201103766/2/R2.
Datum uitspraak: 14 juli 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker], wonend te Wijchen,
de raad van de gemeente Wijchen,
verweerder.
Bij besluit van 3 februari 2011, kenmerk 11 RZ 057, heeft de raad het bestemmingsplan "VAB locaties Hoogbroek-Boskant" (hierna: het plan) vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [verzoeker] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 30 maart 2011, beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 28 april 2011.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 30 maart 2011, heeft [verzoeker] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 1 juli 2011, waar [verzoeker], bijgestaan door mr. D. Pool, en de raad, vertegenwoordigd door mr. Y. Sieuwerts en drs. P.M.J. Vereijken, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Buiten bezwaren van partijen zijn ter zitting nadere stukken in het geding gebracht.
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het plan voorziet, door toepassing van het beleid inzake functieverandering van vrijkomende agrarische bebouwing (hierna: het VAB-beleid), in de bouw van twintig wooneenheden op de locaties Hoogbroek en Boskant. Als voorwaarde voor het plan geldt dat een bijdrage dient te worden geleverd aan de ruimtelijke kwaliteit van het gebied. Hiertoe is een landschapsplan opgesteld, waarin in het kader van de landschappelijke verevening is vermeld hoe de te herontwikkelen percelen landschappelijk zullen worden ingepast.
2.3. [verzoeker] exploiteert een agrarisch bedrijf ten noorden van de locatie Boskant.
[verzoeker] vreest in zijn bedrijfsvoering te worden beperkt en schade te leiden door de in het kader van de landschappelijke verevening naast zijn gronden te realiseren kikkerpoel en schietwilgen. Hiertoe voert hij aan dat de aan te leggen kikkerpoel zal leiden tot wildschade en het voorkomen van kikkers en andere amfibieën. Voorts voert [verzoeker] aan dat de aan te planten schietwilgen zullen leiden tot ongewenste schaduwwerking en bladval op zijn gronden, waardoor zijn oogst zal afnemen. Verder stelt [verzoeker] dat de landschappelijke verevening ten onrechte niet is geregeld in het plan, maar in een realisatieovereenkomst.
[verzoeker] betoogt tevens dat de in het plan voorziene woningen leiden tot een beperking van zijn bedrijfsvoering. Hiertoe voert hij aan dat het plan ten onrechte de bouw van woningen in het buitengebied mogelijk maakt, hetgeen de agrarische hoofdfunctie van dit gebied aantast. Verder stelt [verzoeker] dat de in het plan voorziene woningbouw in strijd is met het VAB-beleid, zoals neergelegd in het Streekplan Gelderland 2005 en de beleidsnota Wonen en werken in het buitengebied van de gemeente Wijchen. Ten slotte stelt [verzoeker] dat de in het plan voorziene woningen wat betreft omvang landschappelijk en cultuurhistorisch niet in het buitengebied passen.
2.4. Ter zitting heeft de vertegenwoordiger van de raad zich op het standpunt gesteld dat [verzoeker] uitsluitend ten aanzien van de plandelen die grenzen aan zijn gronden kan worden aangemerkt als belanghebbende als bedoeld in artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht. Hiertoe is aangevoerd dat de afstand van het agrarisch bedrijf en de gronden van [verzoeker] tot de locatie Hoogbroek ongeveer twee kilometer bedraagt. Verder is aangevoerd dat de afstand tussen het agrarisch bedrijf en de overige plandelen op de locatie Boskant dermate groot is dat [verzoeker] hierdoor niet kan worden beperkt in zijn bedrijfsvoering.
2.4.1. Gezien de samenhang tussen de locaties Hoogbroek en Boskant, en nu ter zitting is gebleken dat het verzoek zich richt tegen het plan in zijn geheel, is de voorzitter voorshands van oordeel dat [verzoeker] in de bodemprocedure als belanghebbende ten aanzien van het gehele plan zal worden aangemerkt, zodat zijn verzoek inhoudelijk dient te worden beoordeeld.
2.5. Blijkens de bij het plan behorende verbeelding is aan het perceel waar de kikkerpoel en de schietwilgen zijn voorzien de bestemming "Agrarisch met waarden - 2" toegekend.
Ingevolge artikel 4, lid 4.1.1, aanhef en onder b, van de planregels zijn de voor "Agrarisch met waarden - 2" aangewezen gronden bestemd voor behoud, herstel en ontwikkeling van de landschappelijke en ecologische waarden in het bijzonder de ecologische verbindingszone.
Blijkens de plankaart van het geldende bestemmingsplan "Buitengebied" is aan voornoemd perceel de bestemming "Agrarisch gebied" met de nadere aanduiding 'open gebied' toegekend.
Ingevolge artikel 4, lid 4.1.1, van de planregels behorende bij het geldende bestemmingsplan, voor zover thans van belang, zijn de voor "Agrarisch gebied" aangewezen gronden bestemd voor behoud, herstel en versterking van cultuurhistorische, landschappelijke en natuurwaarden.
2.5.1. De voorzitter stelt vast dat het geldende bestemmingsplan reeds voorziet in de mogelijkheid op het perceel een kikkerpoel aan te leggen en schietwilgen aan te planten. [verzoeker] is dan ook niet gebaat bij een schorsing van het thans voorliggende plan. Nu het plan in zoverre geen onomkeerbare gevolgen zal hebben, ontbreekt op dit punt een spoedeisend belang bij het treffen van een voorlopige voorziening.
2.6. Voor zover [verzoeker] aanvoert dat de in het plan voorziene woningen leiden tot een beperking van zijn bedrijfsvoering, overweegt de voorzitter het volgende.
Ter zitting is namens de raad en verzoeker verklaard dat de afstand tussen het agrarisch bedrijf van [verzoeker] en de dichtstbij gelegen voorziene woning ongeveer 400 meter bedraagt. Verder is ter zitting namens de raad onweersproken gesteld dat deze woning een herbestemming betreft van een reeds bestaande woning. Voorts is ter zitting genoegzaam komen vast te staan dat op kortere afstand van het agrarisch bedrijf van [verzoeker] reeds twee bestaande woningen zijn gelegen, die voor de bedrijfsvoering van [verzoeker] een zekere beperking geven. Nu het plan niet voorziet in de bouw van woningen dichterbij dan de bestaande woningen, ziet de voorzitter vooralsnog geen aanleiding voor het oordeel dat het plan leidt tot een verdere beperking van de bedrijfsvoering van [verzoeker]. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat de raad ter zitting heeft verklaard dat [verzoeker] zijn bedrijf in noordelijke richting kan uitbreiden. Niet is gebleken dat de omstandigheid dat bij het bedrijf van [verzoeker] behorende landbouwgronden gedeeltelijk grenzen aan één van de plandelen op de locatie Boskant tot een zodanige beperking voor de bedrijfsvoering op deze gronden zal leiden dat hierin aanleiding bestaat voor het treffen van een voorlopige voorziening.
2.7. Gelet op het vorenstaande ziet de voorzitter geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoek dient te worden afgewezen.
2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
Aldus vastgesteld door mr. R.J. Hoekstra, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. P. Plambeck, ambtenaar van staat.
w.g. Hoekstra w.g. Plambeck
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 14 juli 2011