ECLI:NL:RVS:2011:BQ9629

Raad van State

Datum uitspraak
22 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201105493/2/H3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • H.G. Lubberdink
  • M.M. van der Smissen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening inzake openbaarmaking van bedrijfsgegevens door OPTA

In deze zaak heeft de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Tele2 Nederland B.V. op 26 mei 2010 een verzoek ingediend bij de Onafhankelijke Post- en Telecommunicatie Autoriteit (OPTA) om openbaarmaking van bijlage 2 bij een brief van KPN van 12 maart 2010. Deze bijlage bevatte belangrijke informatie over Carrier Pre Select (CPS) tarieven en het aantal minuten, die door KPN als vertrouwelijk werden beschouwd. OPTA heeft op 3 juni 2010 het verzoek van Tele2 gedeeltelijk ingewilligd en gedeeltelijk afgewezen. KPN heeft hiertegen bezwaar gemaakt, wat door OPTA op 9 februari 2011 ongegrond werd verklaard. KPN heeft vervolgens hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 4 mei 2011, die het beroep ongegrond verklaarde.

KPN verzocht de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State om een voorlopige voorziening te treffen, zodat de openbaarmaking van de onder (c) en (e) genoemde gegevens niet zou plaatsvinden voordat er een definitieve uitspraak in de bodemprocedure was gedaan. De voorzitter heeft op 9 juni 2011 de zaak behandeld, waarbij KPN werd vertegenwoordigd door advocaten en OPTA door een andere advocaat. De voorzitter oordeelde dat het verzoek om voorlopige voorziening moest worden toegewezen, omdat afwijzing van het verzoek onomkeerbare gevolgen zou hebben voor KPN.

De voorzitter heeft besloten om het besluit van OPTA van 9 februari 2011 te schorsen voor zover het bezwaar van KPN ongegrond was verklaard, en ook het besluit van 3 juni 2010 te schorsen voor de openbaarmaking van de gegevens. Tevens werd OPTA veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten aan KPN en moest OPTA het griffierecht vergoeden. De uitspraak werd openbaar gedaan op 22 juni 2011.

Uitspraak

201105493/2/H3.
Datum uitspraak: 22 juni 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de
Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid KPN B.V., gevestigd te Den Haag,
verzoekster,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 4 mei 2011 in zaak nr. 11/1759 in het geding tussen:
KPN
en
het college van de Onafhankelijke Post- en Telecommunicatie Autoriteit (hierna: OPTA).
1. Procesverloop
Bij brief van 26 mei 2010 heeft de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Tele2 Nederland B.V., gevestigd te Diemen, OPTA verzocht om openbaarmaking van bijlage 2 bij een brief van KPN van 12 maart 2010 aan OPTA. Deze bijlage bevat de volgende informatie: a) het totaal aantal minuten Carrier Pre Select (hierna: CPS) regionaal, onderverdeeld naar piek, dal en weekend/nacht-tarief; b) de in rekening gebrachte tarieven (setup en conveyance) voor de onder (a) bedoelde minuten; c) het gerealiseerde gemiddelde CPS-tarief, berekend op basis van (a) en (b); d) het gemiddelde CPS-tarief dat is opgenomen in Annex B bij het Wholesale Price Cap (hierna: WPC)-besluit van 27 september 2006; e) het verschil tussen het gerealiseerde gemiddelde CPS-tarief en het gemiddelde CPS-tarief dat is opgenomen in Annex B bij het WPC-besluit.
Bij besluit van 3 juni 2010 heeft OPTA het verzoek van Tele2 afgewezen, voor zover het de informatie onder (a) betreft en het verzoek voor het overige ingewilligd.
Bij besluit van 9 februari 2011 heeft OPTA, voor zover thans van belang, het door KPN daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 4 mei 2011, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door KPN daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft KPN bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 13 mei 2011, hoger beroep ingesteld. Voorts heeft zij de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 9 juni 2011, waar KPN, vertegenwoordigd door mr. L.P.W. Mensink en mr. E.J. Wagenvoort, beiden advocaat te Amsterdam, OPTA, vertegenwoordigd door mr. E.C. Pietermaat, advocaat te Den Haag, en Tele2 en andere, vertegenwoordigd door mr. N.J. Linssen, advocaat te Den Haag, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Ingevolge artikel 10, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: de Wob) blijft het verstrekken van informatie ingevolge deze wet achterwege voor zover dit bedrijfs- en fabricagegegevens betreft, die door natuurlijke personen of rechtspersonen vertrouwelijk aan de overheid zijn meegedeeld.
Ingevolge het tweede lid, aanhef en onder g, blijft het verstrekken van informatie ingevolge deze wet achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen het belang van het voorkomen van onevenredige bevoordeling of benadeling van bij de aangelegenheid betrokken natuurlijke personen of rechtspersonen dan wel van derden.
2.3. KPN komt op tegen het oordeel van de rechtbank dat OPTA terecht tot openbaarmaking van de hiervoor onder (c) en (e) genoemde gegevens heeft besloten. Daartoe bestrijdt zij het oordeel van de rechtbank dat OPTA zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat die gegevens geen bedrijfsgegevens betreffen, als bedoeld in artikel 10, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wob en dat zij door de verstrekking daarvan niet onevenredig wordt benadeeld.
2.4. Het verzoek van KPN strekt ertoe dat bij wijze van voorlopige voorziening wordt bepaald dat OPTA de onder (c) en (e) genoemde gegevens niet openbaar maakt alvorens de Afdeling op het door KPN tegen de aangevallen uitspraak ingestelde hoger beroep heeft beslist.
2.5. De voorlopige voorzieningprocedure leent zich niet voor een oordeel over de vraag of de rechtbank terecht tot het hiervoor onder 2.3 vermelde oordeel is gekomen. De voorzitter zal zich daarom beperken tot een afweging van de betrokken belangen.
Afwijzing van het verzoek zal tot onomkeerbare gevolgen leiden. OPTA zal dan immers meerbedoelde gegevens openbaar maken, hetgeen niet meer ongedaan kan worden gemaakt. KPN heeft er belang bij dat een dergelijke situatie wordt voorkomen. Gelet daarop bestaat voor afwijzing van het verzoek alleen aanleiding, indien daartegenover zeer zwaarwegende belangen staan. Daarvan is evenwel niet gebleken. Gelet hierop, ziet de voorzitter aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.
2.6. OPTA dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van de Onafhankelijke Post- en Telecommunicatie Autoriteit van 9 februari 2011, kenmerk OPTA/AM/2011/200186, voor zover daarbij het bezwaar van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid KPN B.V. ongegrond is verklaard, en het besluit van het college van de Onafhankelijke Post- en Telecommunicatie Autoriteit van 3 juni 2010, kenmerk OPTA/AM/2010/201638, voor zover daarbij is besloten tot openbaarmaking van de informatie genoemd in randnummer 2 onder (c) en (e) van dat besluit;
II. veroordeelt het college van de Onafhankelijke Post- en Telecommunicatie Autoriteit tot vergoeding van bij de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid KPN B.V. in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 874,00 (zegge: achthonderdvierenzeventig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
III. gelast dat het college van de Onafhankelijke Post- en Telecommunicatie Autoriteit aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid KPN B.V. het door haar voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 454,00 (zegge: vierhonderdvierenvijftig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M.M. van der Smissen, ambtenaar van staat.
w.g. Lubberdink w.g. Van der Smissen
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 22 juni 2011
419-598.