ECLI:NL:RVS:2011:BQ9666

Raad van State

Datum uitspraak
29 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201001314/1/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • R.J. Hoekstra
  • M.W.L. Simons-Vinckx
  • G.N. Roes
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het inrichtingsplan Wintelre-Oerle en de beroepen van betrokkenen

In deze uitspraak van de Raad van State, gedateerd 29 juni 2011, wordt het inrichtingsplan "Inrichtingsplan Wintelre-Oerle" beoordeeld. Het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant heeft op 1 december 2009 dit inrichtingsplan vastgesteld, dat betrekking heeft op het landelijk gebied rondom Wintelre. Diverse appellanten, waaronder bewoners van Wintelre en Veldhoven, hebben beroep ingesteld tegen dit besluit. De appellanten betogen dat hun belangen onvoldoende zijn meegewogen en dat de vastgestelde maatregelen hen onevenredig benadelen.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de beroepen van verschillende appellanten beoordeeld. Het college heeft in zijn verweerschrift en ter zitting uiteengezet dat de inrichtingsmaatregelen zijn gericht op het behoud en herstel van de natuur in het gebied. De Afdeling heeft vastgesteld dat de appellanten in sommige gevallen niet-ontvankelijk zijn verklaard, omdat zij geen belanghebbenden zijn in de zin van de wet. In andere gevallen zijn de beroepen gegrond verklaard, omdat het college onvoldoende heeft gemotiveerd waarom bepaalde percelen binnen het herverkavelingsblok zijn opgenomen.

De Afdeling heeft geoordeeld dat het college bij de vaststelling van het inrichtingsplan niet in redelijkheid heeft kunnen besluiten om de kavels van bepaalde appellanten op te nemen in het herverkavelingsblok, omdat er geen gerede kans is dat deze daadwerkelijk zullen worden uitgeruild. De uitspraak leidt tot vernietiging van het besluit van het college voor de betrokken percelen. De Afdeling heeft ook proceskostenveroordelingen uitgesproken in het voordeel van de appellanten die in het gelijk zijn gesteld.

Uitspraak

201001314/1/R2.
m uitspraak: 29 juni 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellant sub 1A] en [appellante sub 1AB], wonend te Wintelre, gemeente Eersel (hierna in enkelvoud: [appellant sub 1]),
2. [appellant sub 2], wonend te Wintelre, gemeente Eersel,
3. [appellant sub 3A], wonend te Wintelre, gemeente Eersel, [appellant sub 3B], [appellant sub 3C], [appellant sub 3D] en [appellant sub 3E], allen wonend te Wintelre, gemeente Eersel,
[appellant sub 3F], wonend te Wintelre, gemeente Eersel,
[appellant sub 3G], wonend te Veldhoven,
[appellant sub 3H], wonend te Wintelre, gemeente Eersel,
[appellant sub 3I], wonend te Veldhoven,
[appellant sub 3J], wonend te Wintelre, gemeente Eersel,
[appellant sub 3K], wonend te Oerle, gemeente Veldhoven,
[appellant sub 3L], wonend te Wintelre, gemeente Eersel,
[appellant sub 3M], wonend te Oerle, gemeente Veldhoven,
[appellant sub 3N], wonend te Oerle, gemeente Veldhoven,
[appellante sub 3O], wonend te Veldhoven,
[appellant sub 3P], wonend te Veldhoven,
[appellant sub 3Q] en [appellant sub 3R], wonend te Veldhoven,
[appellant sub 3S] en [appellant sub 3T], wonend te Veldhoven,
[appellant sub 3U], wonend te Wintelre, gemeente Eersel,
[appellante sub 3V], wonend te Veldhoven,
[appellant sub 3W], wonend te Veldhoven,
[appellant sub 3X], wonend te Veldhoven (hierna: [appellant sub 3] en anderen),
4. [appellant sub 4], wonend te Wintelre, gemeente Eersel,
5. [appellant sub 5] en anderen, wonend te Wintelre, gemeente Eersel,
6. [appellant sub 6], wonend te Wintelre, gemeente Eersel,
7. [appellant sub 7], wonend te Veldhoven,
en
het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 1 december 2009, kenmerk 1610036, heeft het college het inrichtingsplan "Inrichtingsplan Wintelre-Oerle" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 3 februari 2010, [appellant sub 2] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 11 februari 2010, [appellant sub 3] en anderen bij brief, bij de Raad van State per faxbericht ingekomen op 15 februari 2010, [appellant sub 4] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 15 februari 2010, [appellant sub 5] en anderen bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 15 februari 2010, [appellant sub 6] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 16 februari 2010, en [appellant sub 7] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 16 februari 2010, beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant sub 3] en anderen, [appellant sub 1] en het college hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 26 mei 2011, waar [appellant sub 2], bijgestaan door mr. M.J.C. Mol, werkzaam bij de ZLTO, [appellant sub 3] en anderen, [appellant sub 4], [appellant sub 5] en anderen, allen bijgestaan door mr. ing. J.P.J.M. Rouwet, advocaat te Mill, en het college, vertegenwoordigd door drs. A.F. Meulepas, werkzaam bij de provincie, zijn verschenen.
2. Overwegingen
Wettelijk kader
2.1. Ingevolge artikel 17, eerste lid, van de Wet inrichting landelijk gebied (hierna: de Wilg), kunnen gedeputeerde staten, de gebiedscommissie gehoord, besluiten tot toepassing van landinrichting door vaststelling van een inrichtingsplan.
Het plan
2.2. Het inrichtingsplan heeft betrekking op het landelijk gebied rondom Wintelre. Het gebied ligt ten zuiden van de Oostelbeerse Heide en ligt ingeklemd tussen de Buikheide en het vliegveld Eindhoven Airport. In het zuiden loopt het plangebied door tot de kern Oerle. Het plangebied heeft een totale oppervlakte van ongeveer 1500 hectare. Voor ongeveer 1450 hectare wordt een herverkaveling uitgevoerd. De inrichtingsmaatregelen zijn in het bijzonder gericht op het behoud en het herstel van de natuur in het inrichtingsgebied.
Bevoegdheid van de Afdeling
2.3. Ingevolge artikel 19 van de Wilg, voor zover hier van belang, kan een belanghebbende tegen een besluit tot vaststelling van een inrichtingsplan beroep instellen, voor zover het betreft:
a. de begrenzing van de blokken, bedoeld in artikel 17, derde lid, onderdeel b.;
b. de aanduiding van voorzieningen, bedoeld in artikel 17, tweede lid, onderdeel b., inhoudende de toepassing van een korting als bedoeld in artikel 56, eerste lid;
c. de toewijzing van eigendom, beheer en onderhoud van voorzieningen van openbaar nut, bedoeld in artikel 28;
d. de aanduiding van wegen met de daartoe behorende kunstwerken, bedoeld in artikel 33, eerste lid, en de opname van wegen met de daartoe behorende kunstwerken als openbare weg, bedoeld in artikel 33, tweede lid.
2.3.1. Niet is gebleken dat [appellant sub 3U], [appellante sub 3V], [appellant sub 3W] en [appellant sub 3X] in beroep opkomen tegen onderdelen van het inrichtingsplan die in artikel 19 van de Wilg worden genoemd. Gelet hierop is de Afdeling onbevoegd kennis te nemen van deze beroepen.
2.3.2. [appellant sub 3] komt in beroep op tegen de aanleg van een schouwpad - dat mede voor recreatieve doeleinden kan worden gebruikt - dat langs de waterloop langs zijn huisperceel is voorzien.
[appellant sub 3H] heeft beroep ingesteld tegen de realisatie van een schouwpad - dat mede voor recreatieve doeleinden kan worden gebruikt - langs de Bruggenrijt, ter hoogte van haar veldkavels.
[appellant sub 3I], [appellant sub 3K], [appellant sub 3M], [appellante sub 3O] en [appellant sub 3S] en [appellant sub 3T] richten zich in beroep tegen de realisatie van een schouwpad - dat mede voor recreatieve doeleinden kan worden gebruikt - langs de Bruggenrijt ter hoogte van de Groote Aard.
2.3.2.1. Uit het inrichtingsplan volgt dat de in 2.3.2. genoemde onderdelen geen deel uitmaken van de toewijzing. De desbetreffende onderdelen van het inrichtingsplan zijn daarom niet te scharen onder een van de in artikel 19 van de Wilg genoemde maatregelen. Gelet hierop is de Afdeling onbevoegd kennis te nemen van de beroepen van [appellant sub 3], [appellant sub 3H], [appellant sub 3K], [appellant sub 3M] en [appellant sub 3S] en [appellant sub 3T], voor zover hun beroepen betrekking hebben op de aanleg van schouwpaden als hiervoor in 2.3.2. genoemd, en van de beroepen van [appellant sub 3I] en [appellante sub 3O] in het geheel.
Ontvankelijkheid
2.4. Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
2.4.1. Het beroep van [appellant sub 3L] richt zich tegen de toepassing van een korting ten behoeve van de te realiseren (droge) ecologische verbindingen die zijn voorzien ten noordoosten van zijn huiskavel, aangrenzend aan het Rouwven. [appellant sub 3L] is geen zakelijk gerechtigde ten aanzien van de gronden waar de ecologische verbindingen zijn voorzien. Hij is derhalve geen belanghebbende bij het bestreden besluitonderdeel als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb en hij kan daartegen ingevolge artikel 19 van de Wilg geen beroep instellen.
Het beroep van [appellant sub 3L] is in zoverre niet-ontvankelijk.
2.4.2. [appellant sub 3N] richt zich in beroep tegen de toepassing van een korting ten behoeve van de voorziene verbindingszone die grenst aan de Grote Aard. Het beroep van [appellant sub 3S] en [appellant sub 3T] is eveneens gericht tegen de toepassing van een korting ten behoeve van deze verbindingszone. [appellant sub 3N] en [appellant sub 3S] en [appellant sub 3T] zijn geen zakelijk gerechtigden ten aanzien van de gronden waarop voorbedoelde voorziening zal worden gerealiseerd. Zij zijn derhalve geen belanghebbenden bij het bestreden besluitonderdeel als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb en kunnen daartegen ingevolge artikel 19 van de Wilg geen beroep instellen.
Het beroep van [appellant sub 3N] is geheel en het beroep van [appellant sub 3S] en [appellant sub 3T] is voor het overige niet-ontvankelijk.
2.4.3. [appellant sub 3P] richt zich in beroep tegen de toepassing van een korting ten behoeve van de aanleg van weg 15 en de in het plan voorziene kampenstructuur ten noordwesten van zijn veldkavel. Gelet op de door het college bij zijn verweerschrift overgelegde kadastrale tekeningen is Van [appellant sub 3P] geen zakelijk gerechtigde ten aanzien van de gronden waarop weg 15 en de kampenstructuur zijn voorzien. Hij is derhalve geen belanghebbende bij deze bestreden besluitonderdelen als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb en kan daartegen ingevolge artikel 19 van de Wilg geen beroep instellen.
