ECLI:NL:RVS:2011:BQ9661

Raad van State

Datum uitspraak
24 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201103126/2/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • Th.C. van Sloten
  • J.V. Vreugdenhil
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening inzake aanwijzing Leekstermeergebied als speciale beschermingszone

In deze zaak gaat het om een verzoek om een voorlopige voorziening met betrekking tot de aanwijzing van het Leekstermeergebied als speciale beschermingszone. De staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie heeft op 10 december 2010 een besluit genomen dat het eerdere besluit van 24 maart 2000 wijzigt. Dit besluit houdt in dat het Leekstermeergebied niet langer een complementaire doelstelling voor het habitattype 'vochtige alluviale bossen' (H91E0) bevat. IVN en anderen hebben hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening om het kappen van een deel van het Groot Waalbos te beletten tot er een uitspraak in de bodemprocedure is gedaan.

De voorzitter heeft het verzoek op 16 juni 2011 behandeld. IVN en anderen stelden dat het Groot Waalbos, dat deel uitmaakt van het aangewezen gebied, behoort tot het prioritaire habitattype 'vochtige alluviale bossen' en dat de vervallen instandhoudingsdoelstelling onterecht is. De staatssecretaris heeft echter betoogd dat het Groot Waalbos niet voldoet aan de kenmerken van dit habitattype, omdat de bodem niet is ontstaan door beek- of rivierzettingen.

