201006412/1/R1.
Datum uitspraak: 1 juni 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellant sub 1A] en [appellante sub 1B], (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant sub 1]),
2. [appellant sub 2A] en [appellante sub 2B], (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant sub 2]),
3. [appellant sub 3A] en [appellant sub 3B], allen wonend te Middelharnis,
de raad van de gemeente Middelharnis,
verweerder.
Bij besluit van 8 april 2010 heeft de raad het bestemmingsplan "Scholen Koningin Julianaweg" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 6 juli 2010, [appellant sub 2] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 9 juli 2010, en [appellant sub 3A] en [appellant sub 3B] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 9 juli 2010, beroep ingesteld. [appellant sub 1] heeft zijn beroep aangevuld bij brief van 26 juli 2010. [appellant sub 2] heeft zijn beroep aangevuld bij brief van 2 augustus 2010. [appellant sub 3A] en [appellant sub 3B] hebben hun beroep aangevuld bij brief van 5 augustus 2010.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant sub 1] en [appellant sub 2] hebben nadere stukken ingediend.
Daartoe in de gelegenheid gesteld heeft de Stichting Openbaar Voortgezet Onderwijs Goeree-Overflakkee (hierna: de stichting) een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 6 april 2011, waar [appellant sub 1] en [appellant sub 2], beiden bijgestaan door mr. L.J.C. van der Ham en mr. C.J.A. Boere, advocaten te Alphen aan den Rijn, [appellant sub 3A] en [appellant sub 3B], in de persoon van [appellant sub 3A], bijgestaan door mr. A. Post, werkzaam bij ARAG rechtsbijstand, en de raad, vertegenwoordigd door mr. J. den Braber en T.J. van Rossum, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting de stichting, vertegenwoordigd door mr. A.P. Cornelissen, advocaat te Middelharnis, als partij gehoord.
2.1. Ter zitting hebben [appellant sub 1] en [appellant sub 2] de beroepsgronden met betrekking tot de noodzaak van de uitbreiding en de financiële uitvoerbaarheid ingetrokken.
2.2. Het plan voorziet, voor zover thans van belang, in de uitbreiding van de Regionale Scholengemeenschap (hierna: de RSG), een instelling voor voortgezet onderwijs. De uitbreiding zal de bestaande noodgebouwen vervangen.
2.3. [appellant sub 1], [appellant sub 2], [appellant sub 3A] en [appellant sub 3B] betogen dat de uitbreiding van de RSG zal leiden tot een aantasting van hun woon- en leefklimaat. In dit verband brengen zij naar voren dat zij in de huidige situatie reeds hinder ondervinden van de RSG en dat de verkleining van het schoolplein ertoe zal leiden dat meer leerlingen op straat zullen zwerven waardoor de overlast zal toenemen. Ook zal sprake zijn van schaduwhinder, waarnaar ten onrechte geen onderzoek is gedaan. Voorts is ten onrechte geen onderzoek gedaan naar de geluidsbelasting van de school op de woningen in de omgeving.
2.3.1. De raad heeft zich op het standpunt gesteld dat de kortste afstand van de uitbreiding van de RSG tot de meest nabij gelegen woning ongeveer 28 m bedraagt en dat weliswaar met name in de winterperiode een kleine vermindering van lichtinval kan optreden, maar dat dit geen onevenredige beperking inhoudt. Voorts stelt de raad zich op het standpunt dat een akoestisch onderzoek niet noodzakelijk is. Daarbij wijst de raad erop dat het aantal leerlingen door de uitbreiding niet zal toenemen en dat een verkleining van het schoolplein niet betekent dat leerlingen zich op straat gaan misdragen. Eventuele overlast zal op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening worden gehandhaafd.
2.3.2. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] wonen op de percelen [locatie 1] onderscheidenlijk [locatie 2]. [appellant sub 3A] en [appellant sub 3B] wonen op de percelen [locatie 3] onderscheidenlijk [locatie 4]. De uitbreiding, die voorziet in zes lokalen, heeft een hoogte van maximaal 11 m en oppervlakte van ongeveer 641 m². Verder is voorzien in een uitbreiding van de aula met een hoogte van maximaal 5 m. De uitbreiding met zes lokalen is voorzien aan de noordoost zijde van het bestaande schoolgebouw tegenover en ten westen van de woningen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en [appellant sub 3A] en [appellant sub 3B]. Hierdoor wordt de afstand van het schoolgebouw tot hun woningen verkleind van ongeveer 57 m naar ongeveer 28 m. De afstand van de woningen tot het schoolplein blijft ongeveer 15 m.
