ECLI:NL:RVS:2011:BQ9652

Raad van State

Datum uitspraak
29 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201011313/1/H3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • P.A. Offers
  • P.M.M. de Leeuw-van Zanten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing wijziging adresgegevens door college van burgemeester en wethouders van Nuenen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch, die op 15 oktober 2010 het beroep van [appellant] gegrond verklaarde. Het college van burgemeester en wethouders van Nuenen had op 29 juli 2008 een verzoek van [appellant] tot wijziging van adresgegevens afgewezen. Na het indienen van bezwaar door [appellant] heeft het college op 13 februari 2009 dit bezwaar ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat het college ten onrechte had nagelaten om ambtshalve te onderzoeken of het nodig was om een aantekening van onjuistheid bij de adresgegevens van [ex-echtgenote] te plaatsen. Het college had de adresgegevens van [ex-echtgenote] op 27 december 2010 gecorrigeerd, maar dit was niet geheel in lijn met de bezwaren van [appellant].

Tijdens de zitting op 8 juni 2011 heeft [appellant] zijn standpunt toegelicht, waarbij hij aanvoerde dat de datum van inschrijving van [ex-echtgenote] op haar huidige adres onjuist was. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft geoordeeld dat het college niet onterecht had gehandeld door de adresgegevens niet te wijzigen, omdat [appellant] niet had aangetoond dat de gegevens feitelijk onjuist waren. Het hoger beroep van [appellant] is ongegrond verklaard, en de rechtbank uitspraak is bevestigd.

De Raad van State heeft in zijn overwegingen benadrukt dat de gegevens in de gemeentelijke basisadministratie betrouwbaar moeten zijn en dat het aan [appellant] was om te bewijzen dat de gegevens onjuist waren. De Afdeling heeft geconcludeerd dat er geen grond was om het besluit van het college te vernietigen, en heeft het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 29 juni 2011.

