ECLI:NL:RVS:2011:BQ7462

Raad van State

Datum uitspraak
8 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201011005/1/H1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • P.A. Offers
  • P. Lodder
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen de niet-ontvankelijkverklaring van bezwaar tegen bouwvergunning voor woning in Tubbergen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Almelo van 7 oktober 2010, waarin het beroep tegen de niet-ontvankelijkverklaring van zijn bezwaar tegen een bouwvergunning ongegrond werd verklaard. De bouwvergunning was op 25 mei 2009 verleend door het college van burgemeester en wethouders van Tubbergen voor het bouwen van een woning op een perceel in Tubbergen. Het college had op 27 oktober 2009 het bezwaar van [appellant] tegen deze vergunning niet-ontvankelijk verklaard, wat leidde tot de rechtszaak.

De rechtbank oordeelde dat [appellant] geen belanghebbende was bij het besluit van 25 mei 2009, omdat hij volgens een vonnis van de kantonrechter te Almelo van 4 juli 2008, dat hem veroordeelde tot ontruiming van de woning, geen huurovereenkomst meer had. [appellant] betoogde dat de huurovereenkomst nog steeds bestond en dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat deze was geëindigd. Hij stelde dat hij een bodemprocedure zou starten om dit aan te vechten.

De Raad van State, in zijn uitspraak van 8 juni 2011, bevestigde de beslissing van de rechtbank. De Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had vastgesteld dat er geen huurovereenkomst meer was en dat [appellant] derhalve geen rechtstreeks belang had bij het besluit van het college. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak werd bevestigd. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

201011005/1/H1.
Datum uitspraak: 8 juni 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Tubbergen,
tegen de uitspraak van de rechtbank Almelo van 7 oktober 2010 in zaak nr. 09/1328 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Tubbergen.
1. Procesverloop
Bij besluit van 25 mei 2009 heeft het college [vergunninghoudster] bouwvergunning verleend voor het bouwen van een woning op het perceel [locatie] te Tubbergen.
Bij besluit van 27 oktober 2009 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 7 oktober 2010, verzonden op 7 oktober 2010, heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 17 november 2010, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 14 december 2010.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 25 mei 2011, waar het college, vertegenwoordigd door mr. S. Grendelman, werkzaam bij de gemeente, is verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
2.2. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat hij geen belanghebbende is bij het besluit van 25 mei 2009. Hij voert daartoe aan dat hij nog steeds huurder is van de woning die op het perceel stond. Volgens [appellant] heeft de rechtbank ten onrechte geoordeeld dat de huurovereenkomst is geëindigd gelet op het vonnis van de kantonrechter te Almelo van 4 juli 2008, zaaknummer 275717 CV EXPL 2478-08. Volgens [appellant] is met dit vonnis nog niet komen vast te staan dat de huurovereenkomst is geëindigd nu hij een bodemprocedure zal starten om een andersluidend oordeel te verkrijgen.
2.2.1. Het betoog faalt. De kantonrechter te Almelo heeft bij vonnis van 4 juli 2008 [appellant] veroordeeld om het woonhuis per 1 augustus 2008 te ontruimen en ontruimd te houden. De huurovereenkomst is volgens het vonnis van de kantonrechter rechtsgeldig opgezegd. Aan Vedeko is daarbij machtiging gegeven om de ontruiming ten uitvoer te leggen met behulp van de sterke arm. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Bij arrest van 30 juni 2009 heeft het gerechtshof het vonnis bekrachtigd. De rechtbank is er terecht van uitgegaan dat ten tijde van belang geen sprake was van een huurovereenkomst waaraan [appellant] een rechtstreeks belang bij het besluit van 25 mei 2009 zou kunnen ontlenen.
2.3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. P.A. Offers, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Lodder, ambtenaar van staat.
w.g. Offers w.g. Lodder
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 8 juni 2011
17-712.