Het beroep van [appellant sub 3P] is in zoverre niet-ontvankelijk.
2.4.4. In beroep richt [appellant sub 2] zich tegen de toepassing van een korting ten behoeve van de aanleg van een kampenstructuur op het perceel ten zuiden van zijn huiskavel en richt [appellant sub 3F] zich tegen de toepassing van een korting ten behoeve van de aanleg van een kampenstructuur op het perceel ten noordoosten van zijn kavel aan de Kreiel.
[appellant sub 2] en [appellant sub 3F] zijn geen zakelijk gerechtigden ten aanzien van de gronden waarop de desbetreffende kampenstructuur is voorzien. Zij zijn derhalve geen belanghebbenden bij dit besluitonderdeel als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb en kunnen daartegen ingevolge artikel 19 van de Wilg geen beroep instellen.
De beroepen van [appellant sub 2] en [appellant sub 3F] zijn voor het geheel niet-ontvankelijk.
2.5. Het college stelt zich op het standpunt dat [appellant sub 3B], [appellant sub 3C], [appellant sub 3D] en [appellant sub 3E] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant sub 3B]) geen zienswijze hebben ingediend tegen de toepassing van een korting ten behoeve van de in het plan voorziene kampenstructuur aan de westzijde van hun veldkavel, nabij De Nachtegaal. Het college stelt voorts dat [appellant sub 3Q] en [appellant sub 3R] geen zienswijze hebben ingediend tegen de toewijzing van de eigendom van weg 36. Volgens het college zijn hun beroepen in zoverre niet-ontvankelijk.
2.5.1. Ingevolge de artikel 18, eerste lid, van de Wilg, gelezen in samenhang met artikel 6:13 van de Awb, kan door een belanghebbende slechts beroep worden ingesteld tegen het besluit tot vaststelling van het inrichtingsplan, voor zover dit beroep onderdelen uit het inrichtingsplan betreft die de belanghebbende in een tegen het ontwerp-inrichtingsplan bij het college naar voren gebrachte zienswijze heeft bestreden. Dit is slechts anders voor zover het college bij de vaststelling van het inrichtingsplan daarin wijzigingen heeft aangebracht ten opzichte van het ontwerp, dan wel indien een belanghebbende redelijkerwijs niet kan worden verweten dat hij ter zake geen zienswijze naar voren heeft gebracht.
2.5.2. Het beroep van [appellant sub 3B], voor zover gericht tegen de toepassing van een korting ten behoeve van de te versterken kampenstructuur aan de westzijde van zijn veldkavel, nabij De Nachtegaal, steunt niet op een bij het college naar voren gebrachte zienswijze.
Geen van de in 2.5.1. genoemde omstandigheden doet zich voor. Weliswaar heeft het college het inrichtingsplan in afwijking van het ontwerp-inrichtingsplan vastgesteld, echter uit de strekking van artikel 6:13 van de Awb vloeit voort dat het beroep van [appellant sub 3B] slechts ontvankelijk is voor zover hij door de vaststelling van het inrichtingsplan in een nadeliger positie is komen te verkeren ten opzichte van het ontwerp-inrichtingsplan. Op de kaart van het ontwerp-inrichtingsplan is de betreffende kampenstructuur aangeduid als "te behouden kampenstructuur". In het ontwerp-inrichtingsplan was de maatregel tot het toepassen van een korting derhalve reeds opgenomen. Bij de vaststelling is de aanduiding op de kaart weliswaar gewijzigd in "te versterken kampenstructuur", maar in de maatregel tot het toepassen van een korting - waartegen [appellant sub 3B] zich in beroep richt - is naar het oordeel van de Afdeling geen wijziging aangebracht. Gelet hierop is van een situatie waarin [appellant sub 3B] ten gevolge van de gewijzigde vaststelling in een nadeliger positie is komen te verkeren geen sprake. Hierin kan dan ook geen grond zijn gelegen voor het oordeel dat hem redelijkerwijs niet kan worden verweten dat hij niet tijdig een zienswijze naar voren heeft gebracht.
Het beroep van [appellant sub 3B] is in zoverre niet-ontvankelijk.
2.5.3. [appellant sub 3Q] en [appellant sub 3R] hebben zich in hun zienswijze ten aanzien van weg 36 beperkt tot bezwaren gericht tegen het toepassen van een korting. Het beroep van [appellant sub 3Q] en [appellant sub 3R], voor zover gericht tegen de toewijzing van eigendom van weg 36 aan de gemeente Veldhoven, steunt derhalve niet op een bij het college naar voren gebrachte zienswijze.
Geen van de in 2.5.1. genoemde omstandigheden doet zich voor. Gelet hierop is het beroep van [appellant sub 3Q] en [appellant sub 3R] in zoverre niet-ontvankelijk.
Het beroep van [appellant sub 1]
2.6. [appellant sub 1] stelt dat zijn kavels, kadastraal bekend sectie D, nrs. 4874 en 4724, ten onrechte binnen de begrenzing van het herverkavelingsblok zijn opgenomen. Volgens [appellant sub 1] maken de percelen deel uit van de huiskavel aan de Mostheuvel 16, welke kavel buiten het plangebied ligt. Dat de percelen worden gescheiden door een openbare weg doet aan de verbondenheid ervan niet af, aldus [appellant sub 1]. Bovendien liggen de desbetreffende percelen in het zogenoemde kernrandgebied met bijbehorende bouwmogelijkheden, welke bij de herverkaveling zullen komen te vervallen, terwijl voorts twee vergelijkbare nabij gelegen kavels wel buiten het herverkavelingsblok zijn gehouden.
2.6.1. Het college stelt dat uitsluitend percelen waarvan op voorhand vaststaat dat deze niet zullen worden uitgeruild, buiten de herverkaveling zijn gehouden. Dat is voor de percelen van [appellant sub 1] niet het geval. Dat de desbetreffende percelen thans in de zogenoemde kernrandzone liggen vormt evenmin aanleiding om de percelen buiten het herverkavelingsblok te houden, aldus het college.
2.6.2. In het inrichtingsplan staat dat een herverkaveling wordt uitgevoerd waardoor de landbouwkundige structuur verbetert en de gronden worden vrijgemaakt om de overige maatregelen te realiseren. Door herverkaveling worden de veldkavels geconcentreerd, de afstand tussen de bedrijfsgebouwen en de veldkavels verkort, de vorm van de kavels verbeterd en in geringe mate de huiskavels vergroot.
In de zienswijzennota is vermeld dat percelen die niet worden uitgeruild en onderdeel uitmaken van een groter gebied dat niet wordt uitgeruild, alsmede enkele huispercelen of bospercelen, niet zijn opgenomen in het herverkavelingsblok.
Blijkens het inrichtingsplan behoren de kavels van [appellant sub 1] met nrs. 4874 en 4724 tot de blokken waarin wettelijke herverkaveling wordt toegepast. Gelet op het inrichtingsplan zullen deze percelen worden ingebracht in het plan van toedeling.
2.6.3. Het college heeft zich wat betreft de kavels van [appellant sub 1] op het standpunt gesteld dat er objectief gezien geen redenen bestaan om deze op voorhand buiten de herverkaveling te houden. De Afdeling is van oordeel dat het college hiermee onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de kavels van [appellant sub 1] binnen het herverkavelingsblok zijn opgenomen. De redenering van het college dat de vraag of daadwerkelijke uitruil van deze gronden zal plaatsvinden in het kader van de opstelling van het plan van toedeling aan de orde komt, laat onverlet dat het college voor de afzonderlijke kavels in het inrichtingsplan dient te bezien of er een kans is, en zo ja hoe groot de kans is, dat deze daadwerkelijk zullen worden uitgeruild en of deze kavels vervolgens in het herverkavelingsblok dienen te worden opgenomen, dan wel daarvan uitgezonderd dienen te worden. Het college heeft naar het oordeel van de Afdeling ter zitting niet afdoende aangegeven waarom er gerede kans bestaat dat de kavels van [appellant sub 1] zullen worden uitgeruild en zodoende binnen het herverkavelingsblok dienen te worden opgenomen. Het betoog van [appellant sub 1] slaagt derhalve.
2.6.4. In hetgeen [appellant sub 1] heeft aangevoerd ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit, voor zover het betreft de kavels van [appellant sub 1], kadastraal bekend sectie D, nrs. 4874 en 4724, in zoverre niet berust op een deugdelijke motivering. Het beroep van [appellant sub 1] is gegrond. Het bestreden besluit dient in zoverre wegens strijd met artikel 3:46 van de Awb te worden vernietigd. Gelet hierop behoeft hetgeen [appellant sub 1] voor het overige heeft aangevoerd geen bespreking meer.
Het beroep van [appellant sub 3]
2.7. Het beroep van [appellant sub 3] richt zich voorts tegen de toepassing van een korting ten behoeve van een kampenstructuur aan de rand van zijn huiskavel. Hij stelt dat hij, afhankelijk van de precieze ligging van de kampenstructuur, ermee kan worden geconfronteerd dat zijn huiskavel met 2 hectare zal worden verkleind. Hij acht dit in strijd met het uitgangspunt dat oppervlakten van huiskavels bij de kaveltoedeling dienen te worden gehandhaafd, welk uitgangspunt is neergelegd in artikel 52, eerste lid, van de Wilg.
2.7.1. Het college stelt zich op het standpunt dat de kenmerkende cultuurhistorische kampenstructuur van Wintelre moet worden behouden, versterkt en ontwikkeld. Het college baseert zich hiervoor op het rapport "Cultuurhistorisch onderzoek voor het landinrichtingsgebied Wintelre-Oerle" van 2 oktober 2005. In dit geval gaat het volgens het college om een dusdanig kleine oppervlakte, dat [appellant sub 3] niet onevenredig in zijn belangen zal worden geschaad.
2.7.2. In het inrichtingsplan staat dat de identiteit van Wintelre-Oerle door het behouden en versterken van de kampenstructuren zal worden behouden en zelfs versterkt. Volgens het inrichtingsplan ontstaat zo een landschappelijk aantrekkelijk gebied voor zowel bewoners als bezoekers.
2.7.3. Op de smalle strook grond direct grenzend aan de westzijde van de huiskavel van [appellant sub 3] rust gelet op de plankaart de aanduiding "tot ecologische verbinding op te waarderen kampenstructuur". In het inrichtingsplan staat dat de desbetreffende kampenstructuur zal worden opgewaardeerd zodat deze ook kan dienen als droge ecologische verbinding. Hiervoor zal een strook van vijftien meter met toepassing van een korting worden afgesplitst en worden toegewezen aan de Staat, zo staat in het inrichtingsplan.
