201103667/2/R1.
Datum uitspraak: 27 mei 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
de stichting Stichting Colonies of Benevolence, gevestigd te Amsterdam,
verzoekster,
de raad van de gemeente Westerveld,
verweerder.
Bij besluit van 25 januari 2011 heeft de raad het bestemmingsplan "Beschermd Dorpsgezicht Frederiksoord-Wilhelminaoord" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft onder meer de stichting bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 29 maart 2011, beroep ingesteld.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 29 maart 2011, heeft de stichting de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 23 mei 2011, waar de stichting, vertegenwoordigd door [voorzitter], en de raad, vertegenwoordigd door J.J. Zwier, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting de stichting Stichting Maatschappij van Weldadigheid, vertegenwoordigd door J.J. Mensink en E.Ch.M. Wagemakers, als partij gehoord.
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het plan voorziet onder meer in de bouw van 62 nieuwe koloniewoningen in de kernen Frederiksoord en Wilhelminaoord.
2.3. De stichting kan zich niet verenigen met het plan voor zover dit volgens haar is vastgesteld op basis van historisch onjuiste uitgangspunten. Nu het plan de bouw van woningen toestaat verzoekt zij om het treffen van een voorlopige voorziening.
De vereniging betoogt hiertoe dat enkele koloniewoningen op de verbeelding geprojecteerd zijn achter de voorgevelrooilijn van de oorspronkelijke koloniewoningen, wat in strijd is met de rechtlijnige liniestructuur van de koloniën en met de plantoelichting. Daarnaast betoogt de stichting dat vele koloniewoningen niet op de exacte plaats van de oorspronkelijke koloniewoningen zijn voorzien, waardoor ten onrechte de indruk van een reconstructie wordt gewekt daar andere woningen wel precies op deze 'footprints' zijn voorzien.
2.4. De raad heeft zich op het standpunt gesteld dat ten behoeve van de koloniewoningen uitgebreid overleg heeft plaatsgevonden tussen provincie, gemeente en de Stichting Maatschappij van Weldadigheid teneinde de cultuurhistorische waarden van het gebied door middel van een bestemmingsplan te beschermen en daarbij zo goed mogelijk uiting te kunnen geven aan het gedachtegoed van de Maatschappij van Weldadigheid. Een exacte reconstructie van de oorspronkelijke koloniewoningen is hierbij nooit het uitgangspunt geweest, zo stelt de raad.
2.5. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan komt aan de raad beleidsvrijheid toe. Blijkens de plantoelichting en het verweerschrift is het uitgangspunt van de raad bij de vaststelling van het plan geweest om de ruimtelijke structuur in het gebied van de Maatschappij van Weldadigheid beter zichtbaar en beleefbaar te maken. De raad heeft zich daarbij uitdrukkelijk op het standpunt gesteld dat niet wordt beoogd om een reconstructie van de koloniewoningen op de oorspronkelijke locaties te willen realiseren, ook omdat de kolonie een lange geschiedenis kent. Het uitgangspunt is om de historische gridstructuur te versterken en alleen nieuwbouw toe te staan in die zones langs wegen en paden waar zich vroeger ook bebouwing bevond, waarbij rekening wordt gehouden met de historische locaties.
Dit uitgangspunt, zoals dat tot uiting komt in het plan, komt de voorzitter op voorhand niet onredelijk voor.
Voor zover de stichting wijst op de aanpassingen in het nog niet vastgestelde bestemmingsplan "Residence Frederiksoord" (waarin eveneens in koloniewoningen wordt voorzien) met betrekking tot de ligging van koloniewoningen ten opzichte van de voorgevelrooilijn, welke naar aanleiding van haar zienswijze zullen worden doorgevoerd, overweegt de voorzitter dat de raad ter zitting te kennen heeft gegeven dat de uitgangspunten van het thans voorliggende plan ook in het plan "Residence Frederiksoord" zullen worden meegenomen. Ook in dat plan wordt niet beoogd een exacte reconstructie te creëren.
2.6. Gelet op het voorgaande bestaat naar het oordeel van de voorzitter aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. P.A. Melse, ambtenaar van staat.
w.g. Van Sloten w.g. Melse
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 27 mei 2011