ECLI:NL:RVS:2011:BR2260
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- K. Brink
- M.P.J.M. van Grinsven
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening in milieurechtelijke ontheffing
In deze zaak heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 13 juli 2011 uitspraak gedaan op een verzoek om een voorlopige voorziening. Het verzoek was ingediend door [verzoeker], die een ontheffing had aangevraagd op grond van artikel 10.63 van de Wet milieubeheer en een ontheffing op basis van de Verordening bescherming natuur en landschap provincie Utrecht 1996. Het college van gedeputeerde staten van Utrecht had op 31 januari 2011 een besluit genomen waarin de ontheffing gedeeltelijk werd verleend en gedeeltelijk geweigerd. Hiertegen heeft [verzoeker] beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij hij ook verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzitter heeft de zaak behandeld op 29 juni 2011, waarbij [verzoeker] werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. Ch.G.A. van Rijckevorsel. Het college was vertegenwoordigd door mr. drs. K.M. Betten, J.D. Berkhof en mr. H.S. Heite. Tijdens de zitting zijn ook verschillende verenigingen en partijen gehoord. De voorzitter heeft vastgesteld dat de rechtbank bevoegd is om kennis te nemen van het beroep, en heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is bepaald dat het door [verzoeker] betaalde griffierecht voor de behandeling van de voorlopige voorziening door de secretaris van de Raad van State wordt terugbetaald.
De uitspraak benadrukt de toepassing van de coördinatieregeling van de Algemene wet bestuursrecht en de bevoegdheid van de rechtbank in deze context. De voorzitter heeft geconcludeerd dat er geen aanleiding is om de voorlopige voorziening toe te wijzen, en heeft de zaak doorgezonden naar de voorzieningenrechter van de rechtbank Utrecht voor verdere behandeling.