Aan de strook grond aan de zuidoostzijde van de huiskavel is de aanduiding "te versterken kampenstructuur" toegekend. Gelet op het inrichtingsplan zal de kampenstructuur ter plaatse worden versterkt door middel van het bijplanten van bomen. Om de structuur te behouden zal een strook van vijf meter met toepassing van een korting worden afgesplitst en deze zal in eigendom worden gebracht bij de gemeente Eersel, aldus het inrichtingsplan.
2.7.4. De Afdeling acht het standpunt van het college om ter plaatse de kampenstructuren op te waarderen en te versterken, niet onredelijk. Voorts heeft het college de afname van het oppervlak van de huiskavel van [appellant sub 3] beperkt en de resterende oppervlakte van de huiskavel toereikend mogen achten. Naar het oordeel van de Afdeling heeft het college daarom bij de afweging van de betrokken belangen meer gewicht kunnen toekennen aan het belang van de bewoners en bezoekers bij de opwaardering en versterking van de voorziene kampenstructuren dan aan het belang van [appellant sub 3] bij behoud van zijn gronden aan de westzijde en de zuidoostzijde van zijn huiskavel. Het college heeft bij zijn afweging mogen betrekken dat indien en voor zover er met inachtneming van de generieke korting aanspraak op toedeling bestaat, dat [appellant sub 3] via het plan van toedeling in grond zal worden gecompenseerd, dan wel een financiële vergoeding zal ontvangen. Daarnaast kan [appellant sub 3] eventuele geleden schade aan de orde stellen in een procedure inzake de lijst van geldelijke regelingen.
2.7.5. In hetgeen [appellant sub 3] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het college in zoverre niet in redelijkheid het inrichtingsplan heeft kunnen vaststellen.
In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit op deze punten anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
Het beroep van [appellant sub 3], voor zover ontvankelijk, is ongegrond.
Het beroep van [appellant sub 3B]
2.8. In beroep richt [appellant sub 3B] zich tegen de toepassing van een korting ten behoeve van de aanleg van een kampenstructuur over zijn huiskavel aan de Kreiel. Volgens hem zijn ter plaatse nooit kampenstructuren aanwezig geweest. [appellant sub 3B] stelt dat voor de geplande kampenstructuur goede alternatieven bestaan.
2.8.1. Het college stelt zich op het standpunt dat de kenmerkende cultuurhistorische kampenstructuren van Wintelre moet worden behouden, versterkt en ontwikkeld. Het college stelt verder dat [appellant sub 3B] door de realisering van de betreffende kampenstructuur niet onevenredig in zijn bedrijfsvoering zal worden belemmerd.
2.8.2. Aan een strook grond dat van zuidwest naar noordoost, midden over de huiskavel van [appellant sub 3B] aan de Kreiel loopt is de aanduiding "te versterken kampenstructuur" toegekend. Gelet op het inrichtingsplan zal de kampenstructuur ter plaatse worden versterkt door middel van het bijplanten van bomen. Om de structuur te behouden zal een strook van vijf meter met toepassing van een korting worden afgesplitst en deze zal in eigendom worden gebracht bij de gemeente Eersel, aldus het inrichtingsplan.
Het standpunt van het college om de kampenstructuren in het plangebied op te waarderen en te versterken, acht de Afdeling op zich niet onredelijk. Echter, de Afdeling is niet duidelijk geworden waarom het college de kampenstructuur juist op de onderhavige locatie heeft voorzien. Niet in geschil is dat de doorsnijding van de huiskavel van [appellant sub 3B], als gevolg van de te versterken kampenstructuur, zijn bedrijfsvoering kan belemmeren. In dit verband acht de Afdeling van belang dat het college in het verweerschrift, noch ter zitting, overtuigend heeft gemotiveerd waarom de gekozen locatie meer geschikt zou zijn dan de locatie van de twee door [appellant sub 3B] voorgestelde alternatieven.
2.8.3. In hetgeen [appellant sub 3B] heeft aangevoerd ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit, voor zover het betreft de aanduiding "te versterken kampenstructuur" over de huiskavel van KIaasen aan de Kreiel, niet berust op een deugdelijke motivering. Het beroep is in zoverre gegrond. Het bestreden besluit dient in zoverre wegens strijd met artikel 3:46 van de Awb te worden vernietigd.
2.9. Voorts richt [appellant sub 3B] zich tegen de begrenzing van de blokken. Hij vreest dat zijn kavels als gevolg van de herverkaveling verder weg zullen komen te liggen, hetgeen negatieve gevolgen zal hebben voor zijn bedrijfsvoering.
2.9.1. Het college acht de vrees van [appellant sub 3B] dat zijn kavel zal worden verkleind ongegrond, omdat een verkleining van de huis/bedrijfskavel in het kader van het plan van toedeling in principe is uitgesloten.
2.9.2. In het inrichtingsplan staat dat een herverkaveling wordt uitgevoerd waardoor de landbouwkundige structuur verbetert en de gronden worden vrijgemaakt om de overige maatregelen te realiseren. Verwacht wordt dat de landbouwkundige structuur aldus verbetert, waardoor eveneens het landbouwverkeer in de dorpen wordt teruggedrongen. Door herverkaveling worden de veldkavels geconcentreerd, de afstand tussen de bedrijfsgebouwen en de veldkavels verkort, de vorm van de kavels verbeterd en in geringe mate de huiskavels vergroot.
Blijkens het inrichtingsplan behoort de huiskavel van [appellant sub 3B] tot de blokken waarin wettelijke herverkaveling wordt toegepast. Gelet op het inrichtingsplan zullen deze gronden worden ingebracht in het plan van toedeling. De Afdeling overweegt dat herverdeling van de kavels eerst kan plaatsvinden indien de gronden worden herverdeeld in een zogenoemd plan van toedeling. Tegen een dergelijk plan van toedeling, dat onderdeel uitmaakt van een ruilplan, staat afzonderlijk beroep open bij de burgerlijke rechter ingevolge artikel 69, eerste lid, van de Wilg.
2.9.3. In hetgeen [appellant sub 3B] heeft aangevoerd ten aanzien van de begrenzing van de blokken ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het college in zoverre niet in redelijkheid het inrichtingsplan heeft kunnen vaststellen.
In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit op dit punt anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
Het beroep van [appellant sub 3B] is in zoverre ongegrond.
Het beroep van [appellant sub 3G]
2.10. [appellant sub 3G] richt zich tegen de toepassing van een korting ten behoeve van de aanleg van de in het inrichtingsplan voorziene weg 29, die zijn huiskavel zal doorsnijden. Hij voert in dit verband aan dat splitsing van zijn huiskavel niet noodzakelijk is en stelt een noordelijker gelegen variant voor die volgens hem leidt tot een grotere verkeersveiligheid. Hij acht dit van belang vanwege de caravanstalling die hij exploiteert.
2.10.1. Het college heeft voor de op de plankaart voorziene locatie van weg 29 gekozen vanwege de ontsluiting van achterliggende percelen en vanwege de cultuurhistorische waarde van de desbetreffende weg. Een verschuiving van weg 29 naar de door [appellant sub 3G] gewenste locatie acht het college daarom niet opportuun.
2.10.2. Aan de desbetreffende weg is gelet op de plankaart de aanduiding "als openbaar te maken weg" toegekend. Wegen die van deze aanduiding zijn voorzien zijn blijkens het inrichtingsplan in particulier eigendom en zijn niet opgenomen in de gemeentelijke wegenlegger. In het inrichtingsplan worden dergelijke wegen openbaar gemaakt. Ten behoeve van de weg wordt een korting toegepast. De te korten strook heeft in dit geval een breedte van 6,0 meter en deze zal worden toegewezen aan de gemeente Veldhoven.
2.10.3. Gelet op bijlage I bij het inrichtingsplan zijn de gronden waarop weg 29 is voorzien gelegen in het zogenoemde oude akkerdorpenlandschap van Halfmijl, Toterfout en Zandoerle. In het inrichtingsplan staat dat het oude akkerdorpenlandschap van onder meer Halfmijl sterk wordt gewaardeerd als recreatiegebied en wordt gebruikt als stedelijk uitloopgebied voor Veldhoven. Gelet hierop heeft het college waarde mogen hechten aan de doelstelling in het inrichtingsplan dat de routestructuren voor recreatief medegebruik dienen te worden verbeterd. Daarnaast heeft het college van belang mogen achten dat de cultuurhistorische kracht van het gebied verder wordt benut, zoals eveneens in het inrichtingsplan staat aangegeven. Daarbij heeft het college voorts in aanmerking kunnen nemen dat geheel weg 29 - in tegenstelling tot het door [appellant sub 3G] voorgestelde noordelijker gelegen alternatief - wat betreft het onderdeel "historische geografie" op de provinciale Cultuurhistorische Waardenkaart 2006 van redelijk hoge waarde is geacht. De Afdeling acht voorts het standpunt van het college dat alleen weg 33, die verder naar het westen is gelegen, onvoldoende is ter ontsluiting van achterliggende percelen, niet onredelijk. Gelet op al het vorenstaande heeft het college in redelijkheid meer gewicht kunnen toekennen aan de hiervoor genoemde belangen dan aan de belangen van [appellant sub 3G] bij het niet doorsnijden van zijn huiskavel.
2.10.4. In hetgeen [appellant sub 3G] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het college in zoverre niet in redelijkheid het inrichtingsplan heeft kunnen vaststellen.
In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit op dit punt anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
Het beroep van [appellant sub 3G] is ongegrond.
Het beroep van [appellant sub 3H]
2.11. Het beroep van [appellant sub 3H] richt zich verder tegen de toepassing van een korting ten behoeve van de geplande kampenstructuur die gedeeltelijk op haar perceel aan de Mostheuvel is voorzien. Zij voert aan dat toewijzing van de eigendom niet noodzakelijk is omdat het beheer en onderhoud tezamen met de reeds aanwezige erfbeplanting door haarzelf kan worden uitgevoerd.
2.11.1. Het college stelt zich op het standpunt dat de kenmerkende cultuurhistorische kampenstructuren van Wintelre moet worden behouden, versterkt en ontwikkeld. Volgens het college is instandhouding van de kampenstructuur het best gewaarborgd door deze in eigendom, beheer en onderhoud bij een openbaar lichaam onder te brengen. [appellant sub 3H] wordt als gevolg van de voorziene kampenstructuur niet onevenredig in haar belangen geschaad, zo stelt het college.
2.11.2. Aan een strook grond aan de westzijde van de huiskavel van [appellant sub 3H] aan de Mostheuvel is de aanduiding "te behouden kampenstructuur" toegekend. Volgens het inrichtingsplan dient de kampenstructuur ter plaatse te blijven behouden om de identiteit van Wintelre-Oerle te behouden en te versterken. In het inrichtingsplan staat vermeld dat een strook van vijf meter met toepassing van een korting zal worden afgesplitst en dat deze in eigendom zal worden gebracht bij de gemeente Eersel.
