ECLI:NL:RVS:2011:BQ9662

Raad van State

Datum uitspraak
24 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201103872/2/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • Th.C. van Sloten
  • J.V. Vreugdenhil
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen bestemmingsplan Lunteren-Zuid-de Hul

Op 3 februari 2011 heeft de raad van de gemeente Ede het bestemmingsplan "Lunteren-Zuid-de Hul, omgeving Edeseweg/Oude Arnhemseweg" vastgesteld. Tegen dit besluit hebben [verzoeker] en anderen op 31 maart 2011 beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij zij tevens verzochten om een voorlopige voorziening. De voorzitter heeft het verzoek op 16 juni 2011 ter zitting behandeld, waar de verzoekers, bijgestaan door hun advocaat mr. M. Lanen, en de raad, vertegenwoordigd door ing. L.E.H. Wolters en J.A.G. van Heumen, aanwezig waren. Ook [belanghebbende], vertegenwoordigd door mr. R.G. Degenaar, was ter zitting aanwezig.

De voorzitter overweegt dat het verzoek om voorlopige voorziening gericht is op schorsing van het zuidelijke deel van het plangebied, bekend als de Paardenweide, waar maximaal 37 nieuwe woningen zijn gepland. De verzoekers stellen dat het plan in strijd is met het streekplan Gelderland 2005 en de Structuurvisie Lunteren 1999, en dat het mogelijk een aantasting van het nabijgelegen Natura 2000-gebied Veluwe met zich meebrengt. Ook wordt er gewezen op de aanwezigheid van een boom- of steenmarter, waarvoor een ontheffing op basis van de Flora- en faunawet nodig zou zijn.

