ECLI:NL:RVS:2011:BQ9620

Raad van State

Datum uitspraak
21 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201103651/2/H2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • R.W.L. Loeb
  • M.R. Poot
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening door Kidsstop B.V. tegen het college van burgemeester en wethouders van Enschede

In deze zaak heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 21 juni 2011 uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening door Kidsstop B.V. Het verzoek volgde op een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Enschede, dat op 19 juni 2009 bestuurlijke boetes had opgelegd aan Kidsstop ter hoogte van € 33.000, alsmede lasten onder dwangsom en aanwijzingen. Kidsstop had bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het college verklaarde dit bezwaar ongegrond op 5 januari 2010. De rechtbank Almelo oordeelde op 16 februari 2011 dat het beroep van Kidsstop gegrond was voor wat betreft de lasten onder dwangsom, en vernietigde het besluit van 19 juni 2009 in dat opzicht.

Tegen deze uitspraak heeft Kidsstop hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, om te voorkomen dat het college de opgelegde boetes zou invorderen voordat de Afdeling een beslissing had genomen. Tijdens de zitting op 16 juni 2011 werd het verzoek behandeld. Kidsstop stelde dat de invordering van de boetes zou leiden tot een financiële noodsituatie, maar de voorzitter oordeelde dat dit belang niet zwaarwegend genoeg was. De voorzitter merkte op dat Kidsstop deze stelling pas ter zitting naar voren had gebracht, waardoor het college niet adequaat kon reageren.

Uiteindelijk heeft de voorzitter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, met de overweging dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt het belang van tijdige en adequate argumentatie in bestuursrechtelijke procedures.

Uitspraak

201103651/2/H2.
Datum uitspraak: 21 juni 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), hangende de hoger beroepen van onder meer:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Kidsstop B.V., gevestigd te Enschede (hierna: Kidsstop),
verzoekster,
tegen de uitspraak van de rechtbank Almelo (hierna: de rechtbank) van 16 februari 2011 in zaak nr. 10/ 199 in het geding tussen:
Kidsstop
en
het college van burgemeester en wethouders van Enschede (hierna: het college).
1. Procesverloop
Bij besluit van 19 juni 2009 heeft het college aan Kidsstop bestuurlijke boetes opgelegd ter hoogte van in totaal € 33.000 en lasten onder dwangsom en aanwijzingen gegeven.
Bij besluit van 5 januari 2010 heeft het het door Kidsstop daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 16 februari 2011, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door Kidsstop daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, voor zover het betrekking heeft op de lasten onder dwangsom, dat besluit in zoverre vernietigd en het besluit van 19 juni 2009 in zoverre herroepen en voor het overige ongegrond.
Tegen deze uitspraak heeft onder meer Kidsstop bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 28 maart 2011, hoger beroep ingesteld. Voorts heeft zij de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 16 juni 2011, waar Kidsstop, vertegenwoordigd door haar [bestuurder], bijgestaan door mr. R.P. Kuijper, advocaat te Amsterdam, en het college, vertegenwoordigd door A.P. Brinkman, werkzaam in dienst van de gemeente Enschede, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Met het verzoek beoogt Kidsstop te voorkomen dat het college de bij het besluit van 19 juni 2009 aan haar opgelegde boetes invordert, voordat de Afdeling heeft beslist op haar hoger beroep. Anders dan Kidsstop betoogt, staat de Wet op de kinderopvang aan die invordering niet in de weg. Het belang van Kidsstop bij de gevraagde voorziening is louter financieel van aard. Zij heeft niet gesteld dat de invordering voor haar tot een financiële noodsituatie zou leiden. Derhalve is geen belang gesteld dat voldoende zwaarwegend is om het treffen van de gevraagde voorziening te rechtvaardigen. Aan haar stelling dat invordering wel tot een financiële noodsituatie leidt vanwege een intussen verslechterde liquiditeitspositie, gaat de voorzitter voorbij, nu Kidsstop die stelling niet eerder dan voor het eerst ter zitting naar voren heeft gebracht en zij het college aldus niet in staat heeft gesteld daarop adequaat te reageren.
2.2. Gelet hierop, bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M.R. Poot, ambtenaar van staat.
w.g. Loeb w.g. Poot
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 21 juni 2011
362.