ECLI:NL:RVS:2011:BQ6790

Raad van State

Datum uitspraak
25 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201102155/2/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • R.J. Hoekstra
  • S. Zwemstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van bestemmingsplan Windpark Delfzijl Noord wegens veiligheidsrisico's voor chloorinstallatie Akzo Nobel

In deze zaak heeft de Raad van State op 25 mei 2011 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening van Akzo Nobel Industrial Chemicals B.V. en Akzo Nobel Chemicals B.V. tegen het besluit van de raad van de gemeente Delfzijl, dat op 16 december 2010 het bestemmingsplan 'Windpark Delfzijl Noord' heeft vastgesteld. Akzo Nobel heeft bezwaar gemaakt tegen de bestemming 'Water' in het plan, omdat zij vreest dat de veiligheid van haar chloorinstallatie in gevaar komt door de geplande windturbines. De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak heeft het verzoek van Akzo Nobel behandeld op 29 april 2011, waarbij verschillende partijen aanwezig waren, waaronder vertegenwoordigers van Akzo Nobel en de gemeente Delfzijl.

De voorzitter heeft overwogen dat het plan de mogelijkheid biedt om maximaal 20 windturbines te plaatsen nabij de Schermdijk en de Pier van Oterdum. Akzo Nobel heeft aangevoerd dat de afstand van de windturbines tot haar chloorinstallatie niet voldoende is gewaarborgd, wat kan leiden tot onomkeerbare gevolgen. De raad van de gemeente Delfzijl heeft betoogd dat het plan voldoet aan de gebruikelijke risiconormen en dat er geen extra afstand tot de chloorinstallatie nodig is.

De voorzitter heeft geconcludeerd dat er onvoldoende duidelijkheid is over de veiligheidseisen die aan het plan gesteld mogen worden. Gezien het belang van Akzo Nobel om onomkeerbare schade te voorkomen, heeft de voorzitter besloten om het verzoek om voorlopige voorziening toe te wijzen. Dit betekent dat het besluit van de raad van de gemeente Delfzijl met betrekking tot de bestemming 'Water' wordt geschorst. Tevens is de raad veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten aan Akzo Nobel, alsook tot terugbetaling van het griffierecht.