2.11.3. De Afdeling acht het besluit van het college om ter plaatse de kampenstructuur in stand te houden, niet onredelijk. Niet uitgesloten is dat de kampenstructuur, na een eventuele toekomstige wijziging van eigendomsverhoudingen, in verval kan raken. Het college heeft daarom in het onderhavige geval van belang mogen achten dat instandhouding van de kampenstructuur het best gewaarborgd is door toewijzing van de eigendom van de kampenstructuur aan de gemeente Eersel. Voorts acht de Afdeling, gelet op de voorwaarde in artikel 55 van de Wilg dat elke kavel zo wordt gevormd dat deze uitweg heeft op een openbare land- of waterweg en zo mogelijk daaraan grenst, niet aannemelijk dat het onderliggend perceel niet bereikbaar zal zijn voor de opkomende eigenaar.
Gelet op het vorenstaande heeft het college bij de afweging van de betrokken belangen in redelijkheid meer gewicht kunnen toekennen aan het belang om de eigendom van de gronden waarop de kampenstructuur is voorzien, toe te wijzen aan de gemeente Eersel, dan aan de belangen van [appellant sub 3H] bij het ongewijzigd laten van de huidige situatie.
2.12. Voorts richt het beroep van [appellant sub 3H] zich tegen de toepassing van een korting ten behoeve van de in het inrichtingsplan voorziene natuurelementen op haar perceel aan de Oude Kerkstraat/Scherpenering. [appellant sub 3H] vreest dat de ter plaatse voorziene robuuste verbindingszone en de oeveraanpassing van de Bruggenrijt aanzienlijke negatieve gevolgen zullen hebben voor het telen van akkerbouwgewassen. De voorziene verbindingszone stemt voorts niet overeen met de wens van het Ministerie van Defensie om ter plaatse aanvliegverlichting te realiseren ten behoeve van de vliegbasis Eindhoven.
2.12.1. Het college stelt dat ter plaatse in een natte en een droge verbindingszone wordt voorzien om het leefgebied van de amfibieën ter plaatse te behouden en te versterken, respectievelijk ten behoeve van de vrije verplaatsing van dieren tussen bestaande natuurgebieden. Het algemeen belang dat daarmee is gediend, rechtvaardigt volgens het college de toewijzing van de eigendom van de desbetreffende gronden aan derden. Verder zal bij de inrichting van het gebied rekening worden gehouden met de aanvliegroute bij de vliegbasis, zo stelt het college.
2.12.2. Een van de doelstellingen van het inrichtingsplan is dat de natte ecologische verbindingszone de Bruggenrijt wordt gerealiseerd in verband met het behoud en de versterking van het leefgebied van amfibieën, met als doelsoorten de knoflookpad en de kamsalamander. Voorts geldt als doelstelling het ontwikkelen van meerdere verbindingszones voor de kleine zoogdieren en amfibieën, onder meer tussen de Bruggenrijt en 't Koepeltje. In het inrichtingsplan staat verder dat het robuuster maken van de Bruggenrijt door de aanleg van verbindingen eveneens dient ter compensatie van de aangetaste natuurwaarden op het Compagnie Oefenterrein Oirschot.
De door [appellant sub 3H] bedoelde gronden zijn op de plankaart aangeduid met "te realiseren natte verbindingszone Bruggenrijt" en "te realiseren verbinding". Ten behoeve van deze gronden zal een korting worden toegepast. De bedoelde verbindingszones zullen worden toegewezen aan het waterschap, de gemeente Veldhoven, dan wel aan de Staat.
2.12.3. Niet in geschil is dat van belang is dat het leefgebied van bepaalde amfibieën dient te worden behouden en versterkt en dat verbindingszones voor kleine zoogdieren en amfibieën dienen te worden ontwikkeld. De Afdeling acht het in dit verband niet onredelijk dat het college aan dit belang meer gewicht heeft toegekend dan aan het belang van [appellant sub 3H] bij het behoud van een gunstige verkaveling. Voorts is niet aannemelijk gemaakt dat het plaatsen van aanvliegverlichting ten behoeve van de vliegbasis Eindhoven in de weg staat aan de in het inrichtingsplan voorziene droge ecologische verbindingszone. Het college heeft bij zijn afweging mogen betrekken dat indien en voor zover er met inachtneming van de generieke korting aanspraak op toedeling bestaat, [appellant sub 3H] via het plan van toedeling in grond zal worden gecompenseerd, dan wel een financiële vergoeding zal ontvangen. Daarnaast kan [appellant sub 3H] eventuele geleden schade aan de orde stellen in een procedure inzake de lijst van geldelijke regelingen.
Voor zover [appellant sub 3H] heeft aangevoerd dat wildgroei van onkruiden als gevolg van de oeveraanpassing van de Bruggenrijt het telen van akkerbouwgewassen zal belemmeren, overweegt de Afdeling dat dit bezwaar volledig in de bestemmingsplanprocedure aan de orde kan komen. Het bestemmingsplan is immers bepalend voor het kunnen uitvoeren van deze in dit inrichtingsplan beoogde maatregel.
2.12.4. In hetgeen [appellant sub 3H] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het college in zoverre niet in redelijkheid het inrichtingsplan heeft kunnen vaststellen.
In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit op deze punten anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
Het beroep van [appellant sub 3H] is voor het overige ongegrond.
Het beroep van [appellant sub 3J]
2.13. Het beroep van [appellant sub 3J] richt zich tegen de toepassing van een korting ten behoeve van de te realiseren droge ecologische verbinding die is voorzien aan de noordwestzijde van zijn huiskavel, nabij het Rouwven. Hij voert aan dat de verbinding niet noodzakelijk is en dat deze bovendien zal leiden tot belangrijke beperkingen van zijn bedrijfsontwikkeling. Voorts zou volgens hem een minder robuuste zone gunstiger zijn voor het nabijgelegen weidevogelgebied.
2.13.1. Het college ziet reële mogelijkheden om de gronden aansluitend aan de bedrijfskavel van [appellant sub 3J] in het kader van het plan van toedeling te compenseren. Het college meent dat de gestelde negatieve invloed van de ecologische verbindingen op de ontwikkelingsmogelijkheden van het bedrijf van [appellant sub 3J] aan de orde dient te komen in het kader van de bestemmingsplanprocedure, aangezien dat bepalend is voor het kunnen uitvoeren van de in het inrichtingsplan beoogde maatregelen.
2.13.2. In het inrichtingsplan staat dat dankzij droge ecologische verbindingen uitwisseling van soorten tussen de bestaande natuurgebieden kan plaatsvinden. In dit geval zal de voorziene verbinding de bestaande natuurgebieden Buikheide en Oostelbeerse Heide met elkaar verbinden, ten behoeve van (kleine) zoogdieren, bos- en struweelvogels, amfibieën en dagvlinders, zo staat in het inrichtingsplan vermeld.
De door [appellant sub 3J] bedoelde gronden zijn op de plankaart aangeduid met "te realiseren verbinding". Ten behoeve van deze gronden zal, gelet op het inrichtingsplan, een korting worden toegepast. De bedoelde verbinding zal worden toegewezen aan de gemeente Eersel.
2.13.3. Het standpunt van het college dat de desbetreffende verbinding noodzakelijk is om het gestelde doel - dat meerdere verbindingszones voor kleine zoogdieren en amfibieën dienen te worden gerealiseerd - te bereiken, acht de Afdeling niet onredelijk. In tegenstelling tot hetgeen [appellant sub 3J] aanvoert, heeft het college daarmee genoegzaam aangetoond waarom de aanleg van de voorziene verbindingszone noodzakelijk is. Daarbij acht de Afdeling het standpunt van het college ter zitting, dat in dit geval een robuuste, rechtstreekse verbinding - in plaats van te volstaan met de naastgelegen, smallere verbinding, hetgeen [appellant sub 3J] voorstaat - benodigd is, niet onredelijk. [appellant sub 3J] heeft verder niet aannemelijk gemaakt dat de toekomstige bedrijfsontwikkeling zal worden beperkt als gevolg van de geldende regelgeving ten aanzien van natuurwaarden. Voorts kan [appellant sub 3J] eventuele geleden schade aan de orde stellen in een procedure inzake de lijst van geldelijke regelingen. Gelet hierop acht de Afdeling in dit verband niet onredelijk dat het college aan het belang bij het realiseren van de verbinding meer gewicht heeft toegekend dan aan de bedrijfsbelangen van [appellant sub 3J].
2.13.4. In hetgeen [appellant sub 3J] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het college in zoverre niet in redelijkheid het inrichtingsplan heeft kunnen vaststellen.
In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit op dit punt anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
Het beroep van [appellant sub 3J] is ongegrond.
Het beroep van [appellant sub 3K]
2.14. [appellant sub 3K] heeft voorts beroep ingesteld tegen de toepassing van een korting ten behoeve van de aanleg van de ecologische verbinding de Bruggenrijt. Deze verbinding is voorzien op een perceel dat hij pacht ten behoeve van zijn paardenhouderij. [appellant sub 3K] stelt dat de noodzaak van de ecologische verbinding niet is aangetoond, terwijl hij het perceel wel nodig heeft voor het toezicht op de uitoefening van zijn bedrijf.
2.14.1. Het college stelt zich op het standpunt dat de realisatie van ecologische verbindingszones van groot belang is. Niet alleen zullen diersoorten zich vrij tussen de verschillende natuurgebieden kunnen verplaatsen, maar ook zullen de leefgebieden van zeldzame soorten worden verbonden. Het college stelt voorts dat [appellant sub 3K] slechts rechten heeft in de herverkavelingsprocedure indien hij zijn pachtovereenkomst tijdig heeft laten registreren.
2.14.2. De door [appellant sub 3K] bedoelde gronden zijn op de plankaart aangeduid met "te realiseren natte verbindingszone Bruggenrijt". Ten behoeve van deze gronden zal, gelet op het inrichtingsplan, een korting worden toegepast. De bedoelde verbindingszone zal worden toegewezen aan de Staat.
2.14.3. Het standpunt van het college dat de onderhavige natte ecologische verbinding noodzakelijk is om het gestelde doel - dat de natte ecologische verbindingszone de Bruggenrijt wordt gerealiseerd in verband met het behoud en de versterking van het leefgebied van amfibieën, zoals verwoord in 2.12.2. - te bereiken, acht de Afdeling niet onredelijk.
