ECLI:NL:RVS:2011:BR1255
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Lubberdink
- H. Troostwijk
- M.G.J. Parkins de Vin
- E.K. van Leening
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake uitzetting van vreemdeling naar Somaliland en de uitvoering van het Memorandum of Understanding
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen een uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Groningen, die op 21 maart 2011 zijn beroep ongegrond verklaarde. De vreemdeling was in vreemdelingenbewaring gesteld op 1 maart 2011. De minister voor Immigratie en Asiel had verklaard dat er zicht was op uitzetting naar Somaliland op basis van een Memorandum of Understanding (MoU) dat op 1 juli 2009 was gesloten. De vreemdeling betwistte echter dat er voldoende zicht op uitzetting bestond, aangezien er geen concrete resultaten waren geboekt in de communicatie met de Somalilandse autoriteiten. Tijdens de zitting van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 7 juni 2011 werd duidelijk dat de minister geen inzicht kon geven in de inhoud van de contacten met deze autoriteiten en dat er in feite geen uitzettingen naar Somaliland hadden plaatsgevonden. De Afdeling oordeelde dat de rechtbank ten onrechte had aangenomen dat er voldoende zicht op uitzetting was. De grief van de vreemdeling slaagde, en de Raad van State verklaarde het hoger beroep gegrond. De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd, en het beroep van de vreemdeling werd alsnog gegrond verklaard. De minister werd veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten en een schadevergoeding aan de vreemdeling.