ECLI:NL:RVS:2011:BR0548

Raad van State

Datum uitspraak
6 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201012589/1/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • R.J. Hoekstra
  • B.C. Bošnjakovic
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Kernen Obbicht en Grevenbicht en de gevolgen voor seniorenwoningen

In deze zaak gaat het om het bestemmingsplan "Kernen Obbicht en Grevenbicht" dat op 7 oktober 2010 door de raad van de gemeente Sittard-Geleen is vastgesteld. Appellant en anderen, wonend te Grevenbicht, hebben tegen dit besluit beroep ingesteld bij de Raad van State. De zaak is behandeld door een enkelvoudige kamer op 20 juni 2011. De Afdeling bestuursrechtspraak heeft vastgesteld dat de beroepstermijn op 23 december 2010 is geëindigd, en dat het beroepschrift tijdig is ingediend. De appellanten stellen dat het bestemmingsplan hen belemmert in het opdelen van hun rijksmonumentale woningen in kleinere eenheden, wat noodzakelijk is voor de renovatie en verkoop van deze woningen als seniorenwoningen. De raad van de gemeente Sittard-Geleen verdedigt het plan door te stellen dat het gericht is op het handhaven van de bestaande woningvoorraad en het voorkomen van een toename van het aantal woningen in het licht van de vergrijzing en bevolkingsafname. De Afdeling overweegt dat de raad in redelijkheid heeft kunnen besluiten om de toename van het aantal woningen niet toe te staan, en dat de belangen van de appellanten niet zwaarder wegen dan het gemeentelijk beleid. De Afdeling verklaart het beroep ongegrond en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201012589/1/R1.
Datum uitspraak: 6 juli 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant] en anderen, allen wonend te Grevenbicht, gemeente Sittard-Geleen,
en
de raad van de gemeente Sittard-Geleen,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 7 oktober 2010 heeft de raad het bestemmingsplan "Kernen Obbicht en Grevenbicht" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant] en anderen bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 23 december 2010, beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 juni 2011, waar [appellant] en anderen, in de persoon van [appellant], en de raad, vertegenwoordigd door M.G.W. Rutten, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 6.7, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) bedraagt de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken.
Ingevolge artikel 6:8, vierde lid, van de Awb vangt de beroepstermijn voor een geval als hier aan de orde aan met ingang van de dag na die waarop het besluit overeenkomstig artikel 3:44, eerste lid, onderdeel a, ter inzage is gelegd.
Ingevolge het bepaalde in artikel 6:9, eerste lid, van de Awb is een beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen.
2.2. De terinzagelegging ving aan op 11 november 2010. De beroepstermijn is derhalve begonnen op 12 november 2010 en geëindigd op 23 december 2010.
2.3. Het beroepschrift is op 23 december 2010 bij de Afdeling binnengekomen. Het beroep is derhalve tijdig ingediend.
2.4. [appellant] heeft in het beroepschrift gesteld mede namens de eigenaren van [locaties] beroep in te stellen. Bij brief, ingekomen op 20 januari 2011 bij de Afdeling, heeft [appellant] de hiertoe vereiste machtiging van de overige eigenaren overgelegd.
2.5. Het plan voorziet in een actuele juridisch-planologische regeling voor de kernen Obbicht en Grevenbicht.
2.6. Het beroep richt zich tegen artikel 26, lid 26.4, van de planregels voor zover van toepassing op het perceel [locaties] te Grevenbicht. [appellant] en anderen voeren aan dat het door deze bepaling onmogelijk is de woningen in hun gebouw in meer woningen met kleinere bouwvolumes op te delen. Renovatie van de woningen ten behoeve van de door [appellant] en anderen beoogde kleinere seniorenwoningen is alleen economisch haalbaar indien de woningen opgedeeld kunnen worden verkocht, zo blijkt uit gesprekken met diverse marktpartijen, en zonder renovatie zal het rijksmonumentale gebouw vervallen. Daarnaast voeren zij aan dat maatschappelijke behoefte bestaat aan meer seniorenwoningen, zoals ook blijkt uit de Regionale Woonmilieuvisie Westelijke Mijnstreek (hierna: Woonmilieuvisie).