Uitspraak

201102155/2/R1.
Datum uitspraak: 25 mei 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid Akzo Nobel Industrial Chemicals B.V. en Akzo Nobel Chemicals B.V. (hierna tezamen en in enkelvoud: Akzo Nobel), beide gevestigd te Amersfoort,
verzoekers,
en
de raad van de gemeente Delfzijl,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 16 december 2010, met nummer 3, heeft de raad het bestemmingsplan "Windpark Delfzijl Noord" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft onder meer Akzo Nobel bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 18 februari 2011, beroep ingesteld.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 18 februari 2011, heeft Akzo Nobel de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De vennootschap onder firma Millenergy en haar vennoten de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid KDE Energy B.V. en Windwise B.V. (hierna tezamen en in enkelvoud: Millenergy) hebben een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Akzo Nobel heeft nadere stukken ingediend.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 29 april 2011, waar Akzo Nobel, vertegenwoordigd door mr. N.H. van den Biggelaar, advocaat te Amsterdam, en H. van Lochem, en de raad, vertegenwoordigd door drs. J.S. Bos, werkzaam bij de gemeente, en mr. J. Timmermans, werkzaam bij Timmermans Juridisch Advies, zijn verschenen. Tevens is door de voorzitter Millenergy, vertegenwoordigd door mr. W.R. van der Velde, advocaat te Groningen, als partij gehoord.
Buiten bezwaren van partijen heeft Akzo Nobel ter zitting nadere stukken overgelegd.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het plan voorziet in de mogelijkheid een windturbinepark bestaande uit maximaal 20 windturbines op te richten op of nabij de Schermdijk en de Pier van Oterdum te Delfzijl.
2.3. Akzo Nobel beoogt met haar verzoek onomkeerbare gevolgen te voorkomen. Millenergy heeft toegelicht dat zij bij inwerkingtreding van het plan omgevingsvergunningen zal aanvragen voor het bouwen van windturbines ter plaatse, omdat zij voor 1 juli 2011 over deze vergunningen wenst te beschikken, in verband met een aanvraag om subsidie op grond van de Stimuleringsregeling Duurzame Energie (SDE+). Gelet hierop overweegt de voorzitter dat Akzo Nobel spoedeisend belang heeft bij haar verzoek om voorlopige voorziening.
2.4. Akzo Nobel verzet zich tegen het plandeel met de bestemming "Water" dat betrekking heeft op de Schermdijk, omdat daardoor volgens haar niet voldoende is verzekerd dat haar installatie voor de productie van chloor niet geraakt kan worden door losgeraakte rotorbladen of andere onderdelen van de windturbines. Zij voert daartoe onder meer aan dat het plan niet een bepaald soort windturbine voorschrijft en dat uit nader onderzoek is gebleken dat er turbines zijn met een werpafstand waarbinnen de chloorinstallatie van Akzo Nobel ligt. Ten onrechte is volgens Akzo Nobel bij het bepalen van de werpafstand geen rekening gehouden met de omstandigheid dat het zwaartepunt van het rotorblad op eenderde van de lengte van het rotorblad ligt, waardoor er extra afstand ter grootte van tweederde van de lengte van het rotorblad als veiligheidsmarge bij de maximale werpafstand moet worden opgeteld.
2.5. De raad stelt zich op het standpunt dat het plan voldoet aan de gebruikelijke risiconormen en het opnemen van een minimale afstand tot de chloorinstallatie dan wel het vaststellen van regels voor het soort windturbine dat mag worden geplaatst uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening niet nodig is.
2.6. Ingevolge artikel 3, lid 3.1, onder 3.1.1, sub e, van de planregels zijn de voor "Water" aangewezen gronden bestemd voor een windturbinepark.
Ingevolge artikel 1 wordt onder windturbine verstaan een door de wind aangedreven molen die wordt gebruikt voor de productie van elektriciteit.
2.7. Akzo Nobel exploiteert een chloorinstallatie op het industrieterrein Oosterhorn dat is gelegen tegenover de Schermdijk.
2.8. In de plantoelichting staat dat hoewel windturbines niet onder de werking van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) vallen, in het kader van de onderzoeken uit het oogpunt van risicobeheersing, waarvan de resultaten zijn neergelegd in het "Milieu-effectrapport Windpark Delfzijl Noord" (hierna: MER), is aangesloten bij de normen ingevolge het Bevi en bij het toetsingskader ingevolge het Handboek Risicozonering Windturbines (hierna: het Handboek).
Voor het MER zijn door het Energy research Centre of the Netherlands (hierna: ECN) generieke berekeningen van de risicocontouren gemaakt op grond van het Handboek, waarvan de resultaten zijn neergelegd in bijlage 7.1 van het MER. Op grond van dit onderzoek is geconcludeerd dat de twee chloortanks van Akzo Nobel niet relevant zijn voor de beschouwing van de veiligheid, omdat de plaatsing van de windturbines in alle gevallen dusdanig is gekozen dat de chloortanks buiten de contouren van de maximale werpafstanden liggen.
Als aanvulling op het generieke onderzoek voor het MER zijn door ECN specifieke berekeningen gemaakt voor een aantal verschillende windturbines, waarvan de resultaten zijn neergelegd in het rapport "PR-contouren" van 29 november 2010 (hierna: het aanvullende onderzoek). In het aanvullende onderzoek staat dat de windturbine Siemens SWT-3.6 met een ashoogte van 100 m een maximale werpafstand van 375 m heeft. De 10-6 contour bij het scenario van bladbreuk ligt in dat geval volgens de aanvulling op 189 m afstand van de windturbine. In het begeleidende e-mailbericht van 30 november 2010 van een medewerker van KDE Energy staat dat de windturbine Siemens SWT-3.6 met een ashoogte van 100 m een maximale werpafstand heeft die de chlooropslag van Akzo Nobel schampt.
2.9. De voorzitter overweegt dat uit de stukken en het verhandelde ter zitting niet inzichtelijk is geworden of het plan in zoverre voldoet aan de eisen die in verband met de veiligheid daaraan gesteld mogen worden. Reeds hierom is de voorzitter er voorshands niet van overtuigd dat het plan op dit punt voldoet aan de eisen van een goede ruimtelijke ordening. De onderhavige procedure leent zich echter niet voor nader onderzoek ter zake. Gelet hierop en op het belang van Akzo Nobel dat is gediend bij het niet in werking treden van het plan in zoverre, ziet de voorzitter aanleiding om het verzoek toe te wijzen en de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.
2.10. De raad dient ten aanzien van Akzo Nobel op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de raad van de gemeente Delfzijl van 16 december 2010, met nummer 3, wat betreft het plandeel met de bestemming "Water" met betrekking tot de Schermdijk;
II. veroordeelt de raad van de gemeente Delfzijl tot vergoeding van bij de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid Akzo Nobel Industrial Chemicals B.V. en Akzo Nobel Chemicals B.V. in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 925,11 (zegge: negenhonderdvijfentwintig euro en elf cent), waarvan € 874,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander;
III. gelast dat de raad van de gemeente Delfzijl aan de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid Akzo Nobel Industrial Chemicals B.V. en Akzo Nobel Chemicals B.V. het door hen voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 302,00 (zegge: driehonderdtwee euro) vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander.
Aldus vastgesteld door mr. R.J. Hoekstra, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. S. Zwemstra, ambtenaar van staat.
w.g. Hoekstra w.g. Zwemstra
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 24 mei 2011
91-655.