Ingevolge artikel 53, eerste en derde lid, van de Wilg heeft iedere pachter aanspraak op het verkrijgen van een recht van dezelfde aard als hij had op de in een blok gelegen onroerende zaken, mits de pachtovereenkomst overeenkomstig artikel 65, eerste lid, van de Wilg aan het college ter registratie is ingezonden. Zoals ter zitting onweersproken door [appellant sub 3K] is gesteld, heeft hij zijn pachtovereenkomst tijdig laten registreren. Het moet er daarom voor worden gehouden dat [appellant sub 3K] na de herverkaveling een recht van dezelfde aard zal hebben als voor de herverkaveling.
Gelet op het vorenstaande acht de Afdeling in dit verband niet onredelijk dat het college aan het belang bij het realiseren van de natte ecologische verbinding meer gewicht heeft toegekend dan aan de bedrijfsbelangen van [appellant sub 3K].
2.14.4. In hetgeen [appellant sub 3K] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het college in zoverre niet in redelijkheid het inrichtingsplan heeft kunnen vaststellen.
In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit op dit punt anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
Het beroep van [appellant sub 3K] is voor het overige ongegrond.
De beroepen van [appellant sub 3L] en [appellant sub 3P]
2.15. [appellant sub 3L] en [appellant sub 3P] richten zich verder in beroep tegen de toepassing van een korting en het openbaar maken van de in het plan voorziene weg 26. [appellant sub 3L] en [appellant sub 3P] betogen dat hun veldkavels ten onrechte zullen worden gesplitst, terwijl nut en noodzaak van de desbetreffende weg niet is aangetoond. [appellant sub 3L] en [appellant sub 3P] vrezen dat het gebruik van de wegen als wandelroute, de hoeveelheid zwerfafval en hondenuitwerpselen zullen toenemen, hetgeen de parasiet Neospora Caninum met zich kan brengen. Verder stellen zij dat hierdoor wildgroei van ongewenste (on)kruiden zal ontstaan. Voorts is het beroep van [appellant sub 3L] gericht tegen het openbaar maken van weg 15, welke aan zijn perceel nabij het Bijsterveld grenst.
2.15.1. Het college stelt zich op het standpunt dat de beide wegen volgens de Cultuurhistorische Waardenkaart van de provincie zijn aangeduid als van hoge waarde, zodat deze ten behoeve van de recreatie dienen te worden behouden. Weg 15 heeft een ontsluitingsfunctie en dient daarom openbaar te worden gemaakt. Het college stelt dat van doorsnijding van de kavels van [appellant sub 3L] en [appellant sub 3P] waarschijnlijk geen sprake zal zijn, omdat bij het plan van toedeling de kavels mogelijk zullen worden verplaatst.
2.15.2. Aan de desbetreffende wegen is gelet op de plankaart de aanduiding "als openbaar te maken weg" toegekend. In de Nota van Zienswijzen staat dat de in het inrichtingsplan voorgestelde wegen en paden van dusdanig groot belang zijn vanwege het feit dat zij cultuurhistorisch waardevol zijn, een ontsluitingsfunctie hebben en/of een recreatieve functie hebben. Ten behoeve van het gebruik als wandelpad zal een korting worden toegepast. De te korten strook heeft in dit geval een breedte van 3,0 meter en deze zal worden toegewezen aan de gemeente Eersel. Ook weg 15 zal een breedte van 3,0 meter hebben.
2.15.3. De Afdeling acht het standpunt van het college dat weg 15 en 26 noodzakelijk zijn ter ontsluiting van achterliggende percelen, niet onredelijk. Daarnaast heeft het college ten aanzien van de beide wegen van belang mogen achten dat de cultuurhistorische kracht van het gebied verder wordt benut, zoals eveneens in het inrichtingsplan staat aangegeven. Daarbij heeft het college in aanmerking kunnen nemen dat delen van weg 15 en weg 26 wat betreft het onderdeel "historische geografie" op de provinciale Cultuurhistorische Waardenkaart 2006 van hoge waarde zijn geacht. De bezwaren van [appellant sub 3L] en [appellant sub 3P] ten aanzien van zwerfafval, hondenuitwerpselen en ongewenste (on)kruiden kunnen volledig in de bestemmingsplanprocedure aan de orde komen. Het bestemmingsplan is immers bepalend voor het kunnen uitvoeren van de in dit inrichtingsplan beoogde maatregelen.
Voor zover de veldkavels van [appellant sub 3L] en [appellant sub 3P] en als gevolg van de aanleg van weg 26 zullen worden gesplitst, overweegt de Afdeling dat het college in aanmerking heeft kunnen nemen dat het niet ondenkbaar is dat de veldkavels van [appellant sub 3L] en [appellant sub 3P] in het kader van het plan van toedeling geheel of gedeeltelijk worden verplaatst, zodat van doorsnijding van hun eigendommen geen sprake (meer) zal zijn. Gelet hierop heeft het college in redelijkheid meer gewicht kunnen toekennen aan de hiervoor genoemde belangen dan aan de belangen van [appellant sub 3L] en [appellant sub 3P] bij het niet toepassen van een korting, het niet aanleggen, dan wel het niet openbaar maken van wegen 15 en 26, langs en over hun veldkavels.
2.16. [appellant sub 3L] richt zich voorts tegen de toepassing van een korting ten behoeve van de bij weg 26 beoogde kampenstructuur. In dit verband voert hij aan dat de kampenstructuur ter plaatse nooit aanwezig is geweest. Hij vreest dat als gevolg van de te realiseren kampenstructuur zijn veldkavel zal worden verkleind en dat schaduwwerking op zijn percelen zal ontstaan.
2.16.1. Het college stelt zich op het standpunt dat de kenmerkende cultuurhistorische kampenstructuur van Wintelre moet worden behouden, versterkt en ontwikkeld. Het college baseert zich hiervoor op het rapport "Cultuurhistorisch onderzoek voor het landinrichtingsgebied Wintelre-Oerle" van 2 oktober 2005.
2.16.2. Aan de desbetreffende kampenstructuur is op de plankaart de aanduiding "te versterken kampenstructuur" toegekend. Uit het inrichtingsplan volgt dat, om de desbetreffende structuur te versterken, een strook van vijf meter met toepassing van een korting zal worden afgesplitst en dat deze in eigendom zal worden gebracht bij de gemeente Eersel. Gelet op het inrichtingsplan zal de kampenstructuur ter plaatse worden versterkt door middel van het bijplanten van bomen.
2.16.3. Gelet op bijlage I bij het inrichtingsplan zijn de gronden waarop de desbetreffende kampenstructuur is voorzien gelegen in het zogenoemde oorspronkelijke kampenlandschap van Wintelre. In het inrichtingsplan staat dat de laatste restanten solitaire bomen, losse houtwallen en zandpaden van het oorspronkelijke kampenlandschap niet langer een duidelijke structuur vormen en dreigen te verdwijnen. Volgens het inrichtingsplan dient een balans te ontstaan tussen nieuwe en herstelde ecologische waardevolle landschapspatronen, zoals de kampenstructuur. De Afdeling acht het standpunt van het college om ter plaatse de kampenstructuur op te waarderen en te versterken, gelet op de doelstelling in het inrichtingsplan, niet onredelijk. Naar het oordeel van de Afdeling heeft het college daarom bij de afweging van de betrokken belangen in redelijkheid meer gewicht kunnen toekennen aan het belang van de bewoners en bezoekers bij de opwaardering en versterking van de voorziene kampenstructuren dan aan het belang van [appellant sub 3L] bij behoud van zijn gronden aan de westzijde en de zuidoostzijde van zijn huiskavel. Het college heeft bij zijn afweging mogen betrekken dat indien en voor zover er met inachtneming van de generieke korting aanspraak op toedeling bestaat, [appellant sub 3L] via het plan van toedeling in grond zal worden gecompenseerd, dan wel een financiële vergoeding zal ontvangen. Daarnaast kan [appellant sub 3L] eventuele geleden schade aan de orde stellen in een procedure inzake de lijst van geldelijke regelingen.
2.16.4. In hetgeen [appellant sub 3L] en [appellant sub 3P] in zoverre hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het college in zoverre niet in redelijkheid het inrichtingsplan heeft kunnen vaststellen.
In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit op deze punten anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
De beroepen van [appellant sub 3L] en [appellant sub 3P], voor zover ontvankelijk, zijn in zoverre ongegrond.
2.17. Voorts is het beroep van [appellant sub 3L] ertegen gericht dat zijn huiskavel aan de Oostelbeersedijk ten onrechte in het plan is opgenomen. Volgens [appellant sub 3L] zal zijn kavel niet in de herverkaveling worden betrokken en zijn ter plaatse evenmin andere voorzieningen beoogd.
2.17.1. Het college stelt dat de huiskavel en veldkavels van een bedrijf, in het belang van de betreffende grondeigenaar en in het belang van de landinrichting, zoveel mogelijk binnen het herverkavelingsblok dienen te worden gebracht. In het geval van [appellant sub 3L] ziet het college geen objectieve argumenten om het huiskavel buiten de herverkaveling te houden.
2.17.2. De Afdeling begrijpt het beroep aldus dat het in zoverre is gericht tegen de begrenzing van het herverkavelingsblok.
In de nota van zienswijzen staat dat in het plangebied een herverkavelingsblok van ongeveer 1.450 hectare is aangewezen. De grenzen van het blok zijn, met uitzondering van enkele percelen, gebaseerd op de plangrenzen. Percelen die niet worden uitgeruild en onderdeel uitmaken van een groter gebied dat niet wordt uitgeruild, alsmede enkele huispercelen of bospercelen, zijn niet opgenomen in het herverkavelingsblok, zo staat in de Nota van Zienswijzen.
Naar het oordeel van de Afdeling dient het college bij zijn beslissing om de huiskavel in het herverkavelingsblok op te nemen te bezien of er een kans is, en zo ja hoe groot de kans is, dat deze daadwerkelijk zal worden uitgeruild. Ter zitting heeft het college zich op het standpunt gesteld dat deze kans in het onderhavige geval niet groot is. De Afdeling ziet dan ook niet in waarom opname van de huiskavel in het herverkavelingsblok noodzakelijk is in verband met het belang van de betreffende grondeigenaar dan wel in het belang van de landinrichting. Gelet op het vorenstaande heeft het college onvoldoende gemotiveerd waarom de huiskavel van [appellant sub 3L] in het herverkavelingsblok is opgenomen.
Het betoog van [appellant sub 3L] slaagt.
2.17.3. In hetgeen [appellant sub 3L] heeft aangevoerd ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit, voor zover het betreft de opname van de huiskavel van [appellant sub 3L] aan de Oostelbeersedijk in het herverkavelingsblok, niet berust op een deugdelijke motivering. Het beroep is in zoverre gegrond. Het bestreden besluit dient in zoverre wegens strijd met artikel 3:46 van de Awb te worden vernietigd.
