ECLI:NL:RVS:2011:BR0515

Raad van State

Datum uitspraak
6 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201010889/1/H3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • D. Roemers
  • M.M. van der Smissen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongeldigverklaring kentekenbewijs door RDW en terugwerkende kracht

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellante] tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch, die op 5 november 2010 het beroep van [appellante] ongegrond verklaarde. De zaak betreft de ongeldigverklaring van het kentekenbewijs van een voertuig door de RDW, die op 6 oktober 2009 is uitgevoerd. De RDW verklaarde het kentekenbewijs ongeldig omdat het voertuig, waarvoor het bewijs was afgegeven, volgens de RDW voorgoed buiten Nederland was gebracht. Dit besluit werd door de RDW gehandhaafd na het indienen van bezwaar door [appellante].

[appellante] stelde dat de RDW het kentekenbewijs met terugwerkende kracht ongeldig had moeten verklaren, omdat het voertuig op 12 december 2004 in Kosovo was verkocht. De RDW weigerde echter om het kentekenbewijs met terugwerkende kracht ongeldig te verklaren, wat leidde tot de rechtszaak. Tijdens de zitting op 25 mei 2011 werd de zaak behandeld, waarbij [appellante] werd bijgestaan door haar advocaat, mr. C.J. Driessen, en de RDW werd vertegenwoordigd door mr. C. van der Berg.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State overwoog dat de RDW in beginsel geen terugwerkende kracht verleent aan besluiten tot ongeldigverklaring van kentekenbewijzen, om de rechtszekerheid van het kentekenregister te waarborgen. Slechts in uitzonderlijke gevallen kan terugwerkende kracht worden verleend. De Afdeling concludeerde dat de RDW in dit geval terecht geen aanleiding zag om van haar standpunt af te wijken. Het hoger beroep van [appellante] werd ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak werd bevestigd. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

201010889/1/H3.
Datum uitspraak: 6 juli 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te Cuijk,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 5 november 2010 in zaak nr. 09/5917 in het geding tussen:
[appellante]
en
de directie van de Dienst Wegverkeer (hierna: de RDW).
1. Procesverloop
Bij besluit van 6 oktober 2009 heeft de RDW met ingang van die datum het kentekenbewijs van het voertuig met [kenteken] (hierna: het voertuig) ongeldig verklaard.
Bij besluit van 17 december 2009 heeft de RDW het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 5 november 2010, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 10 november 2010, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 13 december 2010.
De RDW heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 25 mei 2011, waar [appellante], bijgestaan door mr. C.J. Driessen, advocaat te Beers, en de RDW, vertegenwoordigd door mr. C. van der Berg, werkzaam bij de RDW, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 58, tweede lid, aanhef en onder f, van de Wegenverkeerswet 1994 kan een kentekenbewijs, overeenkomstig bij algemene maatregel van bestuur vastgestelde regels, ongeldig worden verklaard in andere dan de onder a tot en met e genoemde, bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen, gevallen.
Ingevolge artikel 37, derde lid, aanhef en onder b, van het Kentekenreglement kan de RDW een kentekenbewijs ongeldig verklaren indien naar het oordeel van deze dienst blijkt dat het voertuig, waarvoor dat bewijs is afgegeven, voorgoed buiten Nederland is gebracht.
2.2. [appellante] heeft op 14 februari 2009 de RDW verzocht het kentekenbewijs van het voertuig met ingang van 12 december 2004 ongeldig te verklaren, omdat het voertuig op die datum in Kosovo is verkocht.
De RDW heeft bij besluit van 6 oktober 2009 met ingang van die datum het kentekenbewijs van het voertuig ongeldig verklaard. De RDW heeft dit besluit in bezwaar gehandhaafd en daaraan ten grondslag gelegd dat een kentekenbewijs niet met terugwerkende kracht ongeldig wordt verklaard. In de door [appellante] naar voren gebrachte bezwaren heeft de RDW geen aanleiding gezien voor een ander standpunt.
2.3. [appellante] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat de RDW het kentekenbewijs met terugwerkende kracht ongeldig had moeten verklaren. Zij voert aan dat de RDW een individuele belangenafweging dient te maken. Voorts is de rechtbank eraan voorbijgegaan dat de RDW in geen enkel geval medewerking verleent aan een verzochte uitschrijving met terugwerkende kracht. [appellante] had, zoals zij ter zitting heeft betoogd, vele procedures in rechte niet hoeven voeren, indien de RDW het kentekenbewijs met terugwerkende kracht ongeldig had verklaard. De RDW handelt daarom in strijd met de wet- en regelgeving, aldus [appellante].
2.3.1. De RDW verleent in beginsel geen terugwerkende kracht aan besluiten, inhoudende ongeldigverklaring van het kentekenbewijs van een voertuig. De zuiverheid van het kentekenregister en de rechtszekerheid van de tenaamstelling van voertuigen rechtvaardigen dat standpunt van de RDW. Slechts bij hoge uitzondering verleent de RDW wel terugwerkende kracht aan een besluit inhoudende ongeldigverklaring van het kentekenbewijs van een voertuig, zoals blijkt uit het door de RDW ter zitting genoemde voorbeeld van een voertuig dat niet blijkt te bestaan. In hetgeen [appellante] heeft aangevoerd heeft de RDW in redelijkheid geen aanleiding hoeven zien om in dit geval van het standpunt om geen terugwerkende kracht te verlenen aan het besluit, af te wijken.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. D. Roemers, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.M. van der Smissen, ambtenaar van staat.
w.g. Roemers w.g. Van der Smissen
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 6 juli 2011
419-671.