201011508/1/H1.
Datum uitspraak: 20 juli 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
het college van burgemeester en wethouders van Loon op Zand,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 13 oktober 2010 in zaak nr. 10/844 in het geding tussen:
[wederpartij], wonend te [woonplaats], gemeente Loon op Zand
Bij besluit van 27 oktober 2009 heeft het college aan [belanghebbende] bouwvergunning verleend voor het uitbreiden van de woning op het perceel [locatie] te [plaats] (hierna: het perceel).
Bij besluit van 26 januari 2010 heeft het college het door [wederpartij] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard en het besluit van 27 oktober 2009 in stand gelaten.
Bij uitspraak van 13 oktober 2010, verzonden op 18 oktober 2010, heeft de rechtbank het door [wederpartij] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 26 januari 2010 vernietigd en het college opgedragen een nieuw besluit op het bezwaar te nemen. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft het college bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 26 november 2010, hoger beroep ingesteld.
[wederpartij] heeft een verweerschrift ingediend.
Daartoe in de gelegenheid gesteld heeft [belanghebbende] een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[wederpartij] heeft nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 juni 2011, waar het college, vertegenwoordigd door mr. S.W.M. Schutte, werkzaam bij de gemeente, is verschenen. Voorts zijn ter zitting [belanghebbende] en [gemachtigde] gehoord.
2.1. Ingevolge het bestemmingsplan "Kom Kaatsheuvel" rust op het perceel de bestemming "Woondoeleinden" en de nadere aanduidingen "vrijstaande woning" en "bouwvlak hoofdgebouw met bijgebouwen".
Ingevolge artikel 3.1, voor zover hier van belang, zijn de als zodanig aangewezen gronden bestemd voor het wonen.
Ingevolge artikel 3.3.1, onder a, aanhef en zevende lid, voor zover hier van belang, mogen de gronden met op de plankaart de aanduiding "bouwvlak hoofdgebouw met bijgebouwen" helemaal worden volgebouwd.
Ingevolge artikel 1, aanhef en onder a, wordt onder een aangebouwd bijgebouw verstaan een aan de woning aangebouwd bijgebouw, dat zowel wat betreft afmetingen als in functioneel opzicht ondergeschikt is aan de hoofdbebouwing, doch daarvan in functioneel opzicht wel deel mag uitmaken.
Ingevolge artikel 3.4 aanhef en onder b, is, voor zover hier van belang, een verboden gebruik in ieder geval het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor permanente of tijdelijke bewoning; bij aangebouwde bijgebouwen is de woonfunctie wel toegestaan.
2.2. Het college betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het te realiseren bouwplan een uitbreiding van de woning betreft en in strijd is met het bestemmingsplan. Hiertoe voert het aan dat de rechtbank heeft miskend dat het bouwwerk moet worden aangemerkt als aangebouwd bijgebouw, als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder a, van de planvoorschriften.
2.2.1. Het bouwplan voorziet in een uitbreiding aan de zijgevel van de woning met een zitkamer van 2,70 bij 4,99 meter en een slaap- en badkamer van 2,70 bij 3,50 meter. De zitkamer is met een deur met de woning verbonden. De woning bestaat uit een woonkamer, keuken, hal, berging, slaapkamers en een badkamer. De voorziene uitbreiding is wat betreft afmetingen ondergeschikt aan de woning. De twee kamers zijn in functioneel opzicht nauw met de woning verbonden. Dat is gelet op de laatste zinsnede van de definitie van aangebouwd bijgebouw in artikel 1, aanhef en onder a, van de planvoorschriften waarin staat dat een aangebouwd bijgebouw in functioneel opzicht deel uit mag maken van de woning, ook toelaatbaar. Voorts staat artikel 3.4, aanhef en onder b, van de planvoorschriften het gebruik van aangebouwde bijgebouwen ten behoeve van de woonfunctie uitdrukkelijk toe. De voorziene uitbreiding van de woning is derhalve aan te merken als een aangebouwd bijgebouw als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder a, van de planvoorschriften. Het bovenstaande brengt mee dat niet getoetst moet worden aan artikel 3.3.1, onder a, tweede lid, van de planvoorschriften, zoals de rechtbank deed, maar aan het zevende lid van deze bepaling. Niet in geschil is dat daaraan wordt voldaan. Het bouwplan is derhalve niet in strijd met het bestemmingsplan. De rechtbank heeft dat niet onderkend.
2.3. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep van [wederpartij] tegen het besluit van 26 januari 2010 alsnog ongegrond verklaren.
2.4. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Breda van 13 oktober 2010 in zaak nr. 10/844;
III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. P.A. Offers, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.M. van Driel, ambtenaar van staat.
w.g. Offers w.g. Van Driel
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 20 juli 2011