2.7. De raad stelt zich op het standpunt dat het uitgangspunt van het plan actualisatie is, waarbij nieuwe projecten, zoals het door [appellant] en anderen genoemde voorstel, niet worden meegenomen om zo vertraging te voorkomen. In de Woonmilieuvisie is inderdaad opgenomen dat de behoefte aan seniorenwoningen zal stijgen, maar ook dat hierbij geherstructureerd dient te worden teneinde kwaliteitsverbetering te bewerkstelligen en dat herstructurering voor uitbreiding gaat, aldus de raad. Voorts stelt de raad zich op het standpunt dat voor het woonmilieu "Dorps" op basis van de Woonmilieuvisie geldt dat de woningvoorraad voor de vergrijzende bevolking gelijk dient te blijven en op termijn zelfs dient af te nemen.
2.8. [appellant] en anderen zijn eigenaren van de woningen op het perceel [locaties] te Grevenbicht. Het gebouw waarin de zes woningen zich bevinden is een rijksmonument.
Ingevolge artikel 26, lid 26.4, aanhef en onder a, van de planregels, gelezen in samenhang met de verbeelding, mag het aantal woningen niet meer bedragen dan het aantal dat op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan reeds is gebouwd of waarvoor op de verbeelding een bouwvlak is opgenomen, waarbij het in het betreffende bouwvlak genoemde aantal woningen niet mag worden overschreden.
In de Woonmilieuvisie, vastgesteld door de raad op 24 april 2008, is het regionaal woonbeleid neergelegd en deze omvat onder andere het beleid omtrent de woonmilieuontwikkelingen in de kern Grevenbicht voor de periode 2006-2030.
2.9. Gelet op het gemeentelijk beleid in de Woonmilieuvisie omtrent de kwalitatieve herstructurering van seniorenwoningen en het handhaven en, op termijn, het doen afnemen van de voorraad van seniorenwoningen, is de keuze van de raad de toename van het aantal woningen niet toe te staan, in overeenstemming met dit beleid. Uit de Woonmilieuvisie blijkt dat vanwege verlies van inwoners aan de rest van Nederland, België en Duitsland en toenemende vergrijzing, met name in de gebieden aangemerkt als "Dorps" zoals Grevenbicht, geen toename van de woningvoorraad dient plaats te vinden en dat voor seniorenwoningen specifiek geldt dat ingezet wordt op een kwaliteitsslag bij de bestaande woningen in plaats van een kwantitatieve toename van het aantal woningen en op den duur het aantal woningen dient af te nemen.
Niet is gebleken van bijzondere omstandigheden op grond waarvan de raad niet in redelijkheid aan het beleid heeft kunnen vasthouden. Ten aanzien van hetgeen [appellant] en anderen aanvoeren over de maatschappelijke behoefte aan seniorenwoningen, overweegt de Afdeling dat uit de Woonmilieuvisie blijkt dat de raad deze toenemende behoefte heeft verwerkt in haar beleid door in te zetten op de kwaliteitsslag in samenhang met de bevriezing van de woningvoorraad.
Ten aanzien van het verval van het rijksmonument, hebben [appellant] en anderen niet aannemelijk gemaakt dat dit verval, voor zover dit al optreedt, een onherroepelijk gevolg zal zijn van het onderhavige plan.
De Afdeling overweegt dat het verbod op toename van het aantal woningen beperkingen teweeg brengt bij [appellant] en anderen ten aanzien van het opdelen van woningen, zoals door de raad ook is erkend, en de hiermee verband houdende mogelijkheden tot marktconforme verkoop. Deze beperking is echter niet dusdanig dat op grond hiervan de raad bij de afweging van belangen hieraan in redelijkheid een groter gewicht had moeten toekennen dan aan het belang dat aan de orde is met het gelijk houden van het woningaantal vanwege teruglopende bevolkingsgroei en met de kwaliteitsslag bij bestaande woningen boven kwantitatieve toename van het aantal seniorenwoningen, aan de orde is. Uit de stukken noch ter zitting is voorts gebleken dat [appellant] en anderen over een concreet bouwvoornemen beschikken met betrekking tot het opdelen van de woningen.
2.10. In hetgeen [appellant] en anderen hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan in zoverre strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
Het beroep is ongegrond.
2.11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. R.J. Hoekstra, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. B.C. Bošnjakovic, ambtenaar van staat.
w.g. Hoekstra w.g. Bošnjakovic
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 6 juli 2011
410-676.