ECLI:NL:RVS:2011:BQ9659
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- W.D.M. van Diepenbeek
- H.J.J. Kalter
- Rechtspraak.nl
Vergunning voor reststoffen-energiecentrale aan Lange Lijnbaan 14 te Harlingen
Op 5 oktober 2010 verleende het college van gedeputeerde staten van Fryslân een vergunning aan Afvalsturing Friesland N.V. (Omrin) voor het oprichten en in werking hebben van een reststoffen-energiecentrale aan de Lange Lijnbaan 14 te Harlingen. Dit besluit werd op 8 oktober 2010 ter inzage gelegd. De stichting Afvaloven Nee, gevestigd te Wijnaldum, heeft op 18 november 2010 beroep ingesteld tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening op 16 mei 2011. De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het verzoek op 20 juni 2011 behandeld.
Afvaloven Nee betoogde dat de inrichting één geheel vormt met de nabijgelegen warmtekrachtcentrale en dat het besluit in strijd is met het bestemmingsplan. Daarnaast werd gesteld dat de berekening van de rookgasverspreiding niet voldeed aan de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007. De voorzitter oordeelde dat deze argumenten nader onderzoek vereisen en dat de inhoudelijke beoordeling in de bodemprocedure moet plaatsvinden.
De voorzitter beperkte zich tot de afweging van de belangen van Afvaloven Nee en Omrin. Afvaloven Nee stelde dat er onzekerheid bestond over de emissies en de gevolgen voor de volksgezondheid, vooral na een storing waarbij emissienormen waren overschreden. Echter, deskundigen concludeerden dat de inrichting voldeed aan de wettelijke normen voor luchtverontreinigende stoffen. De voorzitter oordeelde dat het in werking zijn van de inrichting geen onaanvaardbare gevolgen voor het milieu of de volksgezondheid met zich meebracht en dat schorsing van het besluit financiële consequenties voor Omrin zou hebben.
Daarom werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De voorzitter concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gedaan op 24 juni 2011.