2.3.3. Gelet op de hiervoor vermelde situering, afstanden en de toegestane bouwhoogtes heeft de raad in redelijkheid kunnen verwachten dat het plan niet zal leiden tot een ernstige vermindering van licht, op grond waarvan hij in redelijkheid heeft kunnen afzien van een bezonningsonderzoek. Hierbij is van belang dat de woningen in het centrum van Middelharnis staan. Anders dan in de door [appellant sub 1] en [appellant sub 2] genoemde uitspraken van de Afdeling, wordt in dit plan geen bebouwing mogelijk gemaakt op zeer korte afstand van de betrokken percelen.
2.3.4. De raad heeft de gevolgen voor [appellant sub 1], [appellant sub 2], [appellant sub 3A] en [appellant sub 3B] van de uitbreiding van de RSG zonder het verrichten van onderzoek naar geluid in redelijkheid beperkt kunnen achten. Hierbij is van belang dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het gebied als gemengd kan worden aangemerkt, nu naast woningen en de RSG andere functies voorkomen zoals een drukke weg, het gemeentehuis, een middelbare school, een school voor speciaal basisonderwijs, een instelling voor middelbaar beroepsonderwijs en een kantoor. Voldaan wordt aan de richtafstand van 10 m die in de brochure "Bedrijven en milieuzonering" uitgegeven door Vereniging van Nederlandse Gemeenten in gemengd gebied wordt aanbevolen tussen enerzijds een school en anderzijds een woning. Verder is van belang dat het aantal leerlingen niet zal toenemen omdat thans noodlokalen aanwezig zijn om het bestaande ruimtetekort op te lossen. Deze noodlokalen zullen na de uitbreiding van de RSG worden verwijderd. Gelet op het voorgaande overweegt de Afdeling dat zelfs als zou sprake zijn van enige toename van geluid de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat geen sprake zal zijn van een onaanvaardbare geluidsoverlast.
2.3.5. Ten aanzien van het betoog over de verkleining van het schoolplein waardoor leerlingen meer op straat zullen verblijven en daar overlast zullen veroorzaken is niet aannemelijk geworden dat de overlast zodanig zal zijn dat de raad hieraan overwegende betekenis had moeten toekennen. Hierbij neemt de Afdeling in aanmerking dat de stichting ter zitting heeft verklaard dat het hek rondom het schoolplein aan de zijde van de Amalia van Solmsweg dicht zal blijven en dat de leerlingen hierdoor alleen aan de kant van de Koningin Julianaweg het schoolplein op en af kunnen komen. Wat betreft overlast van onder meer zwerfvuil kunnen in het kader van handhaving maatregelen worden genomen om de overlast te beperken.
2.4. Ook zal volgens [appellant sub 1] en [appellant sub 2] de verkeersonveilige situatie ter plaatse verergeren en zal de Amalia van Solmsweg slecht toegankelijk worden voor hulpdiensten. De extra parkeergelegenheid zal leiden tot een verkeersaantrekkende werking, die ten onrechte niet is onderzocht en waarmee ten onrechte geen rekening is gehouden. Voorts betogen [appellant sub 1] en [appellant sub 2] dat in de omgeving geen ruimte is om de extra parkeerplaatsen te realiseren en dat ten onrechte geen rekening is gehouden met de huidige parkeerdruk.
2.4.1. De raad stelt zich op het standpunt dat de verkeersproblematiek niet voortvloeit uit het voorliggende plan. De parkeerbehoefte die het plan genereert is volgens de raad aan de hand van de richtlijnen van het CROW berekend. Op basis hiervan is gekozen voor de parkeernorm van één parkeerplaats per leslokaal. De RSG wordt met zes leslokalen uitgebreid. Er worden om ook het huidige parkeertekort aan te pakken acht parkeerplaatsen ten behoeve van de RSG gerealiseerd, aldus de raad.
2.4.2. Ingevolge artikel 3, lid 3.1, aanhef en onder b, van de planregels, zijn de gronden met de bestemming "Maatschappelijk" bestemd voor aan de hoofdfunctie zoals genoemd onder a. ondergeschikte verkeers-, groen- en watervoorzieningen (waaronder parkeren).
