangezien hij in een begeleidende brief bij zijn aanvraag heeft vermeld dat hij een inwonende zoon heeft die € 1.500,00 per maand verdient.
2.3.1. Het betoog faalt. Niet in geschil is dat het gezamenlijke verzamelinkomen van [appellant], zijn toeslagpartner en de medebewoner in 2006 en 2007 te hoog was om in aanmerking te komen voor huurtoeslag. Uit artikel 24, tweede en derde lid, van de Awir volgt dat verleende voorschotten worden verrekend met de tegemoetkoming en dat dit kan leiden tot een terug te vorderen bedrag. Artikel 26 schrijft dwingend voor dat, indien een verrekening van een voorschot met een tegemoetkoming leidt tot een terug te vorderen bedrag, de belanghebbende het bedrag van de terugvordering in zijn geheel is verschuldigd. In de Awir is geen bepaling opgenomen op grond waarvan de Belastingdienst/Toeslagen van terugvordering kan afzien. De rechtbank heeft derhalve terecht overwogen dat de Belastingdienst/Toeslagen gehouden was de uitbetaalde voorschotten terug te vorderen. Dat [appellant] in een begeleidende brief bij zijn aanvraag heeft vermeld dat hij een medebewoner heeft, doet daar niet aan af. Op het aanvraagformulier wordt expliciet gevraagd naar de aanwezigheid van een medebewoner. Deze vraag heeft [appellant] niet op het formulier beantwoord. Verder staat op het aanvraagformulier duidelijk vermeld dat de gegevens geautomatiseerd worden verwerkt en dat geen bijlagen moeten worden meegestuurd. Ter zitting is namens de Belastingdienst/Toeslagen nader toegelicht dat de reden hiervoor is gelegen in het grote aantal aanvragen waarop moet worden beslist. [appellant] heeft deze aanwijzingen niet in acht genomen.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. P. van Dijk, voorzitter, en mr. B.P. Vermeulen en mr. N.S.J. Koeman, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.R. Poot, ambtenaar van staat.
w.g. Van Dijk w.g. Poot
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 25 mei 2011