De voorzitter concludeert dat het plangebied niet in een waardevol open gebied ligt, waardoor woningbouw mogelijk is. De voorzitter ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de deugdelijkheid van het flora- en faunaonderzoek en stelt dat de motivering voor de bebouwing van de Paardenweide voldoende is. Gelet op de afstand tot de Veluwe en de bestaande bebouwing, verwacht de voorzitter niet dat de bodemprocedure tot een ander oordeel zal leiden. Daarom wordt het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201103872/2/R2.
Datum uitspraak: 24 juni 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker] en anderen, wonend te Lunteren, gemeente Ede,
en
de raad van de gemeente Ede,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 3 februari 2011, kenmerk 2010/126, heeft de raad het bestemmingsplan "Lunteren-Zuid-de Hul, omgeving Edeseweg/Oude Arnhemseweg" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [verzoeker] en anderen bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 31 maart 2011, beroep ingesteld.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 31 maart 2011, hebben [verzoeker] en anderen de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 16 juni 2011, waar [verzoeker] en anderen, bijgestaan door mr. M. Lanen, advocaat te Utrecht, en de raad, vertegenwoordigd door ing. L.E.H. Wolters en J.A.G. van Heumen, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Voorts is ter zitting [belanghebbende], vertegenwoordigd door mr. R.G. Degenaar, advocaat te Gorinchem, als partij gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Ter zitting is de beroepsgrond die betrekking had op de verkeersveiligheid door [verzoeker] en anderen ingetrokken.
2.3. Het verzoek is uitsluitend gericht op schorsing van het zuidelijke deel van het plangebied, dat plaatselijk bekend staat als de Paardenweide. In dit zuidelijke deel van het plangebied is voorzien in de bouw van maximaal 37 nieuwe woningen. Binnen het hele plangebied wordt het bouwen van maximaal 53 woningen mogelijk gemaakt.
2.4. [verzoeker] en anderen voeren aan dat het plan in strijd is met het streekplan Gelderland 2005, omdat de Paardenweide tot een waardevol landschap behoort. Volgens hen is het plan tevens in strijd met de Structuurvisie Lunteren 1999. Voorts vormen de bouwplannen volgens [verzoeker] en anderen een mogelijke aantasting van het nabij gelegen Natura 2000-gebied Veluwe. Ook betogen zij dat in de houtwal aan de randen van de Paardenweide meermaals een boom- of steenmarter is gesignaleerd, waarvoor een ontheffing ingevolge de Flora- en faunawet (hierna: Ffw) benodigd is. Het verrichte ecologische onderzoek ten behoeve van het plan is volgens hen ontoereikend geweest, omdat het geen melding maakt van deze diersoort. Verder is de noodzaak om op de locatie van de Paardenweide nieuwe woningen te bouwen onvoldoende gemotiveerd, aldus [verzoeker] en anderen.
2.5. In het streekplan wordt onderscheid gemaakt tussen zogenoemde 'waardevolle landschappen' en 'waardevolle open gebieden'. In geval van waardevolle landschappen is woningbouw wel toegestaan door middel van toepassing van het 'ja, mits-principe'. Bij waardevolle open gebieden is woningbouw in beginsel niet toegestaan. Blijkens de streekplankaart ligt het plangebied niet in een waardevol open gebied, zodat het streekplan geen belemmering vormt voor woningbouw op deze locatie aangezien met het 'ja, mits-principe' rekening is gehouden.
Wat betreft de gestelde strijd met de structuurvisie overweegt de voorzitter dat in de plantoelichting expliciet aandacht is besteed aan dit gemeentelijke beleid. Vooralsnog ziet de voorzitter derhalve geen aanleiding voor het oordeel dat de raad de structuurvisie niet in acht heeft genomen bij de vaststelling van het plan.
2.6. Het betoog dat het plan mogelijk leidt tot aantasting van de natuurlijke kenmerken van de Veluwe hebben [verzoeker] en anderen niet nader onderbouwd. Gelet op de afstand van ongeveer 600 meter tussen het plangebied en de Veluwe, de relatief bescheiden ruimtelijke uitstraling van de bouwmogelijkheden waarin het plan voorziet alsmede het feit dat tussen het plangebied en de Veluwe reeds een deel van de bebouwde kom van Lunteren ligt, verwacht de voorzitter niet dat in de bodemprocedure door de Afdeling zal worden geoordeeld dat een onderzoek naar de mogelijke verslechterende of significant verstorende effecten van het plan ten onrechte achterwege is gelaten.
2.7. Dat in de houtwal aan de rand van de Paardenweide een boom- of steenmarter is gesignaleerd, geeft op zichzelf geen aanleiding om te twijfelen aan de deugdelijkheid van het verrichte flora- en faunaonderzoek. Tijdens het veldbezoek in 2006 zijn weliswaar geen exemplaren van een martersoort aangetroffen, maar evenmin sporen, rust- of verblijfsplaatsen van een martersoort. Dat voor deze diersoort een ontheffing ingevolge de Ffw benodigd zal zijn, hebben [verzoeker] en anderen vooralsnog niet aannemelijk gemaakt noch dat de Ffw op voorhand aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staat. De voorzitter betrekt hierbij mede dat uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat de bestaande houtwal rondom de Paardenweide niet zal worden verwijderd.
2.8. Ter motivering van het bebouwen van de Paardenweide is in de plantoelichting vermeld dat bebouwing van het plangebied een leeg gebied in de bestaande bebouwing van Lunteren opvult. Het opschuiven van de dorpsrand door het plan sluit aan bij de reeds bestaande bebouwing ter plaatse en vormt een stedenbouwkundige afronding van de bebouwde kom, met de bestaande houtwallen als duidelijke fysieke begrenzing. Ter zitting is namens de raad meegedeeld dat uitsluitend bebouwen van het noordelijke deel van het plangebied - het Eekhoornterrein - onvoldoende ruimte biedt voor woningen, wegen en andere openbare voorzieningen.
De motivering die door de raad ten grondslag is gelegd aan de ruimtelijke noodzaak om ook de Paardenweide te bebouwen, kan vooralsnog naar het oordeel van de voorzitter het bestreden besluit dragen.
2.9. Gelet op het voorgaande ziet de voorzitter aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.V. Vreugdenhil, ambtenaar van staat.
w.g. Van Sloten w.g. Vreugdenhil
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 24 juni 2011
571.