ECLI:NL:RVS:2011:BQ7418
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- K. Brink
- F.B. van der Maesen de Sombreff
- Rechtspraak.nl
Weigering van een vergunning voor pluimvee- en varkenshouderij in Lelystad vanwege risico op besmettelijke dierziekten
Op 21 maart 2011 heeft het college van burgemeester en wethouders van Lelystad een vergunning geweigerd voor het oprichten en in werking hebben van een pluimvee- en varkenshouderij aan de [locatie] te Lelystad. Dit besluit werd op 24 maart 2011 ter inzage gelegd. De weigering was gebaseerd op het risico van uitbraak van besmettelijke dierziekten, aangezien de inrichting zich op minder dan 300 meter van het Central Veterinary Institute (CVI) bevindt, waar met virussen van besmettelijke dierziekten wordt gewerkt. De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 30 mei 2011 het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld, waarbij [verzoeker] werd bijgestaan door mr. P.P.A. Bodden en het college werd vertegenwoordigd door mr. G. Aarts en ing. N. Bruins, bijgestaan door dr. A. Bouma. Tijdens de zitting is ook het CVI gehoord, vertegenwoordigd door ing. D. Kuperus en dr. B.P.H. Peeters.
De voorzitter oordeelde dat het college terecht het risico van besmetting van de varkens bij de beoordeling van de vergunningaanvraag had betrokken. Dit risico kan niet alleen schadelijk zijn voor de varkens, maar ook voor de gezondheid van de mens en het milieu. De voorzitter concludeerde dat het aannemelijk is dat er een vergroot risico bestaat op besmetting van de varkens, wat een weigering van de vergunning rechtvaardigt. Het verzoek van [verzoeker] om de inrichting op te richten en in werking te hebben, vooruitlopend op de uitspraak in de hoofdzaak, werd afgewezen. De voorzitter oordeelde dat het treffen van een voorlopige voorziening te verstrekkend zou zijn, gezien het risico op besmetting. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.
De beslissing van de voorzitter werd openbaar uitgesproken op 30 mei 2011.