Uitspraak

201011313/1/H3.
Datum uitspraak: 29 juni 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Nuenen, gemeente Nuenen, Gerwen en Nederwetten,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 15 oktober 2010 in zaak nr. 09/942 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Nuenen, Gerwen en Nederwetten.
1. Procesverloop
Bij besluit van 29 juli 2008 heeft het college een verzoek van [appellant] tot wijziging van adresgegevens afgewezen.
Bij besluit van 13 februari 2009 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 15 oktober 2010, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 13 februari 2009 vernietigd en het college opgedragen een nieuw besluit op bezwaar te nemen met inachtneming van de uitspraak. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 24 november 2010, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Bij besluit van 27 december 2010 heeft het college opnieuw op het bezwaar van [appellant] beslist en de adresgegevens van [ex-echtgenote] van [appellant], gecorrigeerd, met dien verstande dat de datum van inschrijving [ex-echtgenote] op haar huidige adres is gesteld op 30 november 2003.
Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief van 31 januari 2011 gronden aangevoerd.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft een nader stuk ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 juni 2011, waar [appellant] in persoon, en het college, vertegenwoordigd door J.C. Jacobs-van Eck, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 1, eerste lid, van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (hierna: Wet gba) wordt in deze wet en de daarop berustende bepalingen verstaan onder persoonslijst: het geheel van gegevens als bedoeld in artikel 34, eerste lid, over één persoon in een basisadministratie.
Ingevolge artikel 54 wordt omtrent de beslissing dat een opgenomen algemeen gegeven onjuist is of, indien het een gegeven over de burgerlijke staat betreft, in strijd met de Nederlandse openbare orde, omtrent een onderzoek naar die onjuistheid of strijdigheid, een aantekening geplaatst bij de desbetreffende gegevens.
Ingevolge artikel 82, eerste lid, voldoet het college binnen vier weken kosteloos aan het verzoek van betrokkene hem betreffende gegevens in de basisadministratie te verbeteren, aan te vullen of te verwijderen, indien deze feitelijk onjuist dan wel onvolledig zijn of in strijd met een wettelijk voorschrift worden verwerkt. Het verzoek bevat de aan te brengen wijzigingen.
Ingevolge artikel 83, aanhef en onder e, wordt een beslissing van het college om bij een opgenomen algemeen gegeven een aantekening over de onjuistheid van dat gegeven of over de strijdigheid daarvan met de Nederlandse openbare orde te plaatsen, gelijkgesteld met een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb).
Ingevolge artikel 83, aanhef en onder f, wordt een beslissing van het college om niet te voldoen aan een verzoek als bedoeld in de artikelen 79 tot en met 82, gelijkgesteld met een besluit in de zin van de Awb.
2.2. Het verweer van het college dat [appellant] geen procesbelang meer heeft, nu de datum van inschrijving van [ex-echtgenote] op haar huidige adres inmiddels is gecorrigeerd en is gesteld op 30 november 2003, faalt. Het college is hiermee immers slechts ten dele aan het verzoek van [appellant] tegemoetgekomen. Indien zijn hoger beroep slaagt, is niet zonder meer uit te sluiten dat dit leidt tot het oordeel dat de datum van inschrijving van [ex-echtgenote] op haar huidige adres op 8 december 2003 dient te worden gesteld.
2.3. Bij brief van 14 juli 2008 heeft [appellant] het college verzocht om de adresgegevens van [ex-echtgenote] te wijzigen. Volgens [appellant] is zij op 8 december 2003 uit de woning op het adres [locatie] te Nuenen vertrokken en niet al op 12 november 2003. Bij het in bezwaar gehandhaafde besluit heeft het college het verzoek van [appellant] tot wijziging van de adresgegevens van [ex-echtgenote] afgewezen.
2.4. De rechtbank heeft geoordeeld dat het college zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat het correctierecht als neergelegd in artikel 82, eerste lid, van de Wet gba niet aan [appellant] toekomt, omdat hij om wijziging verzoekt van gegevens die vermeld staan op de persoonslijst van zijn ex-echtgenote. Verder heeft de rechtbank echter geoordeeld dat het college op grond van artikel 54 van de Wet gba ambtshalve moest overgaan tot onderzoek of het plaatsen van een aantekening van onjuistheid bij het betreffende adresgegeven nodig was. Nu het college dit heeft nagelaten en ook ter zitting hieromtrent geen standpunt heeft ingenomen, kan niet worden gesteld dat het college terecht en op goede gronden heeft geweigerd de adresgegevens van [ex-echtgenote] te wijzigen, aldus de rechtbank in de aangevallen uitspraak.
2.5. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat zijn verzoek ziet op "hem betreffende persoonsgegevens" als bedoeld artikel 82, eerste lid, van de Wet gba. De rechtbank heeft derhalve ten onrechte overwogen dat zijn verzoek buiten de reikwijdte van dat artikel valt, aldus [appellant].
2.5.1. De rechtbank heeft, onder verwijzing naar de uitspraak van 11 maart 2009 in zaak nr.
