ECLI:NL:RVS:2011:BR2282

Raad van State

Datum uitspraak
15 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201106152/2/H2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake kapvergunning voor paardenkastanjes in Coevorden

In deze zaak gaat het om een verzoek om een voorlopige voorziening met betrekking tot een kapvergunning die door het college van burgemeester en wethouders van Coevorden is verleend voor het kappen van 11 paardenkastanjes. Het college verleende deze vergunning op 26 april 2010, maar na bezwaar van de verzoekers, die in Coevorden wonen, heeft de rechtbank Assen op 26 april 2011 het besluit van het college vernietigd en het college opgedragen een nieuw besluit te nemen. Het college heeft vervolgens op 31 mei 2011 de kapvergunning voor bomen 3 en 4 gehandhaafd, wat leidde tot het indienen van een verzoek om een voorlopige voorziening bij de Raad van State.

De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het verzoek op 7 juli 2011 behandeld. De voorzitter oordeelt dat het college bij de afweging van belangen, in het bijzonder het belang van het realiseren van een appartementencomplex waarvoor de kapvergunning is aangevraagd, de kapvergunning voor de bomen 3 en 4 mocht handhaven. De voorzitter stelt vast dat de bomen 3 en 4 zich te dicht bij de gevel van het appartementencomplex bevinden, wat leidt tot blijvende schade aan de bomen. De rapporten die zijn ingediend door zowel het college als de verzoekers ondersteunen dit oordeel.

Uiteindelijk heeft de voorzitter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat er geen aanleiding was om aan te nemen dat de kapvergunning niet mocht worden verleend. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 15 juli 2011.

Uitspraak

201106152/2/H2.
Datum uitspraak: 15 juli 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
[verzoeker] en anderen (hierna: [verzoeker] e.a.), wonend te Coevorden,
verzoekers,
tegen de uitspraak van de rechtbank Assen van 26 april 2011 in zaak nr. 10/777 in het geding tussen:
[verzoeker] e.a.
en
het college van burgemeester en wethouders van Coevorden.
1. Procesverloop
Bij besluit van 26 april 2010 heeft het college vergunning verleend voor het kappen van 11 paardenkastanjes.
Bij besluiten van 25 mei 2010 en 15 juni 2010 heeft het college deze vergunning gewijzigd.
Bij besluit van 16 november 2010 heeft het college het door [verzoeker] e.a. daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 26 april 2011, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door [verzoeker] e.a. daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 16 november 2010 vernietigd en het college opgedragen een nieuw besluit op bezwaar te nemen met inachtneming van haar uitspraak.
Bij besluit van 31 mei 2011 heeft het college ter uitvoering van de uitspraak van 26 april 2011 het bezwaar van [verzoeker] e.a. gegrond verklaard voor zover de kapvergunning betrekking heeft op de bomen 1 en 2 en voor het overige opnieuw ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak hebben [verzoeker] e.a. bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 1 juni 2011, hoger beroep ingesteld.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 30 juni 2011, hebben [verzoeker] e.a. de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 7 juli 2011, waar [verzoeker] e.a., in persoon, en het college, vertegenwoordigd door P.A. Bakker en P.J.M. Driessen, beiden werkzaam bij de gemeente Coevorden, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Ingevolge artikel 5, eerste lid, van de Bomenverordening gemeente Coevorden 1999 (hierna: de Bomenverordening) kan het college de vergunning weigeren dan wel onder voorschriften verlenen in het belang van onder meer:
- natuur- en milieuwaarden;
- landschappelijke waarden;
- cultuurhistorische waarden;
- waarden van stads- en dorpsschoon;
- waarde voor de recreatie en de leefbaarheid;
- een bepaalde boomwaarde.
2.3. De vergunning voor het kappen van 11 paardenkastanjes is aangevraagd ten behoeve van de realisering van een appartementencomplex van de stichting woningstichting Domesta. Voor dit appartementencomplex is een bouwvergunning verleend.
2.4. Niet in geschil is dat de paardenkastanjes een of meer waarden hebben als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Bomenverordening. Naar voorlopig oordeel heeft de rechtbank met juistheid overwogen dat dat niet betekent dat het college is gehouden de vergunning te weigeren, maar dat het een afweging moet maken tussen het belang van behoud van de bomen en het belang van, in onderhavig geval, het realiseren van het appartementencomplex.
Naar voorlopig oordeel van de voorzitter slaagt het betoog van [verzoeker] e.a. dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het college het belang van het realiseren van het appartementencomplex zwaarder mocht wegen dan het belang van het behoud van de bomen, niet. Daarbij is van belang dat voor het appartementencomplex een bouwvergunning is verleend. Dat het college volgens [verzoeker] e.a. ten onrechte niet is ingegaan op het door hen aangedragen alternatief om het bouwvlak waarop het appartementencomplex wordt gerealiseerd te verschuiven zodat de bomen kunnen worden behouden, leidt voorshands niet tot een ander oordeel, nu het college had te beslissen op de aanvraag om een bouwvergunning zoals die is gedaan en het college bij de afweging van belangen, van de bouwvergunning zoals die is verleend, heeft mogen uitgaan.
2.5. Het college heeft bij besluit van 31 mei 2011 de kapvergunning voor de bomen 3 en 4 gehandhaafd. Ter voorbereiding van dat besluit heeft het college een rapport laten opstellen door de besloten vennootschap "Danphe B.V.". In dit rapport is met betrekking tot de bomen 3 en 4 vermeld dat deze bomen zich bevinden op 3,1 respectievelijk 0,6 meter van de gevel van het te realiseren appartementencomplex. Het rapport concludeert dat de bouw van het appartementencomplex leidt tot blijvende schade aan boom 3, een kroonverlies van 40% en een substantieel wortelverlies, hetgeen leidt tot infectie met parasitaire, houtrotveroorzakende organismen, zodat het niet meer zinvol moet worden geacht deze in stand te houden, en tot instabiliteit of totaal verlies van boom 4.
Naar voorlopig oordeel van de voorzitter heeft het college het standpunt dat de bouw van het appartementencomplex de kap van de bomen 3 en 4 noodzakelijk maakt, op dit rapport mogen baseren. Daarbij is betrokken dat ook in de rapportage van Kerkdijk Tuintechniek die [verzoeker] e.a. hebben overgelegd, wordt uitgegaan van een substantieel kroon- en wortelverlies voor boom 3 en wordt geconcludeerd dat boom 4 gekapt moet worden omdat deze te dicht staat op het te realiseren complex, zodat dit rapport naar voorlopig oordeel van de voorzitter geen afbreuk doet aan het rapport van Danphe B.V.
Gelet op het onder 2.3 overwogene, heeft het college naar voorlopig oordeel van de voorzitter ook voor wat betreft de bomen 3 en 4 het belang van de realisering van het appartementencomplex meer gewicht mogen toekennen dat het belang van het behoud van de bomen.
2.6. Hetgeen [verzoeker] e.a. overigens hebben aangevoerd leidt evenmin tot het oordeel dat op voorhand moet worden aangenomen dat de kapvergunning, zoals gewijzigd bij besluit van 31 mei 2011, niet mocht worden verleend.
2.7. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M.R. Poot, ambtenaar van staat.
w.g. Van Altena w.g. Poot
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 15 juli 2011
362.