Het beroep van [appellant sub 3M]
2.18. Het beroep van [appellant sub 3M] richt zich voorts tegen de opname van zijn veldkavel, die ten zuiden van Hoogeloonsedijk ligt, in het inrichtingsplan. Zijn veldkavel zal niet bij de herverkaveling worden betrokken en evenmin zijn andere voorzieningen voor de gronden beoogd, zo betoogt [appellant sub 3M].
2.18.1. Het college stelt dat ervoor is gekozen om de bedrijfskavel en de veldkavels van een bedrijf zoveel mogelijk binnen het herverkavelingsblok te brengen. Dit is zowel in het belang van de betreffende grondeigenaar als in het belang van de landinrichting. Volgens het college zijn er objectief gezien geen redenen om de desbetreffende veldkavel op voorhand buiten de herverkaveling te houden.
2.18.2. De Afdeling begrijpt het beroep aldus dat het in zoverre is gericht tegen de begrenzing van het herverkavelingsblok.
Zoals hiervoor onder 2.6.2. is overwogen, worden percelen die niet worden uitgeruild en onderdeel uitmaken van een groter gebied dat niet wordt uitgeruild, alsmede enkele huispercelen of bospercelen, niet opgenomen in het herverkavelingsblok. Ter zitting heeft het college toegelicht dat in het onderhavige geval gaat om een veldkavel zonder bebouwing, waardoor niet onaannemelijk is dat er een gerede kans bestaat dat de desbetreffende veldkavel zal worden uitgeruild. Gelet hierop heeft het college voldoende gemotiveerd waarom de veldkavel van [appellant sub 3M] binnen het herverkavelingsblok is opgenomen.
Overigens, nu de gronden deel uitmaken van het herverkavelingsblok zullen deze, gelet op het inrichtingsplan, worden toegedeeld aan particulieren. De eventuele toedeling van de eigendom van deze gronden aan een andere rechthebbende dan [appellant sub 3M] kan echter eerst plaatsvinden indien de gronden worden herverdeeld in een zogenoemd plan van toedeling. De Afdeling overweegt ten overvloede dat tegen een dergelijk plan van toedeling, dat onderdeel uitmaakt van een ruilplan, afzonderlijk beroep openstaat bij de burgerlijke rechter ingevolge artikel 69, eerste lid, van de Wilg.
2.19. Voorts richt het beroep van [appellant sub 3M] zich tegen de toepassing van een korting ten behoeve van de verbindingszone die op zijn veldkavel tussen de Buikheide en de Bruggenrijt is voorzien. Volgens [appellant sub 3M] heeft het college in dit geval zijn belangen als ondernemer onvoldoende meegewogen. Hij vreest dat bij de kaveltoedeling de huiskavel niet tenminste in oppervlakte gehandhaafd kan blijven.
2.19.1. Het college stelt zich op het standpunt dat het publieke belang dat is gediend met de te realiseren verbinding zwaarder weegt dan het belang van [appellant sub 3M]. Het college voert aan dat door de te realiseren verbinding een optimaal leefgebied voor flora en fauna zal ontstaan en dat de waterkwaliteit van de Bruggenrijt zal verbeteren. Daarnaast worden de aangetaste natuurwaarden op het Compagnie Oefenterrein Oirschot op deze wijze gecompenseerd, aldus het college.
2.19.2. De door [appellant sub 3M] bedoelde gronden zijn op de plankaart aangeduid met "te realiseren natte verbindingszone Bruggenrijt" en "te realiseren verbinding". Ten behoeve van deze gronden zal een korting worden toegepast. De bedoelde verbindingszones zullen worden toegewezen aan het waterschap, de gemeente Veldhoven, dan wel aan de Staat.
2.19.3. Het standpunt van het college dat de onderhavige natte ecologische verbinding noodzakelijk is om het gestelde doel - dat de natte ecologische verbindingszone de Bruggenrijt wordt gerealiseerd in verband met het behoud en de versterking van het leefgebied van amfibieën, zoals verwoord in 2.12.2. - te bereiken, acht de Afdeling niet onredelijk. Voorts acht de Afdeling in dit verband niet onredelijk dat het college aan dit belang meer gewicht heeft toegekend dan aan het belang van [appellant sub 3M] bij het behoud van een gunstige verkaveling. Het college heeft bij zijn afweging mogen betrekken dat indien en voor zover er met inachtneming van de generieke korting aanspraak op toedeling bestaat, [appellant sub 3M] via het plan van toedeling in grond zal worden gecompenseerd, dan wel een financiële vergoeding zal ontvangen. Daarnaast kan [appellant sub 3M] eventuele geleden schade aan de orde stellen in een procedure inzake de lijst van geldelijke regelingen.
Voor zover [appellant sub 3M] heeft aangevoerd dat wildgroei van onkruiden als gevolg van de oeveraanpassing van de Bruggenrijt het telen van akkerbouwgewassen zal belemmeren, overweegt de Afdeling dat dit bezwaar volledig in de bestemmingsplanprocedure aan de orde kan komen. Het bestemmingsplan is immers bepalend voor het kunnen uitvoeren van deze in dit inrichtingsplan beoogde maatregel.
2.19.4. In hetgeen [appellant sub 3M] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het college in zoverre niet in redelijkheid het inrichtingsplan heeft kunnen vaststellen.
In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit op deze punten anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
Het beroep van [appellant sub 3M] is voor het overige ongegrond.
Het beroep van [appellant sub 3Q] en [appellant sub 3R]
2.20. Het beroep van [appellant sub 3Q] en [appellant sub 3R] richt zich verder tegen de toepassing van een korting ten behoeve van de in het inrichtingsplan voorziene verbindingszone bij het Aderven, dat ook bekend staat als het Luizeven. [appellant sub 3Q] en [appellant sub 3R] betogen dat de verbindingszone de oppervlakte van de huiskavel aanzienlijk zal verkleinen. Voorts stellen zij dat de verbinding niet bereikbaar is vanaf de openbare weg, zodat het beheer en onderhoud ervan onmogelijk zal zijn. Verder stellen zij dat het college het nut en de noodzaak van de verbindingszone niet heeft aangetoond, terwijl dit gelet op de aanzienlijke negatieve gevolgen voor [appellant sub 3Q] en [appellant sub 3R] wel correct was geweest.
2.20.1. Het college heeft het inrichtingplan gewijzigd vastgesteld door het opnemen van een te realiseren verbinding tussen het Luizeven en de Bruggenrijt. In het Luizeven bevindt zich volgens het college een laatste restant van een populatie knoflookpadden, die ingevolge de Flora- en faunawet is beschermd. Het college acht het van belang om het leefgebied van de knoflookpad op voornoemde wijze veilig te stellen.
2.20.2. In het inrichtingsplan staat dat dankzij droge ecologische verbindingen uitwisseling van soorten tussen de bestaande natuurgebieden kan plaatsvinden. De door [appellant sub 3Q] en [appellant sub 3R] bedoelde gronden zijn op de plankaart aangeduid met "te realiseren verbinding". Ten behoeve van deze gronden zal, gelet op het inrichtingsplan, een korting worden toegepast. De bedoelde verbinding zal worden toegewezen aan de gemeente Veldhoven.
2.20.3. Het standpunt van het college dat de desbetreffende verbinding noodzakelijk is om het gestelde doel - dat meerdere verbindingszones voor kleine zoogdieren en amfibieën dienen te worden gerealiseerd - te bereiken, acht de Afdeling niet onredelijk. In tegenstelling tot hetgeen [appellant sub 3Q] en [appellant sub 3R] aanvoeren, heeft het college daarmee genoegzaam aangetoond waarom de aanleg van de voorziene verbindingszone noodzakelijk is. Voorts is niet aannemelijk gemaakt dat de toekomstige bedrijfsontwikkeling zal worden beperkt als gevolg van de geldende regelgeving ten aanzien van natuurwaarden. Evenmin is de Afdeling gebleken dat het beheer en onderhoud van de verbinding onmogelijk zal zijn. Voorts kunnen [appellant sub 3Q] en [appellant sub 3R] eventuele geleden schade aan de orde stellen in een procedure inzake de lijst van geldelijke regelingen. Gelet hierop acht de Afdeling in dit verband niet onredelijk dat het college aan het belang bij het realiseren van de verbinding meer gewicht heeft toegekend dan aan de bedrijfsbelangen van [appellant sub 3Q] en [appellant sub 3R].
2.21. Het beroep van [appellant sub 3Q] en [appellant sub 3R] is voorts gericht tegen de toepassing van een korting ten behoeve van de beoogde kampenstructuur aan de Grote Aard. Zij stellen dat deze voorziening ter plaatse niet aanwezig is. Deze kan daarom ook niet worden versterkt, zo voeren zij aan.
2.21.1. Het college stelt zich op het standpunt dat de kenmerkende cultuurhistorische kampenstructuur van Wintelre moet worden behouden, versterkt en ontwikkeld. In dit geval gaat het om een veldperceel, waarvan het algemeen belang volgens het college rechtvaardigt dat het wordt toegewezen aan derden. Indien er aanspraak op toedeling van de gronden bestaat, kan eventueel via het plan van toedeling worden getracht de nadelige effecten van de maatregel in grond te compenseren, zo stelt het college.
2.21.2. Aan de desbetreffende kampenstructuur is op de plankaart de aanduiding "te versterken kampenstructuur" toegekend. Uit het inrichtingsplan volgt dat, om de desbetreffende structuur te versterken, een strook van vijf meter met toepassing van een korting zal worden afgesplitst en dat deze in eigendom zal worden gebracht bij de gemeente Veldhoven. Gelet op het inrichtingsplan zal de kampenstructuur ter plaatse worden versterkt door middel van het bijplanten van bomen.
2.21.3. Gelet op bijlage I bij het inrichtingsplan zijn de gronden waarop de desbetreffende kampenstructuur is voorzien gelegen in het zogenoemde oude akkerdorpenlandschap van Halfmijl, Toterfout en Zandoerle. In het inrichtingsplan staat dat het oude akkerdorpenlandschap van onder meer Toterfout en Zandoerle sterk wordt gewaardeerd als recreatiegebied en gebruikt als stedelijk uitloopgebied voor Veldhoven. Gelet hierop heeft het college van belang mogen achten dat de cultuurhistorische kracht van het gebied verder wordt benut, zoals eveneens in het inrichtingsplan staat aangegeven. De Afdeling acht het standpunt van het college om ter plaatse de kampenstructuur op te waarderen en te versterken, gelet op de doelstelling in het inrichtingsplan, niet onredelijk. Naar het oordeel van de Afdeling heeft het college daarom bij de afweging van de betrokken belangen in redelijkheid meer gewicht kunnen toekennen aan het belang van de bewoners en bezoekers bij de opwaardering en versterking van de voorziene kampenstructuren dan aan het belang van [appellant sub 3Q] en [appellant sub 3R] bij behoud van hun gronden aan de noordzijde van hun veldkavel aan de Grote Aard. Het college heeft bij zijn afweging mogen betrekken dat indien en voor zover er met inachtneming van de generieke korting aanspraak op toedeling bestaat, dat [appellant sub 3Q] en [appellant sub 3R] via het plan van toedeling in grond zullen worden gecompenseerd, dan wel een financiële vergoeding zullen ontvangen. Daarnaast kunnen [appellant sub 3Q] en [appellant sub 3R] eventuele geleden schade aan de orde stellen in een procedure inzake de lijst van geldelijke regelingen.
