ECLI:NL:RVS:2011:BR2266

Raad van State

Datum uitspraak
14 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201104198/2/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • R.J. Hoekstra
  • P. Plambeck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen bestemmingsplan Harmelerwaard

Op 14 juli 2011 heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening met betrekking tot het bestemmingsplan "Harmelerwaard". Dit bestemmingsplan werd op 27 januari 2011 vastgesteld door de raad van de gemeente Woerden. De verzoekster, wonend te Harmelen, heeft op 22 april 2011 beroep ingesteld tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzitter heeft het verzoek op 1 juli 2011 ter zitting behandeld, waar de verzoekster werd vertegenwoordigd door mr. A. Vinkenborg en de raad door S. Gabriel en A. Lacroix.

De verzoekster betoogde dat de toevoeging van een wijzigingsbevoegdheid aan het bestemmingsplan onterecht was, omdat dit zou kunnen leiden tot de realisatie van een ontsluitingsweg over haar perceel zonder de vereiste procedurele voorschriften in acht te nemen. Ze stelde dat onvoldoende rekening was gehouden met haar belangen en dat de impact van de ontsluiting op haar woon- en leefklimaat aanzienlijk zou zijn. Daarnaast werd aangevoerd dat de benodigde onderzoeken voor de wijziging niet waren uitgevoerd en dat de financiële uitvoerbaarheid van de ontsluiting onzeker was.

De voorzitter oordeelde dat het verzoek om een voorlopige voorziening moest worden afgewezen, omdat er geen spoedeisend belang was. De raad had ter zitting verklaard dat er de komende drie jaar geen werkzaamheden voor de ontsluitingsweg zouden plaatsvinden, waardoor er geen onomkeerbare gevolgen zouden optreden voordat de Afdeling op het beroep had beslist. De voorzitter concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling en wees het verzoek af.

Uitspraak

201104198/2/R2.
Datum uitspraak: 14 juli 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoekster], wonend te Harmelen, gemeente Woerden,
en
de raad van de gemeente Woerden,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 27 januari 2011, kenmerk 11R.00012, heeft de raad het bestemmingsplan "Harmelerwaard" (hierna: het plan) vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft onder meer [verzoekster] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 22 april 2011, beroep ingesteld.
Bij dezelfde brief als waarmee beroep is ingesteld heeft [verzoekster] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 1 juli 2011, waar [verzoekster], vertegenwoordigd door mr. A. Vinkenborg, alsmede door [gemachtigden], en de raad, vertegenwoordigd door S. Gabriel en A. Lacroix, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. [verzoekster] kan zich niet verenigen met het plan, voor zover bij de vaststelling daarvan een wijzigingsbevoegdheid is toegevoegd, op grond waarvan de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding "wro-zone - wijzigingsgebied 3" kan worden gewijzigd in de bestemming "Verkeer". Door toepassing van de wijzigingsbevoegdheid kan, ter ontsluiting van het achterliggende kassengebied, de Hugo de Vrieslaan worden doorgetrokken over het woonperceel van [verzoekster] tot aan de voorziene rotonde op de Utrechtsestraatweg. [verzoekster] verzoekt om schorsing van het vaststellingsbesluit teneinde onomkeerbare gevolgen te voorkomen.
Zij betoogt dat door toepassing van de wijzigingsbevoegdheid een ontsluitingsweg kan worden gerealiseerd op haar perceel zonder dat daarvoor de vereiste procedurele voorschriften in acht zijn genomen.
[verzoekster] stelt verder dat onvoldoende rekening is gehouden met haar belangen, gezien de impact van de ontsluiting op haar woon- en leefklimaat. Voorts betoogt zij dat de ten behoeve van de wijziging benodigde onderzoeken ten onrechte niet zijn uitgevoerd voor de vaststelling van het plan en dat de financiële uitvoerbaarheid van de ontsluiting onzeker is.
2.3. Ingevolge artikel 24, lid 24.10, aanhef en onder a tot en met d, van de planregels, voor zover thans van belang, is het college van burgemeester en wethouders bevoegd de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding "wro-zone - wijzigingsgebied 3" te wijzigen in de bestemming "Verkeer", mits aan de in dit artikel genoemde voorwaarden is voldaan.
2.4. Uit het plan en de verbeelding blijkt dat op de gronden van [verzoekster] de in artikel 24, lid 24.10, aanhef en onder a tot en met d, van de planregels vervatte wijzigingsbevoegdheid rust. Om van deze bevoegdheid gebruik te kunnen maken, teneinde de door [verzoekster] bedoelde ontsluitingsweg mogelijk te maken, zal eerst een wijzigingsplan moeten worden opgesteld, waartegen zo nodig rechtsmiddelen kunnen worden aangewend. Uit het verhandelde ter zitting is gebleken dat nog geen ontwerp-wijzigingsplan voor een wijziging van de bestemming van de desbetreffende gronden van [verzoekster] ter inzage is gelegd en evenmin concreet uitzicht bestaat dat op korte termijn een dergelijk ontwerp-wijzigingsplan te verwachten is. Tevens heeft de raad ter zitting verklaard dat de komende drie jaar geen werkzaamheden ten behoeve van de ontsluitingsweg zullen worden verricht en dat de in het plan opgenomen wijzigingsbevoegdheid in zoverre derhalve niet tot onomkeerbare gevolgen zal leiden voordat de Afdeling op het beroep heeft beslist.
2.5. Gelet op het voorgaande bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening wegens het ontbreken van spoedeisend belang af te wijzen.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. R.J. Hoekstra, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. P. Plambeck, ambtenaar van staat.
w.g. Hoekstra w.g. Plambeck
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 14 juli 2011
159-694.