ECLI:NL:RVS:2011:BR2260

Raad van State

Datum uitspraak
13 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201103080/2/H4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • K. Brink
  • M.P.J.M. van Grinsven
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening in milieurechtelijke ontheffing

In deze zaak heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 13 juli 2011 uitspraak gedaan op een verzoek om een voorlopige voorziening. Het verzoek was ingediend door [verzoeker], die een ontheffing had aangevraagd op grond van artikel 10.63 van de Wet milieubeheer en een ontheffing op basis van de Verordening bescherming natuur en landschap provincie Utrecht 1996. Het college van gedeputeerde staten van Utrecht had op 31 januari 2011 een besluit genomen waarin de ontheffing gedeeltelijk werd verleend en gedeeltelijk geweigerd. Hiertegen heeft [verzoeker] beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij hij ook verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzitter heeft de zaak behandeld op 29 juni 2011, waarbij [verzoeker] werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. Ch.G.A. van Rijckevorsel. Het college was vertegenwoordigd door mr. drs. K.M. Betten, J.D. Berkhof en mr. H.S. Heite. Tijdens de zitting zijn ook verschillende verenigingen en partijen gehoord. De voorzitter heeft vastgesteld dat de rechtbank bevoegd is om kennis te nemen van het beroep, en heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is bepaald dat het door [verzoeker] betaalde griffierecht voor de behandeling van de voorlopige voorziening door de secretaris van de Raad van State wordt terugbetaald.

De uitspraak benadrukt de toepassing van de coördinatieregeling van de Algemene wet bestuursrecht en de bevoegdheid van de rechtbank in deze context. De voorzitter heeft geconcludeerd dat er geen aanleiding is om de voorlopige voorziening toe te wijzen, en heeft de zaak doorgezonden naar de voorzieningenrechter van de rechtbank Utrecht voor verdere behandeling.

Uitspraak

201103080/2/H4.
Datum uitspraak: 13 juli 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker], wonend te Bosch en Duin, gemeente Zeist,
en
het college van gedeputeerde staten van Utrecht,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 31 januari 2011 heeft het college een door [verzoeker] aangevraagde ontheffing op grond van artikel 10.63, derde lid, van de Wet milieubeheer verleend, en een door hem aangevraagde ontheffing op grond van artikel 8, eerste lid, van de Verordening bescherming natuur en landschap provincie Utrecht 1996 gedeeltelijk verleend en gedeeltelijk geweigerd.
Hiertegen heeft [verzoeker] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 11 maart 2011, beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 11 april 2011.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 15 maart 2011, heeft [verzoeker] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft de zaak gevoegd met zaak nr. 201103079/2/H4 ter zitting behandeld op 29 juni 2011, waar [verzoeker], in persoon en bijgestaan door mr. Ch.G.A. van Rijckevorsel, advocaat te Amsterdam, en het college, vertegenwoordigd door mr. drs. K.M. Betten, J.D. Berkhof en mr. H.S. Heite, allen werkzaam bij de provincie, zijn verschenen. Voorts zijn de vereniging IVN, Vereniging voor Natuur- en Milieueducatie, afdeling De Bilt en omstreken, vertegenwoordigd door P.B. Greeven, de vereniging Vrienden van de Biltse Duinen, vertegenwoordigd door C.J. van Leeuwen, [partij A], vertegenwoordigd door P.B. Greeven, [partij B], in persoon, en [partij C], in persoon, als partij gehoord.
Na zitting is de zaak gesplitst van zaak nr. 201103079/2/H4.
2. Overwegingen
2.1. Door het college is toepassing gegeven aan de coördinatieregeling van paragraaf 3.5.3 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb). Uit artikel 3:29, eerste lid, van de Awb volgt dat, indien tegen een of meer van de met toepassing van deze paragraaf gecoördineerd voorbereide besluiten beroep open staat bij de rechtbank, tegen alle besluiten beroep open staat bij de rechtbank. Tegen een besluit over ontheffing op grond van artikel 8, eerste lid, van de Verordening bescherming natuur en landschap provincie Utrecht 1996 staat ingevolge artikel 8.1, eerste lid, van de Awb beroep open bij de rechtbank. Gelet hierop is de rechtbank naar het oordeel van de voorzitter bevoegd kennis te nemen van het beroep. De voorzitter gaat er van uit dat de Afdeling zich onbevoegd zal verklaren kennis te nemen van het beroep.
2.2. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen. De voorzitter zal het verzoek, met toepassing van artikel 6:15, eerste lid, van de Awb in samenhang met artikel 8:81, vierde lid, van de Awb, ter behandeling aan de voorzieningenrechter van de rechtbank Utrecht doorzenden.
2.3. De voorzitter ziet aanleiding te bepalen dat het door [verzoeker] betaalde griffierecht voor de behandeling van de voorlopige voorziening door de secretaris van de Raad van State wordt terugbetaald.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. wijst het verzoek af;
II. gelast dat de secretaris van de Raad van State aan [verzoeker] het door hem voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 152,00 (zegge: honderdtweeënvijftig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. K. Brink, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M.P.J.M. van Grinsven, ambtenaar van staat.
w.g. Brink w.g. Van Grinsven
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 13 juli 2011
462-584.