201007191/1/R3.
Datum uitspraak: 8 juni 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Tegelen, gemeente Venlo,
de raad van de gemeente Venlo,
verweerder.
Bij besluit van 23 juni 2010 heeft de raad het bestemmingsplan "Centrum Tegelen" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 26 juli 2010, beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 14 september 2010.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 mei 2011, waar [appellant], bijgestaan door mr. S.C.J. Apeldoorn, advocaat te Venlo, en de raad, vertegenwoordigd door J.M.G. Vincken, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Wijzigingsbevoegdheid perceel [locatie]
2.1. [appellant] betoogt dat de wijzigingsbevoegdheid voor het perceel [locatie] onterecht is opgenomen. De raad betoogt dat het beroep van [appellant], voor zover gericht tegen deze wijzigingsbevoegdheid, niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, omdat hij hiertegen in zijn zienswijze niet is opgekomen, terwijl het plan ten aanzien van deze wijzigingsbevoegdheid ten opzichte van het ontwerpplan ongewijzigd is vastgesteld.
2.1.1. Ingevolge artikel 8.2, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro), gelezen in samenhang met artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), kan door een belanghebbende slechts beroep worden ingesteld tegen het besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan, voor zover dit beroep de vaststelling van plandelen, planregels of aanduidingen betreft die de belanghebbende in een tegen het ontwerpplan naar voren gebrachte zienswijze heeft bestreden. Dit is slechts anders indien een belanghebbende redelijkerwijs niet kan worden verweten dat hij ter zake geen zienswijze naar voren heeft gebracht.
Deze omstandigheid doet zich niet voor. [appellant] heeft geen zienswijze ingebracht tegen de in het ontwerp opgenomen wijzigingsbevoegdheid die hetzelfde luidde als de wijzigingsbevoegdheid die is opgenomen in artikel 26, lid 26.4, van de regels van het vastgestelde plan. Dat [appellant] in dit verband wel een zienswijze tegen de bestemming "Bedrijven" voor het perceel [locatie] en de daarop van toepassing zijnde maximale bouwhoogte heeft ingediend, leidt niet tot het oordeel dat die zienswijze mede geacht moet worden te zijn gericht tegen de in het ontwerp opgenomen wijzigingsbevoegdheid. Het beroep van [appellant] is, voor zover gericht tegen de gebiedsaanduiding "wro-zone - wijzigingsgebied" voor het perceel [locatie], niet-ontvankelijk.
Perceel sectie C, nr. 5138
2.2. Het beroep van [appellant] is voor het overige gericht tegen de vaststelling van het plandeel met de bestemming "Wonen" voor zijn perceel, kadastraal bekend sectie C, nr. 5138 (hierna: het perceel). Daartoe voert hij aan dat in de inspraakprocedure is toegezegd dat het perceel - evenals voorheen - de bestemming "Maatschappelijk" zou krijgen en de gemeente hem bij de verkoop van het perceel in het vooruitzicht heeft gesteld dat deze grond kon worden gebruikt om zijn tandartspraktijk op uit te breiden. Nu het plan, voor zover het betreft het toekennen van de bestemming "Wonen" aan zijn perceel, gewijzigd is vastgesteld, waarbij geen rekening is gehouden met de belangen van [appellant], en over deze wijziging geen contact met hem is opgenomen, betoogt hij dat het besluit tot vaststelling van het plan, voor zover het betreft het plandeel met de bestemming "Wonen" voor het perceel, in strijd met het bepaalde in artikel 3:2 van de Awb is genomen.
2.2.1. Naar aanleiding van de inspraakreactie van [appellant] is het ontwerp van het bestemmingsplan gewijzigd ten opzichte van het voorontwerp en heeft de raad daarin de bestemming "Maatschappelijk" aan het perceel toegekend, teneinde de bestaande rechten te respecteren.
Naar aanleiding van ingediende zienswijzen is de bestemming van het perceel in het definitieve plan gewijzigd in de bestemming "Wonen". Zoals ter zitting door de raad is erkend, is bij de voorbereiding van het besluit niet de nodige kennis vergaard omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen, nu de belangen van [appellant] niet bij de behandeling van de zienswijzen zijn betrokken, terwijl de raad wel op de hoogte was van de beoogde uitbreidingsplannen van [appellant].
2.2.2. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit, voor zover het betreft het plandeel met de bestemming "Wonen" voor het perceel, is genomen in strijd met de bij het voorbereiden van een besluit te betrachten zorgvuldigheid. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit dient in zoverre wegens strijd met artikel 3:2 van de Awb te worden vernietigd. Gelet op het voorgaande behoeft hetgeen [appellant] overigens heeft aangevoerd, voor zover gericht tegen het plandeel met de bestemming "Wonen" voor het perceel, geen bespreking.
2.3. De raad dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep niet-ontvankelijk voor zover gericht tegen de gebiedsaanduiding "wro-zone - wijzigingsgebied" voor het perceel [locatie];
II. verklaart het beroep voor het overige gegrond;
III. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Venlo van 23 juni 2010, nr. 10-9946, voor zover het betreft het plandeel met de bestemming "Wonen" voor het perceel, kadastraal bekend sectie C, nr. 5138;
IV. veroordeelt de raad van de gemeente Venlo tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.235,94 (zegge: twaalfhonderdvijfendertig euro en vierennegentig cent), waarvan € 874,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
V. gelast dat de raad van de gemeente Venlo aan [appellant] het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 150,00 (zegge: honderdvijftig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. R.J. Hoekstra, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.I.Y. Lap, ambtenaar van staat.
w.g. Hoekstra w.g. Lap
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 8 juni 2011