201010737/1/H1.
Datum uitspraak: 8 juni 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Enter, gemeente Wierden,
tegen de uitspraak van de rechtbank Almelo van 6 oktober 2010 in zaak nr. 09/1299 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Wierden.
Bij besluit van 16 maart 2009 heeft het college aan [appellant] vrijstelling en bouwvergunning verleend voor de herbouw van een bedrijfswoning op het perceel [locatie] te Enter (hierna: het perceel).
Bij besluit van 3 november 2009 heeft het college het door [belanghebbende A] en [belanghebbende B] en de [maatschap] (hierna tezamen en in enkelvoud: [belanghebbende]) daartegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard en bouwvergunning alsnog geweigerd.
Bij uitspraak van 6 oktober 2010, verzonden op 8 oktober 2010, heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 10 november 2010, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[belanghebbende] heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 25 mei 2011, waar [appellant], in persoon en bijgestaan door mr. J.J. Paalman, advocaat te Almelo, en het college vertegenwoordigd door L. Pak en A. ter Avest, beide werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting verschenen [belanghebbende A], bijgestaan door mr. R. Bennink, advocaat te Enschede.
2.1. Het bouwplan betreft de vervanging van de bedrijfswoning op het perceel [locatie] te Enter. Op het perceel is nog een andere bedrijfswoning aanwezig.
2.2. Ingevolge artikel 40, eerste lid, van de Woningwet is het verboden te bouwen zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders (bouwvergunning).
2.3. Ingevolge artikel 44, eerste lid, aanhef en onder c, van de Woningwet mag slechts en moet de reguliere bouwvergunning worden geweigerd, indien het bouwen in strijd is met een bestemmingsplan of met de eisen die krachtens zodanig plan zijn gesteld.
2.4. Ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Buitengebied 85" (hierna: het bestemmingsplan) rust op het perceel de bestemming "Agrarisch Bouwblok".
Ingevolge artikel 3, lid B, onder 5 mag op een agrarisch bouwperceel, tenzij het bouwperceel met een zwarte stip op de kaart is aangeduid, ten hoogste één dienstwoning worden opgericht.
Ingevolge artikel 3, lid D, onder 3, voor zover hier van belang, kan het college vrijstelling verlenen van het bepaalde in artikel 3, lid B, onder 5, ten behoeve van de bouw van een tweede dienstwoning, met dien verstande dat de dienstwoning uit hoofde van de bedrijfsvoering noodzakelijk is.
2.5. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het bouwplan in strijd is met het bestemmingsplan. Daartoe voert hij aan dat de rechtbank er ten onrechte aan voorbij is gegaan dat beide destijds bestaande bedrijfswoningen reeds op de plankaart waren ingetekend. Voorts voert hij aan dat de op te richten woning niet als tweede bedrijfswoning dient te worden aangemerkt, nu het gaat om de vervanging van de eerste bedrijfswoning waar reeds in 1932 een bouwvergunning voor was verleend.
2.5.1. De bedrijfswoning, waarvoor in 1978 een bouwvergunning is verleend, wordt niet gesloopt. Nu aldus op het perceel één bedrijfswoning aanwezig blijft na de sloop van de woning waarvoor in 1932 een bouwvergunning is verleend, heeft de rechtbank de woning waar het bouwplan in voorziet terecht niet aangemerkt als eerste bedrijfswoning. Hierbij is niet van belang op welke titel de nog aanwezige bedrijfswoning is gebouwd. Aan de aanduiding van op de plankaart van de bestaande bedrijfswoningen komt in dit verband evenmin betekenis toe. In dit verband is ten slotte van belang dat het perceel waarop het bouwplan ziet, niet van een zwarte stip is voorzien. De rechtbank heeft derhalve terecht overwogen dat het bouwplan in strijd is met het bestemmingsplan. Het betoog faalt.
2.6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. P.A. Offers, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Lodder, ambtenaar van staat.
w.g. Offers w.g. Lodder
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 8 juni 2011