ECLI:NL:RVS:2011:BQ6798

Raad van State

Datum uitspraak
1 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201009640/1/H1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering bouwvergunning en ontheffing voor hekwerk door college van burgemeester en wethouders van Zoeterwoude

In deze zaak heeft de Raad van State op 1 juni 2011 uitspraak gedaan in het hoger beroep van Frigomundo Beheer B.V. tegen de weigering van het college van burgemeester en wethouders van Zoeterwoude om een bouwvergunning en ontheffing te verlenen voor het oprichten van een hekwerk op het perceel Produktieweg 5 te Zoeterwoude. Het college had op 11 augustus 2010 besloten om de vergunning te weigeren, omdat het hekwerk niet voldeed aan de bestemmingsplanvoorschriften en de handreiking voor hekwerken op het industrieterrein. Frigomundo had eerder bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar dit werd ongegrond verklaard. De rechtbank 's-Gravenhage bevestigde deze beslissing op 18 augustus 2010, waarna Frigomundo hoger beroep instelde bij de Raad van State.

De Raad van State overwoog dat het college discretionaire bevoegdheid heeft bij het verlenen van ontheffingen en dat de rechter zich moet beperken tot de vraag of het college in redelijkheid tot zijn besluit heeft kunnen komen. Frigomundo betoogde dat de rechtbank niet had onderkend dat de ontheffing in redelijkheid niet kon worden geweigerd en dat een hekwerk van 2,14 m noodzakelijk was voor de veiligheid van het bedrijf. De Raad van State oordeelde echter dat de rechtbank terecht geen grond vond voor het oordeel dat het college in afwijking van de handreiking ontheffing had moeten verlenen. De veiligheidssituatie en de aanbevelingen van de veiligheidsscan werden door de rechtbank als onvoldoende beschouwd om de weigering van de ontheffing te weerleggen.

Daarnaast betoogde Frigomundo dat het college in strijd met het gelijkheidsbeginsel handelde door andere bedrijven wel toestemming te verlenen voor hogere hekwerken. De Raad van State oordeelde dat de situaties niet vergelijkbaar waren en dat het college niet gehouden was om Frigomundo een ontheffing te verlenen. Uiteindelijk bevestigde de Raad van State de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