200805067/1, terecht overwogen dat het college het verzoek van [appellant] om de adresgegevens van [ex-echtgenote] te corrigeren op grond van artikel 82, eerste lid, van de Wet gba, op juiste gronden heeft afgewezen. Hiertoe wordt, eveneens met de rechtbank, overwogen dat de omstandigheid dat [appellant] verzoekt om de wijziging van met de zijne overeenkomende adresgegevens uit de persoonslijst van [ex-echtgenote], niet betekent dat deze adresgegevens hem betreffende (persoons)gegevens zijn als bedoeld in artikel 82, eerste lid, van de Wet gba. Het verzoek van [appellant] kan derhalve niet leiden tot toepassing van deze bepaling. Het betoog faalt.
2.6. Voorts betoogt [appellant] dat het college op grond van artikel 54 van de Wet gba de adresgegevens van [ex-echtgenote] had moeten aanpassen. Het college beschikt ter zake over voldoende bewijsstukken.
2.6.1. Dat het college heeft nagelaten op grond van artikel 54 van de Wet gba ambtshalve over te gaan tot onderzoek of het plaatsen van een aantekening van onjuistheid bij het betreffende adresgegevens nodig was en ook ter zitting hieromtrent geen standpunt heeft ingenomen, leidt niet tot het oordeel dat de rechtbank van de door [appellant] voorgestane datum van inschrijving van [ex-echtgenote] op haar huidige adres had moeten uitgaan. Ook dit betoog faalt.
2.7. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.8. Bij besluit van 27 december 2010 heeft het college opnieuw op het bezwaar van [appellant] beslist en de adresgegevens van [ex-echtgenote] gecorrigeerd, met dien verstande dat de datum van inschrijving van [ex-echtgenote] op haar huidige adres is gesteld op 30 november 2003. Aangezien niet geheel aan de bezwaren van [appellant] is tegemoetgekomen, wordt het hoger beroep van [appellant], gelet op artikel 6:24, eerste lid, van de Awb, gelezen in samenhang met de artikelen 6:18, eerste lid, en 6:19, eerste lid, van de Awb, geacht mede een beroep tegen dit besluit in te houden.
2.9. Gelet op hetgeen hiervoor onder 2.5.1 is overwogen faalt het betoog van [appellant] dat de bedoelde adresgegevens van [ex-echtgenote] hem betreffende (persoons)gegevens zijn als bedoeld in artikel 82, eerste lid, van de Wet gba en zijn verzoek daarom dient te leiden tot toepassing van deze bepaling.
2.10. [appellant] betoogt verder dat het college ten onrechte 30 november 2003 in plaats van 8 december 2003 als datum van verhuizing van [ex-echtgenote] uit de woning op het adres [locatie] te Nuenen heeft gesteld.
2.10.1. Voorop staat dat de gegevens in de basisadministratie betrouwbaar en duidelijk moeten zijn. De gebruikers van de gegevens moeten erop kunnen vertrouwen dat de gegevens in beginsel juist zijn. Voor het wijzigen van eenmaal in de basisadministratie geregistreerde gegevens of het plaatsen van een aantekening van onjuistheid bij bepaalde gegevens zal, gelet op het systeem van de Wet gba, onomstotelijk moeten vaststaan dat deze feitelijk onjuist zijn.
Het is in dit geval aan [appellant] om aan te tonen dat de in de gemeentelijke basisadministratie opgenomen adresgegevens van [ex-echtgenote] over de periode van 30 november 2003 tot 8 december 2003 feitelijk onjuist zijn. [appellant] is daar niet in geslaagd.
De Afdeling is van oordeel dat niet onomstotelijk vaststaat dat de in de gemeentelijke basisadministratie opgenomen adresgegevens van [ex-echtgenote] over genoemde periode feitelijk onjuist zijn. Dat door Janssen & Janssen c.s. gerechtsdeurwaarders te Eindhoven op 25 november 2003 werd geconstateerd dat de woning op het adres [locatie] te Nuenen werd bewoond door [ex-echtgenote] en door hen op 8 december 2003 werd geconstateerd dat deze woning niet langer door haar werd bewoond, toont geenszins aan dat de woning van 30 november 2003 tot en met 8 december 2003 ook nog door [ex-echtgenote] werd bewoond. Uit de door [appellant] overgelegde stukken volgt slechts dat [ex-echtgenote] op 30 november 2003 de sleutels van de woning wilde inleveren en per die datum geen enkele verantwoordelijkheid meer voor de woning heeft willen nemen. De enkele stelling van [appellant] dat [ex-echtgenote] tot 8 december 2003 in zijn woning heeft gewoond, is onvoldoende om aan te tonen dat de adresgegevens van [ex-echtgenote] over de periode van 30 november 2003 tot 8 december 2003 feitelijk onjuist zijn.
De Afdeling ziet voorts geen grond voor het oordeel het besluit van 27 december 2010 in strijd met de artikelen 3:46 en 3:47 van de Awb te achten. Het betoog faalt.
2.11. Het beroep is ongegrond. Het op artikel 8:73a van de Awb (lees: 8:73 van de Awb) gebaseerde verzoek om schadevergoeding dient reeds hierom te worden afgewezen.
2.12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. bevestigt de aangevallen uitspraak;
II. verklaart het beroep tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Nuenen, Gerwen en Nederwetten van 27 december 2010 ongegrond;
III. wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Aldus vastgesteld door mr. P.A. Offers, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.M.M. de Leeuw-van Zanten, ambtenaar van staat.
w.g. Offers w.g. De Leeuw-van Zanten
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 29 juni 2011
97-597.