201012783/1/H3.
Datum uitspraak: 6 juli 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Nieuwegein,
tegen de mondelinge uitspraak van de rechtbank Utrecht van 24 november 2010 in zaak nr. 10/2655 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Nieuwegein.
Bij besluit van 22 maart 2010 heeft het college de aanvraag van [appellant] om een Europese gehandicaptenparkeerkaart voor een bestuurder, afgewezen.
Bij besluit van 26 juli 2010 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij mondelinge uitspraak van 24 november 2010, waarvan het proces-verbaal is verzonden op 2 december 2010, heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 29 december 2010, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 28 juni 2011, waar het college vertegenwoordigd door mr. W.M. van der Wielen en J. Tittel, beiden werkzaam bij de gemeente, is verschenen.
2.1. Ingevolge artikel 49, eerste lid, van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer kan aan een gehandicapte, overeenkomstig de bij ministeriële regeling gestelde criteria, door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waar hij als ingezetene is ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens, een gehandicaptenparkeerkaart worden verstrekt.
Ingevolge artikel 1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Regeling gehandicaptenparkeerkaart kunnen voor een gehandicaptenparkeerkaart in aanmerking komen: bestuurders van motorvoertuigen op meer dan twee wielen en van brommobielen, die ten gevolge van een aandoening of gebrek een aantoonbare loopbeperking hebben van langdurige aard, waardoor zij - met de gebruikelijke loophulpmiddelen - in redelijkheid niet in staat zijn zelfstandig een afstand van meer dan 100 meter aan een stuk te voet te overbruggen.
Ingevolge artikel 2, eerste lid, wordt een gehandicaptenparkeerkaart niet afgegeven alvorens een geneeskundig onderzoek heeft plaatsgehad naar de handicap van de aanvrager.
Ingevolge artikel 3, eerste lid, wordt - ingeval de gehandicaptenparkeerkaart wordt afgegeven door het gemeentelijk gezag - het geneeskundig onderzoek verricht door de Gemeentelijke Gezondheidsdienst dan wel door een vanwege het gemeentelijk gezag aangewezen deskundige.
2.2. Aan het in bezwaar gehandhaafde besluit van 22 maart 2010 is ten grondslag gelegd een rapport van 11 maart 2010 van verzekeringsarts Hollman van Ausems en Kerkvliet arbeidsmedisch adviseurs (hierna: het rapport). In het rapport heeft deze arts geconcludeerd dat [appellant] met de gebruikelijke hulpmiddelen in redelijkheid in staat is zelfstandig een afstand van meer dan 100 meter aan één stuk te overbruggen.
2.3. [appellant] betoogt dat hij rugklachten heeft en dat het college hem in de periode 2008-2009 wél twee keer een gehandicaptenparkeerkaart voor beperkte duur heeft verstrekt.
2.4. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 19 september 2007 in zaak nr. <a href=""http://www.raadvanstate.nl/uitspraken/zoeken_in_uitspraken/zoekresultaat/?verdict_id=uBtTPilZhQc%3D"">200702094/1</a>) mag het college een advies dat is uitgebracht door een arts in zijn hoedanigheid van medisch deskundige bij zijn beoordeling van een aanvraag betrekken, mits dit advies op onpartijdige, objectieve en inzichtelijke wijze is opgesteld.
[appellant] heeft geen deskundigenrapport overgelegd waaruit blijkt dat voormelde conclusie uit het rapport onjuist zou zijn. Nu ook overigens niet is gebleken dat het rapport op onzorgvuldige wijze tot stand is gekomen noch dat het naar zijn inhoud gebreken vertoont die aanleiding geven tot twijfel omtrent de juistheid hiervan, is de Afdeling met de rechtbank van oordeel dat het college dit aan het in bezwaar gehandhaafde besluit van 22 maart 2010 ten grondslag heeft mogen leggen en terecht de aanvraag van [appellant] om een gehandicaptenparkeerkaart heeft afgewezen. Dat het college eerder wel gehandicaptenparkeerkaarten voor beperkte duur aan [appellant] heeft afgegeven doet hieraan niet af, nu uit een medisch advies van 18 juli 2009 en uit het rapport blijkt dat zijn medische situatie is verbeterd.
2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. M. Vlasblom, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W. van Hardeveld, ambtenaar van staat.
w.g. Vlasblom w.g. Van Hardeveld
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 6 juli 2011