201009640/1/H1.
Datum uitspraak: 1 juni 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Frigomundo Beheer B.V., gevestigd te Zoeterwoude,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 18 augustus 2010 in zaak nr. 10/316 in het geding tussen:
Frigomundo Beheer B.V.
en
het college van burgemeester en wethouders van Zoeterwoude.
1. Procesverloop
Bij besluit van 11 augustus 2010 heeft het college aan Frigomundo geweigerd om bouwvergunning en ontheffing ingevolge artikel 3.23 van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) te verlenen voor het oprichten van een hekwerk op het perceel Produktieweg 5 te Zoeterwoude (hierna: het perceel).
Bij besluit van 8 december 2009 heeft het college het door Frigomundo daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 18 augustus 2010, verzonden op 25 augustus 2010, heeft de rechtbank het door Frigomundo daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft Frigomundo bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 6 oktober 2010, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Frigomundo heeft nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 27 april 2011, waar Frigomundo, vertegenwoordigd door haar [directeur] en het college, vertegenwoordigd door O. Groeneweg, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Op het perceel exploiteert Frigomundo een opslagbedrijf voor vlees- en vleesproducten. Het hek aan de voorzijde van het bedrijfspand dat een totale lengte heeft van ongeveer 70 m, heeft over een lengte van circa 15 m een hoogte van 2,14 m en voor het overige een hoogte van 1,60 m.
2.2. Ingevolge het bestemmingsplan "Bedrijventerrein Grote Polder" (hierna: het bestemmingsplan) heeft het perceel de bestemming "Bedrijfsdoeleinden" met de nadere aanwijzing "(z)". Ingevolge artikel 11, derde lid, aanhef en onder a, van de planvoorschriften mogen op de gronden met deze bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd. Ingevolge artikel 5, vierde lid, van de planvoorschriften bedraagt de maximaal toelaatbare bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen tussen de voorgevel van hoofdgebouwen en de openbare weg 1.00 m. Het bouwplan is in strijd met deze bepaling en derhalve in strijd met het bestemmingsplan.
2.3. Het college heeft de ontheffing geweigerd omdat het hekwerk niet voldoet aan de door het college op 16 december 2008 vastgestelde handreiking "Hekwerken op het Industrieterrein Grote Polder" (hierna: handreiking). In de handreiking zijn voorwaarden vermeld waaronder het college ontheffing wenst te verlenen voor een hekwerk van meer dan 1 m hoog. Volgens de handreiking is onder bepaalde voorwaarden ontheffing mogelijk voor een hekwerk tot een hoogte van 1,80 m waarbij uitvoering en kleur van de hekwerken ter beoordeling wordt overgelaten aan de welstandscommissie met een voorkeur voor donkergroen en spijlen. Nu het hekwerk hoger is dan 1,80 m is niet voldaan aan de in de handreiking vermelde voorwaarden.
2.4. Frigomundo betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de ontheffing in redelijkheid niet kon worden geweigerd. Volgens Frigomundo bestaat voor het aanzien van het bedrijventerrein geen wezenlijk verschil tussen een hekwerk met een hoogte van 2,14 m en een hekwerk van 1,80 m hoog. Daarnaast voert zij aan dat een hekwerk met een hoogte van 2,14 m noodzakelijk is voor de veiligheid van het bedrijf.
2.4.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 28 april 2010 in zaak nr.
200906091/1), betreft het beslissen op een verzoek om ontheffing krachtens artikel 3.23, eerste lid, van de Wro een discretionaire bevoegdheid van het college, waarbij de rechter zich moet beperken tot de vraag of het college in redelijkheid tot zijn besluit op het verzoek heeft kunnen komen.
2.4.2. De rechtbank heeft in de veiligheidssituatie van het bedrijf en de aanbevelingen van de in opdracht van Frigomundo door W. Anthonisse uitgevoerde veiligheidsscan van 16 november 2009, terecht geen grond gevonden voor het oordeel dat het college in afwijking van de handreiking ontheffing behoorde te verlenen. Het college kon daarbij bevindingen van de politie over de veiligheidsrisico's van het bedrijf van belang achten. Voorts dwingt de veiligheidsscan niet tot de conclusie dat een hekwerk hoger dan 1,80 m moet worden opgericht, nu daarin ook een alternatief is vermeld. Het betoog faalt.
2.4.3. Frigomundo betoogt voorts tevergeefs dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het college heeft gehandeld in strijd met het gelijkheidsbeginsel door aan twee andere bedrijven wel toestemming te verlenen voor een hekwerk van hoger dan 1,80 m. Het gaat om een bedrijf dat een speciale status geniet en waarvoor strenge veiligheidsvoorschriften van de rijksoverheid gelden, en om een bedrijf waar bij de verlening van de vergunning een fout is gemaakt. De rechtbank heeft ten aanzien van dat laatste geval terecht overwogen dat de toepassing van het gelijkheidsbeginsel niet zover strekt dat een gemaakte fout moet worden herhaald.
2.4.4. Frigomundo betoogt tenslotte dat de gemeente met twee maten meet door in andere bestemmingsplannen hogere bouwwerken geen gebouwen toe te staan dan de 1,80 m uit de handreiking. Ook verwijst Frigomundo naar een verleende ontheffing voor een schutting van 2 m hoog naast een woning. Wat hier verder ook van zij, de drie bedoelde situaties zijn alleen al omdat het daarbij om andere bestemmingen en andere bestemmingsplannen gaat, niet vergelijkbaar en leiden er niet toe dat het college gehouden is aan Frigomundo ontheffing te verlenen voor een hekwerk met een hoogte van 2,14 m.
2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Lodder, ambtenaar van staat.
w.g. Bijloos w.g. Lodder
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 1 juni 2011
17-702.