ECLI:NL:RVS:2011:BR2323

Raad van State

Datum uitspraak
20 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201010424/1/H3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Vlasblom
  • J.H. van Kreveld
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursdwang en niet-ontvankelijkheid van bezwaar in bestuursrechtelijke procedures

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellante] tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, waarin het bezwaar van [appellante] tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Den Haag niet-ontvankelijk werd verklaard. Het college had op 18 juni 2009 een besluit genomen waarbij [appellante] werd gelast om maatregelen te treffen met betrekking tot een gebouw, onder aanzegging van bestuursdwang. Het bezwaar van [appellante] werd niet-ontvankelijk verklaard omdat het bezwaarschrift niet binnen de gestelde termijn was ingediend. De rechtbank oordeelde dat de bezwaartermijn op 19 juni 2009 was aangevangen en eindigde op 30 juli 2009. Het bezwaarschrift, gedateerd op 30 juli 2009, werd pas op 4 augustus 2009 door het college ontvangen, wat betekende dat het niet tijdig was ingediend. De rechtbank verwierp de stelling van [appellante] dat het besluit pas op 10 juli 2009 aan haar was verzonden, en concludeerde dat er geen verschoonbare termijnoverschrijding was aangetoond. In hoger beroep herhaalde [appellante] haar argumenten, maar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bevestigde het oordeel van de rechtbank. De aangevallen uitspraak werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

201010424/1/H3.
Datum uitspraak: 20 juli 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te Den Haag,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 22 september 2010 in zaak nr. 09/7722 in het geding tussen:
[appellante]
en
het college van burgemeester en wethouders van Den Haag.
1. Procesverloop
Bij besluit van 18 juni 2009 heeft het college [appellante] met betrekking tot het gebouw [locatie] onder aanzegging van bestuursdwang gelast de maatregelen te treffen die in de bij dat besluit gevoegde "gebreken en voorzieningen lijst" zijn genoemd.
Bij besluit van 23 september 2009 heeft het college het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 22 september 2010, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 1 november 2010, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 27 december 2010.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 juni 2011, waar [appellante], vertegenwoordigd door [gemachtigde], en het college, vertegenwoordigd door mr. M.C. Ham, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 3:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) geschiedt de bekendmaking van besluiten die tot een of meer belanghebbenden zijn gericht, door toezending of uitreiking aan hen, onder wie begrepen de aanvrager.
Ingevolge artikel 6:7 bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift zes weken.
Ingevolge artikel 6:8, eerste lid, vangt de termijn aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.
Ingevolge artikel 6:9, eerste lid, is een bezwaar- of beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen.
Ingevolge het tweede lid is een bezwaar- of beroepschrift bij verzending per post tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
Ingevolge artikel 6:11 blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaar- of beroepschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
2.2. Het college heeft het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard, omdat het bezwaarschrift van [appellante] niet binnen de bezwaartermijn is ingediend. Volgens het college is het besluit van 18 juni 2009 op dezelfde dag aan [appellante] verzonden, waardoor de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift op 19 juni 2009 is aangevangen en geëindigd op 30 juli 2009. Het bezwaarschrift, gedateerd op 30 juli 2009, is ontvangen op 4 augustus 2009. Volgens het poststempel is het bezwaarschrift op 3 augustus 2009, derhalve na afloop van de bezwaartermijn, ter post bezorgd, aldus het college. Van een verschoonbare termijnoverschrijding is volgens het college niet gebleken.
2.3. De rechtbank heeft geoordeeld dat het college het bezwaar op goede gronden niet-ontvankelijk heeft verklaard. Het besluit van 18 juni 2009 is op dezelfde dag per aangetekende post aan [appellante] verzonden. De stelling van [appellante] dat het besluit van 18 juni 2009 eerst bij brief van 10 juli 2009 aan haar is toegezonden heeft de rechtbank verworpen. Het college heeft ter zitting betwist dat het besluit op 10 juli 2009 aan [appellante] is toegezonden. [appellante] heeft het tegendeel niet aannemelijk gemaakt, aldus de rechtbank. De bezwaartermijn is derhalve op 19 juni 2009 aangevangen, en geëindigd op 30 juli 2009. Het bezwaarschrift, gedateerd op 30 juli 2009, is op 4 augustus 2009 door het college ontvangen en is, gelet op artikel 6:9, eerste lid, van de Awb, niet tijdig ingediend. De rechtbank heeft overwogen dat evenmin sprake is van indiening overeenkomstig artikel 6:9, tweede lid, van de Awb, nu het bezwaarschrift blijkens het poststempel op de envelop, waarin het bezwaarschrift is verzonden, op 3 augustus 2009 ter post is bezorgd. [appellante] heeft de stelling dat haar gemachtigde op 30 juli 2009 tijdens kantooruren een afschrift van het bezwaarschrift in de brievenbus van het stadhuis heeft gedeponeerd naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk gemaakt. Hierbij heeft de rechtbank overwogen dat het college heeft ontkend dat via deze weg een tweede bezwaarschrift bij de gemeente is binnengekomen. Naar het oordeel van de rechtbank is niet gebleken van een verschoonbare termijnoverschrijding.
De Afdeling ziet geen grond voor een ander oordeel dan dat van de rechtbank. De door [appellante] in hoger beroep aangevoerde argumenten komen neer op een herhaling van hetgeen zij reeds bij de rechtbank heeft aangevoerd. [appellante] heeft geen argumenten aangevoerd waarom de overwegingen van de rechtbank onjuist zouden zijn. De rechtbank heeft de argumenten terecht en op goede gronden verworpen.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. M. Vlasblom, voorzitter, en mr. J.H. van Kreveld en mr. N. Verheij, leden, in tegenwoordigheid van mr. W. van Hardeveld, ambtenaar van staat.
w.g. Vlasblom w.g. Van Hardeveld
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 20 juli 2011
312-637.