De voorzitter overweegt dat het verzoek om een voorlopige voorziening niet kan worden toegewezen, omdat het kappen van bomen in het Groot Waalbos geen direct rechtsgevolg is van het aanwijzingsbesluit. De voorgenomen kap is bovendien al vergund en valt buiten de bevoegdheid van de staatssecretaris. Het verzoek wordt afgewezen, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201103126/2/R2.
Datum uitspraak: 24 juni 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
IVN afdeling Roden, gevestigd te Roden, gemeente Noordenveld, en anderen,
verzoekers,
en
de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit 10 december 2010, kenmerk PDN/2010-019, heeft de staatssecretaris het besluit van 24 maart 2000, kenmerk N/2000/306, tot aanwijzing van het Leekstermeergebied als speciale beschermingszone in de zin van artikel 4, eerste en tweede lid, van richtlijn 79/409/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand (PbEG L 103; hierna: de Vogelrichtlijn), gewijzigd.
Tegen dit besluit hebben onder meer IVN en anderen bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 14 maart 2011, beroep ingesteld.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 26 april 2011, hebben IVN en anderen de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
IVN en anderen en de Dienst Landelijk Gebied (hierna: DLG) hebben nadere stukken toegezonden.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 16 juni 2011, waar IVN en anderen, vertegenwoordigd door dr. S.M. van Netten, drs. T. Miedema en M.J. Schetsberg, en de staatssecretaris, vertegenwoordigd door mr. G.W.P.A. van Schijndel, werkzaam bij het ministerie, zijn verschenen.
Voorts is ter zitting DLG, vertegenwoordigd door mr. P.M.J. de Goede, advocaat te Groningen, en ing. A. van Guldener, als partij gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het verzoek van IVN en anderen is gericht op schorsing van het besluit, voor zover daarin niet langer een complementaire doelstelling voor het habitattype 'vochtige alluviale bossen' (H91E0) is opgenomen, teneinde het kappen van een deel van het 'Groot Waalbos' te beletten tot uitspraak is gedaan in de bodemprocedure.
2.3. IVN en anderen voeren aan dat het Groot Waalbos - dat onderdeel uitmaakt van het aangewezen gebied - behoort tot het prioritaire habitattype 'vochtige alluviale bossen' (H91E0) en dat daarom de complementaire instandhoudingsdoelstelling voor dit habitattype die in het ontwerp-aanwijzingsbesluit was opgenomen ten onrechte is vervallen bij de definitieve aanwijzing. Als gevolg hiervan wordt volgens IVN en anderen het Groot Waalbos niet langer beschermd ingevolge de Natuurbeschermingswet 1998 (hierna: Nbw 1998) en zou het ingestelde beroep tegen het aanwijzingsbesluit zinloos worden als het kappen van een deel van het Groot Waalbos niet wordt uitgesteld.
2.4. Voor zover DLG betoogt dat IVN en anderen geen spoedeisend belang hebben bij het ingediende verzoek om een voorlopige voorziening en het verzoek reeds hierom dient te worden afgewezen, overweegt de voorzitter dat - gelet op de eerdere uitspraak van de Afdeling van 29 december 2004 in zaak nr.
200408181/1- het in beginsel mogelijk is om bij wijze van voorlopige voorziening te bepalen dat de staatssecretaris een gebied dient te behandelen als ware het aangewezen voor een bepaald habitattype of soort, indien daarin niet is voorzien.
Er zijn omstandigheden denkbaar waarin het treffen van een dergelijke voorlopige voorziening een spoedeisend karakter niet kan worden ontzegd. Dit geldt temeer indien uitvoering zal worden gegeven aan werkzaamheden in het aangewezen gebied waarvoor een vergunning ingevolge artikel 19d van de Nbw 1998 is vereist, omdat daarbij aan de geformuleerde instandhoudingsdoelstellingen moet worden getoetst.
2.5. Het Leekstermeergebied is uitsluitend aangewezen als Vogelrichtlijngebied, met een complementaire instandhoudingsdoelstelling voor de zeggekorfslak (H1016). In het aanwijzingsbesluit is vermeld dat de complementaire instandhoudingsdoelstelling voor het habitattype 'vochtige alluviale bossen' (H91E0) is vervallen, omdat volgens huidige gegevens dit habitattype niet aanwezig blijkt te zijn in het Leekstermeergebied.
Ter zitting is namens de staatssecretaris toegelicht dat geen geschil bestaat over de aanwezige vegetatie in het Groot Waalbos, maar dat dit bos niet voldoet aan de kenmerken van het habitattype 'vochtige alluviale bossen'. Om te kwalificeren als dit habitattype is vereist dat de bodem moet zijn ontstaan door beek- of rivierzettingen en nog steeds sprake moet zijn van toestroom van oppervlakte- of grondwater vanuit een beek of rivier gedurende ten minste een deel van het jaar. Het Groot Waalbos staat volgens de staatssecretaris echter op een bodem van laagveen, die een andere ontstaansgeschiedenis heeft dan een alluviale bodem. Bovendien kan het Peizerdiep ter plaatse niet als een beek en de omgeving niet als een beekdal worden gekwalificeerd, aldus de staatssecretaris.
Gelet op het verhandelde ter zitting ziet de voorzitter geen aanleiding voor het oordeel dat in bodemprocedure door de Afdeling zal worden geoordeeld dat het laten vervallen van de complementaire doelstelling voor het habitattype 'vochtige alluviale bossen' (H91E0) onvoldoende draagkrachtig is gemotiveerd door de staatssecretaris.
2.6. Niettegenstaande het hiervoor overwogene onder 2.4, overweegt de voorzitter dat de voorgenomen kap vanaf medio juli 2011 van 0,4 hectare van het Groot Waalbos - dat ongeveer 5 hectare beslaat - geen direct rechtsgevolg is van het aanwijzingsbesluit noch van het laten vervallen van de complementaire doelstelling voor het habitattype 'vochtige alluviale bossen' (H91E0). Schorsing van het voorliggende aanwijzingsbesluit of een voorlopige voorziening als hiervoor aangeduid onder 2.4 kan derhalve het kappen van een deel van het Groot Waalbos niet rechtstreeks beletten.
Het kappen van bomen in het Groot Waalbos en het eventuele verslechterende effect hiervan op het habitattype 'vochtige alluviale bossen' kan slechts aan de orde worden gesteld in de procedure inzake verlening van een vergunning ingevolge artikel 19d van de Nbw 1998.
Overigens overweegt de voorzitter dat bij besluit van 30 augustus 2007 een Nbw-vergunning is verleend door gedeputeerde staten van Drenthe aan DLG voor de werkzaamheden in het kader van de herinrichting van Leekstermeergebied als waterbergingsgebied, waaronder het kappen van een deel van het Groot Waalbos ten behoeve van de aanleg van een kade, en dat deze Nbw-vergunning thans onherroepelijk is.
2.7. Nu het kappen van een deel van het Groot Waalbos geen direct rechtsgevolg is van het voorliggende aanwijzingsbesluit en tevens het vergunnen dan wel het opschorten van de voorgenomen kap niet valt binnen de aan de staatssecretaris toegekende bevoegdheid tot aanwijzing van Natura 2000-gebieden ingevolge artikel 10a, eerste lid, van de Nbw 1998, ziet de voorzitter aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.V. Vreugdenhil, ambtenaar van staat.
w.g. Van Sloten w.g. Vreugdenhil
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 24 juni 2011
571.