ECLI:NL:RVS:2011:BR2316

Raad van State

Datum uitspraak
20 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201011301/1/H1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H. Troostwijk
  • P. Lodder
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bouwvergunning en sloopvergunning voor flats in Eindhoven

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch, waarin de rechtbank de bezwaren van de appellant tegen de verleende bouw- en sloopvergunningen door het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven ongegrond heeft verklaard. De appellant, wonend te Eindhoven, had bezwaar gemaakt tegen de besluiten van 24 november 2008 en 2 december 2008, waarbij respectievelijk een bouwvergunning en een sloopvergunning werden verleend voor het veranderen van de gevelindeling en het gedeeltelijk slopen van drie flats aan de Liviuslaan, Bakhuizen van de Brinklaan en Nijhofflaan te Eindhoven. De rechtbank oordeelde dat de appellant geen beroep had ingesteld tegen de bouwvergunning van 24 november 2008, waardoor dit besluit in rechte onaantastbaar was. Ook het bezwaar tegen de gewijzigde bouwvergunning van 18 juni 2009 werd door de rechtbank ongegrond verklaard, omdat het college al op 11 maart 2010 op dit bezwaar had beslist. De rechtbank oordeelde verder dat de uitnodiging voor de zitting op 21 september 2010 tijdig was verzonden en dat de appellant niet aannemelijk had gemaakt dat hij niet op de hoogte was van deze zitting. De rechtbank bevestigde dat de sloopvergunning terecht was verleend, omdat er geen weigeringsgronden aanwezig waren volgens de Bouwverordening. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. De beslissing werd uitgesproken in naam der Koningin op 20 juli 2011.

