ECLI:NL:RVS:2011:BQ8793

Raad van State

Datum uitspraak
22 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201012667/1/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.G.J. Parkins-de Vin
  • P.J.A.M. Broekman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen' van de gemeente Buren en de bezwaren van een eigenaar

In deze zaak gaat het om het bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen' dat op 26 oktober 2010 door de raad van de gemeente Buren is vastgesteld. De appellant, eigenaar van een bedrijfswoning te Eck en Wiel, heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, omdat hij bezwaar heeft tegen de bestemming van zijn perceel en de bijbehorende groenstroken. De zaak is behandeld door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 25 mei 2011, waar de appellant werd vertegenwoordigd door ing. G.G. van Sijpveld en de raad door G.J. van Rhijn.

De appellant heeft zijn beroepsgrond inzake de bouwperceelsgrens ingetrokken en betoogt dat de raad ten onrechte alleen een groenstrook aan de zuid- en westzijde van zijn perceel heeft bestemd, terwijl hij wenst dat deze strook rondom zijn gehele perceel wordt aangelegd. Daarnaast maakt hij bezwaar tegen de dubbelbestemming 'Waterstaat-Beheerszone Watergang' aan de westzijde van zijn perceel, omdat dit invloed heeft op de inrichting van zijn tuin. De raad stelt dat het aanbrengen van groenvoorzieningen binnen het bedrijventerrein mogelijk is, maar dat bedrijven niet met de bestemming 'Groen' van elkaar gescheiden worden.

De Afdeling oordeelt dat de woning van de appellant onderdeel is geworden van het bedrijventerrein en dat het niet wenselijk is om het perceel aan alle zijden af te schermen met een groenstrook. De Afdeling concludeert dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het bestemmingsplan niet in strijd is met het vertrouwensbeginsel en dat de bestemming 'Waterstaat-Beheerszone Watergang' geen wezenlijke beperking van de gebruiksmogelijkheden met zich meebrengt. Het beroep van de appellant wordt ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201012667/1/R2.
Datum uitspraak: 22 juni 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Eck en Wiel, gemeente Buren,
en
de raad van de gemeente Buren,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 26 oktober 2010 heeft de raad het bestemmingsplan "Bedrijventerreinen" (hierna: het plan), kenmerk B-2010-11175, vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 27 december 2010, beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 25 mei 2011, waar [appellant], vertegenwoordigd door ing. G.G. van Sijpveld, en de raad, vertegenwoordigd door G.J. van Rhijn, werkzaam bij de gemeente, is verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ter zitting heeft [appellant] zijn beroepsgrond inzake de bouwperceelsgrens van het perceel dat aan de oostzijde van zijn perceel is gelegen, ingetrokken.
2.2. Het plan voorziet onder meer in een planologische regeling van het bedrijventerrein Maurik. Bij het plan gelden het huidige gebruik en de huidige verschijningsvorm van het terrein als uitgangspunt.
2.3. [appellant] is eigenaar van de bedrijfswoning [locatie] te Eck en Wiel, die zich bevindt op het bedrijventerrein Maurik. Hij betoogt dat de raad - ondanks een mondelinge toezegging in het verleden - ten onrechte alleen een groenstrook aan de zuid- en westzijde van zijn perceel heeft bestemd en niet, zoals hij wenst met het oog op zijn privacy, rondom zijn gehele perceel. Voorts maakt hij bezwaar tegen de dubbelbestemming "Waterstaat-Beheerszone Watergang" aan de westzijde van zijn perceel, vanwege de schouwstrook van 4 meter breed die hij bij de inrichting van zijn tuin in acht moet nemen.
2.4. De raad stelt zich op het standpunt dat binnen het bedrijventerrein het aanbrengen van groenvoorzieningen denkbaar is, maar niet om dezelfde functies van elkaar te scheiden. Het bedrijventerrein is één geheel en bedrijven worden niet met de bestemming "Groen" ruimtelijk van elkaar gescheiden. Voorts stelt de raad dat de dubbelbestemming "Waterstaat-Beheerszone Watergang" planologisch vastlegt wat op grond van de keur van het waterschap reeds mogelijk is.
2.5. De Afdeling stelt vast dat de woning van [appellant] naar aanleiding van het gestelde in zijn zienswijze de bestemming "Bedrijf" heeft gekregen. Daarmee is zijn woning onderdeel geworden van het bedrijventerrein Maurik. Gelet hierop heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening niet gewenst is dat het perceel van [appellant] aan alle zijden wordt afgeschermd met een strook die in de bestemming "Groen" voorziet. Daarbij betrekt de Afdeling dat de woning van [appellant] thans op zijn verzoek onderdeel is geworden van het bedrijventerrein en dat percelen op een dergelijk terrein gewoonlijk niet met een afzonderlijk bestemde groenstrook planologisch van elkaar gescheiden worden.
Over het betoog van [appellant] dat het vertrouwensbeginsel is geschonden, wordt overwogen dat [appellant] niet aannemelijk heeft gemaakt dat door of namens de raad verwachtingen zijn gewekt dat het plan, voor zover het het perceel van [appellant] betreft, zou voorzien in stroken rondom zijn perceel met de bestemming "Groen". De raad heeft het plan op dit punt derhalve niet in strijd met het vertrouwensbeginsel vastgesteld.
2.6. Met betrekking tot de bestemming "Waterstaat-Beheerszone Watergang" in combinatie met de bestemming "Groen" voor de desbetreffende westelijke zijde van zijn perceel heeft [appellant] niet aannemelijk gemaakt dat deze bestemming een wezenlijke beperking van de gebruiksmogelijkheden met zich brengt ten opzichte van de beperkingen die voortvloeien uit de keur van het waterschap. Niet gebleken is dat de bestemming "Groen" aan deze zijde van zijn perceel niet uitvoerbaar is. Hetgeen [appellant] heeft gesteld omtrent het onderhoud en de verbreding van de watergang aan de zijde van het aangrenzende perceel valt buiten het kader van de onderhavige procedure, omdat het desbetreffende gedeelte van de watergang en het ten westen daarvan aangrenzende perceel in een ander bestemmingsplan zijn opgenomen.
2.7. Hetgeen [appellant] inzake de plandelen met de bestemming "Bedrijf" en "Waterstaat-Beheerszone Watergang" ter plaatse van het perceel aan de [locatie] heeft aangevoerd, geeft geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan in zoverre strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het besluit in zoverre anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Het beroep is ongegrond.
2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. M.G.J. Parkins-de Vin, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.J.A.M. Broekman, ambtenaar van staat.
w.g. Parkins-de Vin w.g. Broekman
lid van de enkelvoudige kamer ..ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 22 juni 2011
12-704.