ECLI:NL:RVS:2011:BR0563

Raad van State

Datum uitspraak
6 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201000211/1/M3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • Th.G. Drupsteen
  • G.N. Roes
  • Th.C. van Sloten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hogere waarden geluidbelasting vastgesteld voor nieuwbouw woningen in Herwen

In deze zaak heeft de Raad van State op 6 juli 2011 uitspraak gedaan over een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Rijnwaarden, dat op 29 september 2009 hogere waarden voor de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting vanwege wegverkeerslawaai heeft vastgesteld. Dit besluit betrof zes nieuw te bouwen woningen aan de Molenstraat te Herwen. Het besluit werd ter inzage gelegd op 26 november 2009 en leidde tot beroep van appellanten, die stelden dat de vastgestelde hogere waarde van 51 dB in strijd was met het gemeentelijk geluidsbeleidsplan. Appellanten voerden aan dat deze waarde de ambitiewaarde overschreed en dat het akoestisch onderzoek niet representatief was.

De Raad van State heeft de argumenten van appellanten beoordeeld en vastgesteld dat het college de hogere waarden heeft getoetst aan het gemeentelijk geluidsbeleidsplan. De Afdeling bestuursrechtspraak oordeelde dat het college bij de vaststelling van de hogere waarde de ontheffingscriteria in acht heeft genomen en dat er geen aanleiding was om te concluderen dat het college zijn bevoegdheid niet correct had toegepast. De beroepsgrond van appellanten dat het akoestisch onderzoek niet representatief was, werd eveneens verworpen, omdat de locatie van de woningen en de categorie-indeling van de bedrijven niet relevant waren voor deze procedure.

Uiteindelijk verklaarde de Raad van State het beroep ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin, waarbij de voorzitter en de leden van de Afdeling bestuursrechtspraak aanwezig waren, evenals een ambtenaar van staat.

Uitspraak

201000211/1/M3.
Datum uitspraak: 6 juli 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante] en anderen, alle gevestigd te Herwen, gemeente Rijnwaarden,
en
het college van burgemeester en wethouders van Rijnwaarden,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 29 september 2009 heeft het college krachtens artikel 83, tweede lid, van de Wet geluidhinder hogere waarden voor de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting vanwege het wegverkeerslawaai op de Batavenweg ten behoeve van zes nieuw te bouwen woningen aan de Molenstraat te Herwen, gemeente Rijnwaarden, vastgesteld. Dit besluit is op 26 november 2009 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit hebben [appellante] en anderen bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 6 januari 2010, beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 4 februari 2010.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 30 mei 2011, waar [appellante] en anderen, vertegenwoordigd door mr. H.J. Kastein, advocaat te Zevenaar, en het college, vertegenwoordigd door A.B. Schenk, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Voorts is ter zitting MVO Projecten, vertegenwoordigd door J.W. Bracco-Gartner, bijgestaan door mr. E.H.M. Harbers, advocaat te Nijmegen, als partij gehoord.
2. Overwegingen
2.1. [appellante] en anderen betogen dat het bestreden besluit in strijd is met het gemeentelijk geluidsbeleidsplan. Daartoe voeren zij aan dat de in het bestreden besluit vastgestelde hogere waarde van 51 dB de ambitiewaarde van het gemeentelijk geluidsbeleidsplan overschrijdt.
2.1.1. Uit het bestreden besluit volgt dat de gevraagde hogere waarden zijn getoetst aan het gemeentelijk geluidsbeleidsplan van 31 oktober 2006 en dat uit die toetsing blijkt dat vaststelling van een hogere waarde van 51 dB boven de ambitiewaarde ligt in het gemeentelijk geluidsbeleidsplan.
In het gemeentelijk geluidsbeleidsplan is vermeld dat het gemeentelijke beleid erop is gericht de ambitiewaarde niet te overschrijden. Voorts zijn in het gemeentelijk geluidsbeleidsplan ontheffingscriteria vermeld op basis waarvan een afwijking van de ambitiewaarde kan worden gemotiveerd. Ontheffing kan worden verleend indien toepassing van maatregelen onvoldoende doeltreffend zal zijn of overwegende bezwaren ontmoet van stedenbouwkundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard. Uit het bestreden besluit volgt dat het college bij zijn afweging om een hogere waarde dan de ambitiewaarde van 50 dB vast te stellen deze criteria heeft betrokken. Gelet hierop bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat het college in zoverre geen toepassing heeft mogen geven aan zijn bevoegdheid om hogere waarden voor de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting vast te stellen.
Deze beroepsgrond faalt.
2.2. [appellante] en anderen voeren aan dat het akoestisch onderzoek niet representatief is. Volgens hen is in het akoestisch onderzoek ten aanzien van op het bedrijventerrein gelegen bedrijven ten onrechte van een te lage categorie als bedoeld in de brochure 'Bedrijven en milieuzonering' van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten uitgegaan. Voorts voeren [appellante] en anderen aan dat het college ten onrechte bij de afweging over het toepassen van maatregelen gericht op het terugbrengen van de geluidbelasting vanwege het wegverkeer, niet heeft betrokken of de woningen op een grotere afstand kunnen worden geprojecteerd.
2.2.1. In deze beroepsprocedure staat ter beoordeling of het college heeft kunnen overgaan tot vaststelling van hogere waarden voor de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting vanwege het wegverkeerslawaai op de Batavenweg voor zes nieuw te bouwen woningen aan de Molenstraat te Herwen als bedoeld in artikel 83, tweede lid, van de Wet geluidhinder. Hetgeen [appellante] en anderen aanvoeren met betrekking tot de categorie-indeling van de bedrijven en de locatie van de woningen, is in het kader van deze procedure niet relevant.
Deze beroepsgronden falen.
2.3. [appellante] en anderen hebben zich voor het overige beperkt tot het verwijzen naar de over het ontwerp van het besluit naar voren gebrachte zienswijzen. In de zienswijzennota is het college ingegaan op deze zienswijzen. [appellante] en anderen hebben in het beroepschrift noch ter zitting redenen aangevoerd waarom de weerlegging van de desbetreffende zienswijzen onjuist zou zijn.
2.4. Het beroep is ongegrond.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. Th.G. Drupsteen, voorzitter, en mr. G.N. Roes en mr. Th.C. van Sloten, leden, in tegenwoordigheid van mr. P. Plambeck, ambtenaar van staat.
w.g. Drupsteen w.g. Plambeck
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 6 juli 2011
159-625.