2.21.4. In hetgeen [appellant sub 3Q] en [appellant sub 3R] hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het college in zoverre niet in redelijkheid het inrichtingsplan heeft kunnen vaststellen.
In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit op deze punten anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
Het beroep van [appellant sub 3Q] en [appellant sub 3R], voor zover ontvankelijk, is ongegrond.
Het beroep van [appellant sub 4]
2.22. [appellant sub 4] kan zich niet verenigen met het inrichtingsplan voor zover zijn perceel aan de Oostelbeersedijk binnen het herverkavelingsblok ligt. Volgens hem zal zijn huiskavel niet worden uitgeruild omdat het perceel onderdeel uitmaakt van een groter gebied. Daarnaast zijn op of nabij zijn kavel evenmin voorzieningen opgenomen die de huidige begrenzing rechtvaardigen.
2.22.1. Het college stelt dat uitsluitend percelen buiten de herverkaveling worden gehouden indien op voorhand vast staat dat deze niet zullen worden uitgeruild. Voor het perceel van [appellant sub 4] is dit volgens het college niet het geval. Dat [appellant sub 4] slechts één kavel inbrengt en hierop geen maatregelen of voorzieningen worden getroffen maakt dit niet anders, aldus het college. In het kader van het ruilplan zal worden bezien of het perceel daadwerkelijk zal worden uitgeruild.
2.22.2. Blijkens het inrichtingsplan behoort de huiskavel van [appellant sub 4] tot de blokken waarin wettelijke herverkaveling wordt toegepast. Gelet op het inrichtingsplan zullen deze gronden worden ingebracht in het plan van toedeling.
2.22.3. Zoals hiervoor onder 2.6.2. is overwogen, worden percelen die niet worden uitgeruild en onderdeel uitmaken van een groter gebied dat niet wordt uitgeruild, alsmede enkele huispercelen of bospercelen, niet opgenomen in het herverkavelingsblok. Het college heeft zich wat betreft de kavel van [appellant sub 4] op het standpunt gesteld dat er objectief gezien geen redenen bestaan om deze op voorhand buiten de herverkaveling te houden. De Afdeling is van oordeel dat het college hiermee onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de kavel van [appellant sub 4] binnen het herverkavelingsblok is opgenomen. De redenering van het college dat de vraag of daadwerkelijke uitruil van deze gronden zal plaatsvinden in het kader van de opstelling van het plan van toedeling aan de orde komt, laat onverlet dat het college voor de afzonderlijke kavels in het inrichtingsplan dient te bezien of er een kans is, en zo ja hoe groot de kans is, dat deze daadwerkelijk zullen worden uitgeruild en of deze kavels vervolgens in het herverkavelingsblok dienen te worden opgenomen, dan wel daarvan uitgezonderd dienen te worden. Het college heeft naar het oordeel van de Afdeling ter zitting niet afdoende aangegeven waarom er gerede kans bestaat dat de kavel van [appellant sub 4] zal worden uitgeruild en zodoende binnen het herverkavelingsblok dient te worden opgenomen. Het betoog van [appellant sub 4] slaagt derhalve.
2.22.4. In hetgeen [appellant sub 4] heeft aangevoerd ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit, voor zover het betreft de huiskavel van [appellant sub 4], niet berust op een deugdelijke motivering. Het beroep van [appellant sub 4] is gegrond. Het bestreden besluit dient in zoverre wegens strijd met artikel 3:46 van de Awb te worden vernietigd.
Het beroep van [appellant sub 5] en anderen
2.23. [appellant sub 5] en anderen komen in beroep op tegen de toepassing van een korting voor het verwezenlijken van een weg, in het inrichtingsplan aangeduid met nr. 19, op hun percelen langs het Veneind, en de toewijzing van eigendom, beheer en onderhoud aan de gemeente Eersel. Zij voeren aan dat deze weg uitsluitend door hen wordt gebruikt en derhalve geen openbaar karakter heeft. Vanwege de beperkte verkeersfunctie bestaat volgens [appellant sub 5] en anderen geen noodzaak om van het Veneind een openbare weg te maken. [appellant sub 5] en anderen vrezen voorts voor verkeersaantrekkende werking vanwege de nabijgelegen camping en de golfbaan met verkeersonveilige situaties tot gevolg.
2.23.1. Het college stelt dat het inrichtingsplan onder meer tot doel heeft de ontsluiting van het gebied te verbeteren en duurzaam veilig te stellen ten behoeve van recreatief medegebruik. Het Veneind heeft een hoge cultuurhistorische waarde en is een onderdeel van een recreatieve route. Ten behoeve van de nabij gelegen camping en golfbaan wordt volgens het college voorzien in een rechtstreekse ontsluiting op de doorgaande weg zodat het Veneind zal worden ontzien.
2.23.2. Het inrichtingsplan vermeldt dat de doelstelling ten aanzien van recreatie is om de routestructuren voor recreatief medegebruik te verbeteren. Het verbinden van recreatieve routes strekt ertoe deze te optimaliseren waardoor voorts de belevingswaarde van de streek toeneemt. Aan de door [appellant sub 5] en anderen bedoelde weg langs het Veneind is de aanduiding "te verbeteren/aan te leggen weg met nummer" toegekend. Deze aanduiding houdt in dat deze weg een openbaar karakter zal krijgen. Om de grond te verwerven wordt een korting toegepast. De te korten strook heeft een maximale breedte van 3,5 meter.
Het standpunt van het college dat het openstellen van de weg voor verkeer wenselijk is voor het verzekeren van een adequate ontsluiting en de verwezenlijking van een recreatieve route, omdat aan de weg een hoge cultuurhistorische waarde wordt toegekend, acht de Afdeling niet onredelijk. Het college heeft wat deze weg betreft bij zijn afweging van de betrokken belangen in redelijkheid meer gewicht kunnen toekennen aan het belang dat is gemoeid met het openbaar maken van deze weg dan aan de door [appellant sub 5] en anderen gestelde belangen. Bij dit oordeel wordt betrokken dat het college onweersproken heeft gesteld dat voor de nabij gelegen camping en golfbaan zal worden voorzien in een rechtstreekse ontsluiting.
2.23.3. In hetgeen [appellant sub 5] en anderen hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het college in zoverre niet in redelijkheid het inrichtingsplan heeft kunnen vaststellen.
In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit op deze punten anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
Het beroep van [appellant sub 5] en anderen is ongegrond.
Het beroep van [appellant sub 6]
2.24. [appellant sub 6] kan zich niet verenigen met het inrichtingsplan voor zover zijn kavels, kadastraal bekend sectie D, nrs. 647 en 4500 binnen het herverkavelingsblok zijn opgenomen. Volgens [appellant sub 6] behoren de percelen bij zijn huiskavel en vallen zij binnen de bebouwde kom. Deze percelen hebben volgens [appellant sub 6] geen toegevoegde waarde voor het inrichtingsplan. Daarbij komt dat de herverkaveling zal leiden tot een onaanvaardbare beperking voor het gebruik van zijn percelen ten behoeve van zijn paarden.
[appellant sub 6] komt voorts op tegen de toepassing van een korting voor het verwezenlijken van een weg, in het inrichtingsplan aangeduid met nr. 17, tussen zijn percelen langs De Nie, en de toewijzing van eigendom, beheer en onderhoud aan de gemeente Eersel. Hij voert aan dat deze weg een directe verbinding vormt tussen zijn percelen. Het openbaar toegankelijk maken van de weg levert een doorkruising van zijn percelen op, waardoor het perceel met nr. 4500 niet langer bij de huiskavel zal worden betrokken. Vanwege het beperkte gebruik voegt de weg bovendien niets toe aan de doelstelling van het inrichtingsplan, aldus [appellant sub 6].
2.24.1. Het college stelt dat geen aanleiding bestaat de percelen van [appellant sub 6] buiten de herverkaveling te houden. De percelen zijn juist opgenomen vanwege de aanwezigheid van de weg, aangeduid met nr. 17, welke in eigendom, beheer en onderhoud aan de gemeente is toegewezen. Voorts stelt het college dat de weg een ontsluitingsfunctie heeft voor diverse kavels en dat het voor het verbeteren en veiligstellen van de ontsluiting noodzakelijk is de weg een openbaar karakter te geven. Daarnaast is aan de weg een hoge cultuurhistorische waarde toegekend zodat het behoud dient te worden veilig gesteld, aldus het college.
2.24.2. Blijkens het inrichtingsplan behoren vorengenoemde kavels van [appellant sub 6] tot de blokken waarin wettelijke herverkaveling wordt toegepast. Gelet op het inrichtingsplan zullen deze gronden worden ingebracht in het plan van toedeling.
2.24.3. Zoals hiervoor onder 2.6.2. is overwogen worden percelen die niet worden uitgeruild en onderdeel uitmaken van een groter gebied dat niet wordt uitgeruild, alsmede enkele huispercelen of bospercelen, niet opgenomen in het herverkavelingsblok. Ter zitting heeft het college gesteld dat de desbetreffende kavels van [appellant sub 6] uitsluitend binnen het herverkavelingsblok zijn gebracht vanwege het openbaar maken van de weg, aangeduid met nr. 17. Naar het oordeel van de Afdeling heeft het college hiermee onvoldoende gemotiveerd waarom het noodzakelijk is om de gehele kavels van [appellant sub 6] in het herverkavelingsblok op te nemen. Hierbij betrekt de Afdeling dat voor het openbaar maken van de weg juist het instrument van de korting kan worden toegepast, hetgeen blijkens het inrichtingsplan voor weg 17 ook zal geschieden. Door het toepassen van een korting is het op zichzelf niet noodzakelijk de kavels waarop deze korting wordt toegepast ook geheel of gedeeltelijk op te nemen in het herverkavelingsblok. Het college heeft geen andere gronden aangedragen die nopen tot het opnemen van de kavels van [appellant sub 6] in het herverkavelingsblok. Het betoog van [appellant sub 6] slaagt derhalve.