Uitspraak

201011301/1/H1.
Datum uitspraak: 20 juli 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Eindhoven,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 9 november 2010 in zaak nr. 09/2481 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven.
1. Procesverloop
Bij besluit van 24 november 2008 heeft het college aan Woonbedrijf Sws Hhvl bouwvergunning verleend voor het veranderen van de gevelindeling, kleuren en materialisatie van drie flats aan de Liviuslaan, Bakhuizen van de Brinklaan en Nijhofflaan (ongenummerd) te Eindhoven.
Bij besluit van 2 december 2008 heeft het college tevens een sloopvergunning verleend voor het gedeeltelijk slopen van gevels en kozijnen van de drie flats.
Bij besluit van 11 juni 2009 heeft het college het door [appellant] tegen de bouw- en sloopvergunning gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij besluit van 18 juni 2009 heeft het college bouwvergunning verleend voor het wijzigen van de gevelindeling, kleuren en materialisatie van de drie flats waarvoor op 24 november 2008 bouwvergunning is verleend.
Bij besluit van 11 maart 2010 heeft het college het door [appellant] tegen deze gewijzigde bouwvergunning gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 9 november 2010, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank de door [appellant] tegen beide besluiten op bezwaar ingediende beroepschriften ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 24 november 2010, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak aan de orde gesteld op 14 juni 2011, waar partijen niet zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het betoog van [appellant] dat de rechtbank heeft miskend dat zijn beroep niet zag op het besluit van 24 november 2008, waarbij bouwvergunning is verleend, maar slechts betrekking had op de bij besluit van 2 december 2008 verleende sloopvergunning, mist feitelijke grondslag, nu de rechtbank heeft overwogen dat [appellant] geen beroep heeft ingesteld of willen instellen tegen de op 24 november 2008 verleende bouwvergunning. De rechtbank heeft terecht overwogen dat dit besluit derhalve in rechte onaantastbaar is. Het betoog faalt.
2.2. Het betoog van [appellant] dat de rechtbank heeft miskend dat zijn beroep evenmin zag op de bij besluit van 18 juni 2009 verleende gewijzigde bouwvergunning, omdat zijn bezwaarschrift tegen deze bouwvergunning nog bij het college in behandeling is, mist evenzeer feitelijke grondslag. De rechtbank heeft terecht overwogen dat het college reeds op 11 maart 2010 op dit bezwaar heeft beslist. Het betoog faalt.
2.3. [appellant] kan voorts niet worden gevolgd in zijn betoog dat de rechtbank niet in redelijkheid heeft kunnen besluiten de door hem tegen de besluiten van 11 juni 2009 en 11 maart 2010 ingestelde beroepen gevoegd te behandelen zonder hem daarover van te voren in kennis te stellen. Beide beroepen hangen immers nauw met elkaar samen, nu zowel het beroep inzake de sloopvergunning als het beroep inzake de gewijzigde bouwvergunning dezelfde (onderdelen van de) flats betreffen en zien op de renovatie ervan. Voorts is niet gebleken dat [appellant], zoals hij stelt, door voeging van de zaken in zijn belangen is geschaad. Het betoog faalt.
2.4. [appellant] betoogt dat de rechtbank de uitnodiging voor de zitting op 21 september 2010 te laat heeft verzonden.
2.4.1. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling (bijvoorbeeld de uitspraak van 18 april 2006 in zaak nr. 200600453/4) is de enkele stelling dat een kennisgeving, inhoudende dat een aangetekende brief op het postkantoor kan worden afgehaald, de geadresseerde niet heeft bereikt, onvoldoende om aannemelijk te maken dat door TNT Post niet een dergelijke kennisgeving is achtergelaten. Het niet afhalen van een aangetekend stuk en het niet kennisnemen daarvan komen voor risico van de geadresseerde.
De rechtbank heeft de uitnodiging voor de zitting van 21 september 2010 op 18 augustus 2010 aangetekend verzonden. Blijkens de retour gekomen envelop kreeg de postbezorger bij aanbieding van de brief op 19 augustus 2010 geen gehoor en is de brief later niet afgehaald. [appellant] heeft niet aannemelijk gemaakt dat door TNT Post geen kennisgeving is achtergelaten dat de brief kon worden afgehaald.
De rechtbank heeft de retour gekomen brief vervolgens zo spoedig mogelijk aan [appellant] verzonden. De omstandigheid dat [appellant] door de gang van zaken niet ter zitting is verschenen en geen getuigen meer kon aanmelden, dient voor zijn rekening en risico te blijven.
Het betoog faalt.
2.5. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het college terecht de sloopvergunning heeft verleend. Hij stelt dat de asbestinventarisatie van 25 augustus 2008 van type A, Nijhofflaan 51 te Eindhoven, achterhaald is.
2.5.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in de uitspraak van 14 december 2005 in zaak nrs.
200502035/1 en 200502104/1kan en moet een sloopvergunning alleen dan worden geweigerd, indien zich één van de in artikel 8.1.6 van de Bouwverordening genoemde weigeringsgronden voordoet. De rechtbank heeft terecht overwogen dat zich geen weigeringsgronden als hier bedoeld voordeden. Niet aannemelijk is geworden dat het college zich bij het verlenen van de sloopvergunning niet op de asbestinventarisatie van 25 augustus 2008 heeft mogen baseren. Gelet op het vorenstaande heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat het college gehouden was de sloopvergunning te verlenen.
2.6. [appellant] heeft in zijn hogerberoepschrift evenmin aangegeven waarom de gewijzigde bouwvergunning van 18 juni 2009 niet verleend had mogen worden. Ook een bouwvergunning kan en moet alleen dan worden geweigerd, indien zich één van de in artikel 44 van de Woningwet - zoals dat ten tijde van belang gold - genoemde weigeringsgronden voordoet. Nu zich geen weigeringsgronden als bedoeld in voormeld artikel voordoen, was het college gehouden de gevraagde bouwvergunning te verlenen.
2.7. De rechtbank heeft voorts terecht geoordeeld dat de klachten van [appellant] over de bejegening van de gemeente buiten het kader van het geding vallen waarover de rechtbank bevoegd is te oordelen.
2.8. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Lodder, ambtenaar van staat.
w.g. Troostwijk w.g. Lodder
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 20 juli 2011
17-374-702.