ECLI:NL:RVS:2011:BR2370

Raad van State

Datum uitspraak
13 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201104899/1/H4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • K. Brink
  • M.P.J.M. van Grinsven
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake instemming evaluatieverslag bodemsanering Rockanje

In deze zaak heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 13 juli 2011 uitspraak gedaan op een verzoek om een voorlopige voorziening. Het verzoek was ingediend door [verzoeker], wonend te Rockanje, tegen het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland, dat op 17 maart 2011 had ingestemd met een evaluatieverslag van de bodemsanering op een specifieke locatie in Rockanje. De voorzitter heeft het verzoek behandeld op een zitting op 29 juni 2011.

Het verzoeker beoogde te voorkomen dat een bedrag, zoals vastgelegd in een notariële akte van kavelruil en levering van 10 september 2009, zou overgaan naar het Waterschap Hollandse Delta. Dit bedrag zou volgens de akte pas overgaan wanneer de saneringswerkzaamheden aan de ondergrond van een ligboxenstal op de locatie te Rockanje waren afgerond. Verzoeker stelde dat de saneringswerkzaamheden nog niet waren afgerond en dat er sprake was van restverontreiniging.

De voorzitter overwoog dat het besluit tot instemming met het evaluatieverslag niet noodzakelijkerwijs de gevolgen had die verzoeker trachtte te voorkomen, aangezien in de notariële akte niet was vermeld dat de saneringswerkzaamheden waren afgerond op het moment van instemming. Bovendien werd opgemerkt dat de aanwezigheid van restverontreiniging niet automatisch betekende dat het college niet op grond van de Wet bodembescherming had kunnen instemmen met het evaluatieverslag.

Na afweging van de betrokken belangen besloot de voorzitter het verzoek om een voorlopige voorziening af te wijzen. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 13 juli 2011.

Uitspraak

201104899/1/H4.
Datum uitspraak: 13 juli 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker], wonend te Rockanje, gemeente Westvoorne,
en
het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 17 maart 2011 heeft het college ingestemd met het verslag als bedoeld in artikel 39c, eerste lid, van de Wet bodembescherming, opgemaakt van de bodemsanering op de [locatie] te Rockanje (hierna: het evaluatieverslag).
Tegen dit besluit heeft [verzoeker] bezwaar gemaakt.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 27 april 2011, heeft [verzoeker] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 29 juni 2011.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht kan een voorlopige voorziening worden getroffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2.2. Met het verzoek beoogt [verzoeker] te voorkomen dat een in een notariële akte van kavelruil en levering van 10 september 2009 nader overeengekomen bedrag naar het Waterschap Hollandse Delta overgaat. In dit verband wijst hij erop dat in de notariële akte met het Waterschap Hollandse Delta is overeengekomen dat het desbetreffende bedrag overgaat op het moment dat de saneringswerkzaamheden ten aanzien van de ondergrond van een ligboxenstal op de [locatie] te Rockanje zijn afgerond. Volgens hem zijn de saneringswerkzaamheden echter nog niet afgerond, omdat sprake is van restverontreiniging.
2.3. In dit geding gaat het om het besluit tot instemming met het evaluatieverslag. In de notariële akte van kavelruil en levering van 10 september 2009 is niet vermeld dat de saneringswerkzaamheden zijn afgerond op het moment dat met het evaluatieverslag is ingestemd. Hierdoor staat niet vast dat het besluit tot instemming met het evaluatieverslag de gevolgen heeft die [verzoeker] beoogt te voorkomen. Voorts betekent de omstandigheid dat, zoals hij aanvoert, nog sprake is van restverontreiniging, niet zonder meer dat het college niet op grond van artikel 39c, tweede lid, van de Wet bodembescherming heeft kunnen instemmen met het evaluatieverslag.
2.4. Gelet op het voorgaande ziet de voorzitter na afweging van de betrokken belangen aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. K. Brink, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M.P.J.M. van Grinsven, ambtenaar van staat.
w.g. Brink w.g. Van Grinsven
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 13 juli 2011
462-584.