2.24.4. Omtrent het betoog van [appellant sub 6] dat de weg, aangeduid met nr. 17, zal worden gekort en in eigendom, beheer en onderhoud aan de gemeente Eersel zal worden toegewezen overweegt de Afdeling dat in het inrichtingsplan is vermeldt dat de doelstelling ten aanzien van recreatie is om de routestructuren voor recreatief medegebruik te verbeteren. Het verbinden van recreatieve routes strekt ertoe deze te optimaliseren waardoor voorts de belevingswaarde van de streek toeneemt. Aan de door [appellant sub 6] bedoelde weg langs De Nie is de aanduiding "te verbeteren/aan te leggen weg met nummer" opgenomen. Deze aanduiding houdt in dat deze weg een openbaar karakter zal krijgen. Om de grond te verwerven wordt een korting toegepast. De te korten strook heeft een maximale breedte van 4,5 meter.
Het standpunt van het college dat het openstellen van de weg voor verkeer wenselijk is voor het verzekeren van een adequate ontsluiting en de verwezenlijking van een recreatieve route omdat aan de weg een hoge cultuurhistorische waarde wordt toegekend, acht de Afdeling niet onredelijk. Het college heeft wat deze weg betreft bij zijn afweging van de betrokken belangen in redelijkheid meer gewicht kunnen toekennen aan het belang dat is gemoeid met het openbaar maken van deze weg dan aan de door [appellant sub 6] gestelde belangen. Dit betoog faalt.
2.24.5. In hetgeen [appellant sub 6] heeft aangevoerd ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit, voor zover het betreft de kavels, kadastraal bekend sectie D, nrs. 647 en 4500, in zoverre niet berust op een deugdelijke motivering. Het beroep van [appellant sub 6] is gegrond. Het bestreden besluit dient in zoverre wegens strijd met artikel 3:46 van de Awb te worden vernietigd.
Het beroep van [appellant sub 7]
2.25. [appellant sub 7] komt op tegen de toepassing van een korting voor het verwezenlijken van een weg, in het inrichtingsplan aangeduid met nr. 30, over zijn perceel langs de Kleine Vliet, en de toewijzing van eigendom, beheer en onderhoud aan de gemeente Veldhoven. [appellant sub 7] stelt dat het openbaar maken van de weg uitsluitend aanvaardbaar is indien de weg met vijf meter in zuidelijke richting wordt verplaatst en voorts wordt voorzien in de herbouw van de oude schaapskooi op een andere locatie.
Voorts komt [appellant sub 7] op tegen de toepassing van een korting voor het verwezenlijken van een natte verbindingszone op zijn perceel met nr. 367 en de toewijzing van eigendom, beheer en onderhoud aan de gemeente Veldhoven.
2.25.1. Het college stelt dat de weg een ontsluitingsfunctie heeft voor diverse kavels en dat het voor het verbeteren en veiligstellen van de ontsluiting noodzakelijk is de weg een openbaar karakter te geven. Daarnaast is aan de weg een redelijk hoge cultuurhistorische waarde toegekend zodat het behoud dient te worden veilig gesteld, aldus het college.
2.25.2. Aan de door [appellant sub 7] en anderen bedoelde weg langs de Kleine Vliet is de aanduiding "te verbeteren/aan te leggen weg met nummer" opgenomen. Deze aanduiding houdt in dat deze weg een openbaar karakter zal krijgen. Om de grond te verwerven wordt een korting toegepast. De te korten strook heeft een maximale breedte van 5,0 meter.
Het standpunt van het college dat het openstellen van de weg voor verkeer wenselijk is voor het verzekeren van een adequate ontsluiting en de verwezenlijking van een recreatieve route, omdat aan de weg een hoge tot middelhoge cultuurhistorische waarde wordt toegekend, acht de Afdeling niet onredelijk. Het college heeft wat deze weg betreft bij zijn afweging van de betrokken belangen in redelijkheid meer gewicht kunnen toekennen aan het belang dat is gemoeid met het openbaar maken van deze weg dan aan de door [appellant sub 7] en anderen gestelde belangen. De Afdeling ziet gelet hierop geen aanleiding te oordelen dat de weg met 5,0 meter in zuidelijke richting dient te worden verplaatst. Evenmin was het college gehouden aan de verwezenlijking van de weg de voorwaarde te koppelen van herbouw van de oude schaapskooi op een andere locatie.
2.25.3. In het verweerschrift heeft het college erkend dat de aanleg van een natte ecologische verbindingszone op het perceel van [appellant sub 7] en de toewijzing van eigendom, beheer en onderhoud aan de gemeente Veldhoven ongewenst is nu dit een onevenredige aantasting van het particulier belang van [appellant sub 7] met zich brengt, omdat op voorhand vaststaat dat compensatie van gronden aansluitend aan de huiskavel niet mogelijk is. Nu de aanleg van een natte ecologische verbindingszone wel op de plankaart is opgenomen terwijl het college dit niet heeft beoogd, moet worden geoordeeld dat het plan in zoverre is vastgesteld in strijd met de bij het nemen van een besluit op grond van artikel 3:2 van de Awb te betrachten zorgvuldigheid.
2.25.4. Het beroep [appellant sub 7] is gegrond, zodat het bestreden besluit voor zover het betreft de aanduiding op de plankaart voor de verwezenlijking van een natte ecologische verbindingszone op het perceel met nr. 367 dient te worden vernietigd.
Proceskosten
2.26. Het college dient ten aanzien van [appellant sub 3B], [appellant sub 3L] en [appellant sub 4], op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
Ten aanzien van [appellant sub 1], [appellant sub 6] en [appellant sub 7] is van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen niet gebleken.
Ten aanzien van [appellant sub 3], [appellant sub 2], [appellant sub 3F], [appellant sub 3G], [appellant sub 3H], [appellant sub 3I], [appellant sub 3J], [appellant sub 3K], [appellant sub 3M], [appellant sub 3N], [appellante sub 3O], [appellant sub 3P], [appellant sub 3Q] en [appellant sub 3R], [appellant sub 3S] en [appellant sub 3T], [appellant sub 3U], [appellante sub 3V], [appellant sub 3W] en [appellant sub 3X] en [appellant sub 5] en anderen bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart zich onbevoegd om kennis te nemen van
a. de beroepen van [appellant sub 3U], [appellante sub 3V], [appellant sub 3W], [appellant sub 3X], [appellant sub 3I] en [appellante sub 3O];
b. het beroep van [appellant sub 3A], voor zover het is gericht tegen de aanleg van een schouwpad - dat mede voor recreatieve doeleinden kan worden gebruikt - welke langs de waterloop langs zijn huisperceel is voorzien;
c. het beroep van [appellant sub 3H], voor zover het is gericht tegen de realisatie van een schouwpad - dat mede voor recreatieve doeleinden kan worden gebruikt - langs de Bruggenrijt, ter hoogte van haar veldkavels;
d. de beroepen van [appellant sub 3K], [appellant sub 3M] en [appellant sub 3S] en [appellant sub 3T], voor zover deze zijn gericht tegen de realisatie van een schouwpad - dat mede voor recreatieve doeleinden kan worden gebruikt - langs de Bruggenrijt ter hoogte van de Groote Aard;
II. verklaart niet-ontvankelijk:
a. het beroep van [appellant sub 3L], voor zover het betreft de toepassing van een korting ten behoeve van de te realiseren (droge) ecologische verbindingen die zijn voorzien ten noordoosten van zijn huiskavel, aangrenzend aan het Rouwven,
b. het beroep van [appellant sub 3N],
c. het beroep van [appellant sub 3S] en [appellant sub 3T], voor het overige,
d. het beroep van [appellant sub 3P], voor zover het betreft de toepassing van een korting ten behoeve van de aanleg van weg 15 en de in het plan voorziene kampenstructuur ten noordwesten van zijn veldkavel,
e. het beroep van [appellant sub 2],
f. het beroep van [appellant sub 3F],
g. het beroep van [appellant sub 3B], [appellant sub 3C], [appellant sub 3D] en [appellant sub 3E], voor zover het betreft de toepassing van een korting ten behoeve van de in het plan voorziene kampenstructuur aan de westzijde van hun veldkavel, nabij De Nachtegaal,
h. het beroep van [appellant sub 3Q] en [appellant sub 3R], voor zover het betreft de toewijzing van eigendom van weg 36;
III. verklaart gegrond:
a. het beroep van [appellant sub 1A] en [appellante sub 1B], voor zover het betreft de opname van de kavels, kadastraal bekend sectie D, nrs. 4874 en 4724, in het herverkavelingsblok;
b. het beroep van [appellant sub 3B], [appellant sub 3C], [appellant sub 3D] en [appellant sub 3E], voor zover het betreft de toepassing van een korting ten behoeve van de te versterken kampenstructuur over hun huiskavel aan de Kreiel,
c. het beroep van [appellant sub 3L], voor zover het betreft de opname van de huiskavel van [appellant sub 3L] aan de Oostelbeersedijk in het herverkavelingsblok;
d. het beroep van [appellant sub 4], voor zover het betreft de opname van de huiskavel van [appellant sub 4] aan de Oostelbeersedijk in het herverkavelingsblok;
e. het beroep van [appellant sub 6], voor zover het betreft de opname van de kavels, kadastraal bekend sectie D, nrs. 647 en 4500, in het herverkavelingsblok;
f. het beroep van [appellant sub 7], voor zover het betreft de aanduiding op de plankaart voor de verwezenlijking van een natte ecologische verbindingszone op het perceel met nr. 367;
IV. vernietigt het besluit van het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant van 1 december 2009, kenmerk 1610036, voor zover het betreft de onder III. genoemde onderdelen;
V. verklaart de beroepen voor het overige ongegrond;
VI. veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant tot vergoeding aan appellanten van in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van:
a. € 1664,11 (zegge: zestienhonderdvierenzestig euro en elf cent) voor [appellant sub 3B], [appellant sub 3C], [appellant sub 3D] en [appellant sub 3E] en [appellant sub 3L], waarvan € 874,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander;
b. € 874,00 (zegge: achthonderdvierenzeventig euro) voor [appellant sub 4], geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
VII. gelast dat het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant aan appellanten het door hen voor de behandeling van de beroepen betaalde griffierecht vergoedt ten bedrage van:
a. € 150,00 (zegge: honderdvijftig euro) voor [appellant sub 1A] en [appellante sub 1B], met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander;
b. € 150,00 (zegge: honderdvijftig euro) voor [appellant sub 3B], [appellant sub 3C], [appellant sub 3D] en [appellant sub 3E] en [appellant sub 3L], met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander;
c. € 150,00 (zegge: honderdvijftig euro) voor [appellant sub 4];
d. € 150,00 (zegge: honderdvijftig euro) voor [appellant sub 6];
e. € 150,00 (zegge: honderdvijftig euro) voor [appellant sub 7].
Aldus vastgesteld door mr. R.J. Hoekstra, voorzitter, en mr. M.W.L. Simons-Vinckx en mr. G.N. Roes, leden, in tegenwoordigheid van mr. J. Verbeek, ambtenaar van staat.
w.g. Hoekstra w.g. Verbeek
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 29 juni 2011
59-608-612.