ECLI:NL:RVS:2011:BQ7463

Raad van State

Datum uitspraak
8 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201011023/1/H1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • P.A. Offers
  • P. Lodder
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bouwvergunning voor appartementengebouw te Leende en geschil over in-/uitrit breedte

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch, waarin het college van burgemeester en wethouders van Heeze-Leende een bouwvergunning had verleend voor het oprichten van een appartementengebouw met vijf appartementen op het perceel Dorpstraat 40 te Leende. Het besluit van 19 mei 2009, dat de vrijstelling en bouwvergunning verleende, werd door de rechtbank op 6 oktober 2010 vernietigd, maar de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit werden in stand gelaten. De appellant, wonend te Leende, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak, waarbij hij betoogde dat de breedte van de in-/uitrit te smal was en dat de rechtbank ten onrechte de rechtsgevolgen in stand had gelaten zonder advies van een verkeerskundige.

De Raad van State heeft de zaak behandeld op 25 mei 2011. De rechtbank had geoordeeld dat de breedte van de in-/uitrit volgens de ruimtelijke onderbouwing 2,65 m was, maar dat de appellant aannemelijk had gemaakt dat deze in werkelijkheid 2,31 m was. Desondanks oordeelde de rechtbank dat de breedte van 2,31 m in dit geval voldoende was. De Raad van State bevestigde deze uitspraak en oordeelde dat er geen rechtsregel was die vereiste dat een advies van een verkeerskundige noodzakelijk was voor de beoordeling van de situatie. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de situatie vergelijkbaar was met die van een parkeergarage, waarvoor een breedte van 2,40 m aanbevolen is.

Het hoger beroep van de appellant werd ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak werd bevestigd. De Raad van State oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 8 juni 2011.

Uitspraak

201011023/1/H1.
Datum uitspraak: 8 juni 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Leende, gemeente Heeze-Leende,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 6 oktober 2010 in zaak nr. 09/2124 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Heeze-Leende.
1. Procesverloop
Bij besluit van 19 mei 2009 heeft het college vrijstelling en bouwvergunning verleend voor het oprichten van een appartementengebouw met vijf appartementen op het perceel Dorpstraat 40 te Leende (hierna: het perceel).
Bij uitspraak van 6 oktober 2010, verzonden op 6 oktober 2010, heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 19 mei 2009 vernietigd en bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 16 november 2010, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 16 december 2010.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Daartoe in de gelegenheid gesteld heeft [belanghebbende] namens vergunninghouder een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[belanghebbende] heeft nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 25 mei 2011, waar [appellant], in persoon en bijgestaan door mr. C.M.L. Willems-Dekkers, en het college, vertegenwoordigd door M. van der Lans, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is [belanghebbende] ter zitting verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het bouwplan voorziet in het oprichten van een appartementengebouw met vijf appartementen en een bijbehorend parkeerterrein met tien parkeerplaatsen. Het parkeerterrein wordt ontsloten via de Piet van Astenstraat. De in-/uitrit op de Piet van Astenstraat grenst aan de voorzijde van het perceel van [appellant]. De breedte van de uitrit bedraagt volgens de aanvraag ca. 2,65 m.
2.2. De rechtbank heeft het besluit van 19 mei 2009 wegens strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht vernietigd, omdat de breedte van de uitrit volgens de ruimtelijke onderbouwing 2,65 m is en [appellant] aannemelijk heeft gemaakt dat de breedte 2,31 m is. De rechtbank heeft echter aanleiding gezien om de rechtsgevolgen in stand te laten omdat het college zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat een in-/uitrit met een breedte van 2,31 m in het onderhavige geval voldoende is.
2.3. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand heeft gelaten. Daartoe voert hij aan dat de breedte van de in-/uitrit te smal is, nu de breedte volgens de Aanbevelingen voor verkeersvoorzieningen binnen de bebouwde kom (hierna: ASVV 2004) 3,40 m dan wel 4,60 m moet zijn. Voorts voert hij aan dat de rechtbank ten onrechte haar oordeel niet aan de hand van het advies van een verkeerskundige heeft bepaald.
2.3.1. Het betoog faalt. Er bestaat geen grond voor het oordeel dat de rechtbank de rechtsgevolgen niet in stand mocht laten zonder dat zij beschikte over een advies van een verkeerskundige. Er is geen rechtsregel aan te wijzen op grond waarvan een dergelijk advies is vereist.
De rechtbank heeft verder terecht geoordeeld dat het college zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de situatie het meest vergelijkbaar is met de inrit van een parkeergarage. Volgens de ASVV 2004 is daarvoor een breedte van 2,40 m aanbevolen. De door [appellant] genoemde breedtematen van 3,40 m en 4,60 m hebben betrekking op de straatbreedte en niet op een uitrit zoals deze.
De rechtbank heeft voorts terecht geoordeeld dat het college ter zitting voldoende heeft toegelicht waarom een breedte van 2,31 m voldoende is. In dit verband is van belang dat onweersproken is dat de breedst gangbare personenauto inclusief spiegels 2,15 m breed is. Voorts heeft de rechtbank terecht bij haar oordeel betrokken dat sprake is van een in-/uitrit zonder doorgaande verkeersfunctie waarbij slechts sprake is van één smal punt ter hoogte van de aansluiting van het parkeerterrein met de Piet van Astenstraat en dat het parkeerterrein slechts is bestemd voor vijf appartementen, zodat onvoldoende aanleiding bestaat om rekening te houden met het tegelijkertijd in- of uitrijden van een auto en een fiets.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. P.A. Offers, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Lodder, ambtenaar van staat.
w.g. Offers w.g. Lodder
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 8 juni 2011
17-712.