2.4.3. Aan de hand van een op 16 maart 2011 door de stichting toegezonden tekening heeft de raad ter zitting te kennen gegeven dat door herinrichting van het parkeerterrein tussen de RSG en de Bosseschool voldoende ruimte is om de benodigde zes parkeerplaatsen te realiseren. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] hebben dit niet bestreden. Voorts heeft de raad rekening gehouden met de reeds bestaande verkeersproblematiek door twee extra parkeerplaatsen aan te leggen. In de stelling dat de verkeersonveilige situatie ter plaatse zal verergeren door de verkeersaantrekkende werking van de te realiseren parkeerplaatsen heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de huidige situatie niet zal verslechteren nu er slechts acht parkeerplaatsen zullen worden gerealiseerd en dat dit een zeer beperkte toename van verkeer met zich zal brengen. De enkele omstandigheid dat door het laden en lossen van vrachtwagens voor de school af en toe verkeersopstoppingen kunnen ontstaan maakt het voorgaande niet anders. Voorts heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat gelet op hetgeen in overweging 2.3.5. is overwogen de verkleining van het schoolplein niet zal leiden tot een verslechtering van de huidige verkeersituatie.
2.5. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] wijzen voorts op een alternatieve plek voor de uitbreiding aan de zijde van de Koningin Julianaweg. Zij voeren aan dat uit het akoestisch onderzoek niet volgt dat de geluidsbelasting op de gevel te hoog is, dat deze weg als 30 kilometer-weg zal worden uitgevoerd en dat het niet noodzakelijk is dat de nieuwe lokalen aansluiten op de reeds bestaande lokalen. Ook wijzen zij op het naastgelegen perceel, waar een leegstaand accountantskantoor staat, dat voor de uitbreiding kan worden gebruikt.
2.5.1. De Afdeling overweegt dat de raad bij de keuze van de bestemming een afweging dient te maken van alle belangen die betrokken zijn bij de vaststelling van het plan. Daarbij heeft de raad beoordelingsvrijheid. De voor- en nadelen van alternatieven dienen in die afweging te worden meegenomen.
In dit geval ziet de Afdeling in hetgeen [appellant sub 1] en [appellant sub 2] hebben aangevoerd geen aanleiding om aan te nemen dat de raad dit in onvoldoende mate heeft gedaan. Hierbij neemt de Afdeling in aanmerking dat de raad te kennen heeft gegeven dat een uitbreiding aan de kant van de Koningin Julianaweg uit organisatorisch oogpunt ongewenst is omdat het niet mogelijk is om op het bestaande stelsel van leslokalen en gangen een aansluiting te maken vanaf de voorzijde van de school vanwege de daar aanwezige gymzaal en fietsenstalling en dat het leegstaande accountantskantoor geen optie is omdat de daarvoor noodzakelijke aanpassingen zodanig hoge kosten met zich zullen brengen dat het plan financieel niet uitvoerbaar zal zijn. Gelet op het voorgaande en nu [appellant sub 1] en [appellant sub 2] het voorgestelde alternatief voor een dependance niet nader hebben onderbouwd, heeft de raad derhalve in redelijkheid de alternatieven kunnen afwijzen.
2.6. [appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3A] en [appellant sub 3B] hebben zich in hun beroepschrift voor het overige beperkt tot het herhalen van hun zienswijzen. In de overwegingen van het bestreden besluit is ingegaan op deze zienswijzen. [appellant sub 3A] en [appellant sub 3B], [appellant sub 2] en [appellant sub 1] hebben in hun beroepschriften noch ter zitting redenen aangevoerd waarom de weerlegging van de desbetreffende zienswijzen in het bestreden besluit onjuist zou zijn.
2.7. In hetgeen [appellant sub 1], [appellant sub 2], [appellant sub 3A] en [appellant sub 3B] hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan voor zover dat voorziet in de uitbreiding van de RSG strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. De beroepen van [appellant sub 1], [appellant sub 2], [appellant sub 3A] en [appellant sub 3B] zijn ongegrond.
2.8. Ten aanzien van [appellant sub 1], [appellant sub 2], [appellant sub 3A] en [appellant sub 3B] bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart de beroepen ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.C. Kranenburg, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Soede, ambtenaar van staat.
w.g. Kranenburg w.g. Soede
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 1 juni 2011