ECLI:NL:RVS:2011:BR3218

Raad van State

Datum uitspraak
27 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201100791/1/H2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • P.J.J. van Buuren
  • H.G. Lubberdink
  • F.C.M.A. Michiels
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening voorschot kinderopvangtoeslag door Belastingdienst/Toeslagen

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant] tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 9 december 2010. De Belastingdienst/Toeslagen had op 22 september 2009 het aan [appellant] toegekende voorschot kinderopvangtoeslag voor het jaar 2008 herzien en verlaagd naar € 12.945,00. De rechtbank oordeelde dat [appellant] recht had op een voorschot kinderopvangtoeslag vanaf 1 september 2008, gebaseerd op een overeenkomst met een gastouderbureau.

[Appellant] stelde echter dat hij al op 1 januari 2008 een voorovereenkomst had gesloten met het gastouderbureau, waarin als ingangsdatum 1 januari 2008 was vermeld. De rechtbank oordeelde dat de voorovereenkomst niet voldeed aan de eisen van de Wet kinderopvang, omdat deze niet de noodzakelijke gegevens bevatte, zoals de prijs per uur en de duur van de overeenkomst.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen recht op een voorschot kinderopvangtoeslag bestond vanaf 1 januari 2008, omdat de overeenkomst niet voldeed aan de wettelijke vereisten. Het hoger beroep van [appellant] werd ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

201100791/1/H2.
Datum uitspraak: 27 juli 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Rotterdam,
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 9 december 2010 in zaak nr. 10/1579 in het geding tussen:
[appellant]
en
de Belastingdienst/Toeslagen.
1. Procesverloop
Bij besluit van 22 september 2009 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het aan [appellant] toegekende voorschot kinderopvangtoeslag voor het jaar 2008 herzien en voor dat jaar een voorschot toegekend van € 12.945,00.
Bij besluit van 1 april 2010 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaard.
Bij uitspraak van 9 december 2010, verzonden op 10 december 2010, heeft de rechtbank, voor zover hier van belang, het door [appellant] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 1 april 2010 vernietigd, bepaald dat [appellant] met ingang van 1 september 2008 recht heeft op een voorschot kinderopvangtoeslag en bepaald dat de uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde besluit. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 17 januari 2011, hoger beroep ingesteld.
De Belastingdienst/Toeslagen heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak, gevoegd met zaken nrs. 201011589/1/H2, 201100716/1/H2, 201100797/1/H2, 201100803/1/H2 en 201104025/1/H2, ter zitting behandeld op 18 mei 2011, waar [appellant], in persoon en bijgestaan door mr. R.W. de Gruijl, advocaat te Rotterdam, en de Belastingdienst/Toeslagen, vertegenwoordigd door mr. F.L.M. Schutz, werkzaam bij de Belastingdienst/Toeslagen, zijn verschenen.
Na de zitting zijn de zaken van elkaar gesplitst.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 5, eerste lid, van de Wet kinderopvang (hierna: de Wko) zoals deze wet luidde ten tijde hier van belang, voor zover hier van belang, heeft een ouder aanspraak op een kinderopvangtoeslag in de door hem of zijn partner te betalen kosten jegens het Rijk, indien het betreft gastouderopvang die plaatsvindt door tussenkomst van een geregistreerd gastouderbureau.
Ingevolge artikel 52 geschiedt kinderopvang op basis van een schriftelijke overeenkomst tussen de houder en de ouder.
Ingevolge artikel 11, derde lid, aanhef en onder c, van de Regeling Wet kinderopvang (hierna: de Regeling), voor zover hier van belang, bevat de administratie van een kindercentrum afschriften van alle met de vraagouders overeengekomen schriftelijke overeenkomsten, vermeldende per overeenkomst: de voor de gastouderopvang te betalen prijs per uur en, indien van toepassing, de bemiddelingskosten, naam, geboortedatum, adres, postcode en woonplaats van het kind, het aantal uren gastouderopvang per kind per jaar, evenals de duur van de overeenkomst.
2.2. De rechtbank heeft, voor zover hier van belang, zelf in de zaak voorziend overwogen dat gelet op artikel 52 van de Wko recht op kinderopvangtoeslag bestaat vanaf de ingangsdatum, opgenomen in de schriftelijke overeenkomst die [appellant] op 27 november 2008 heeft gesloten met het gastouderbureau. In dit geval is dat 11 september 2008. De rechtbank heeft gelet daarop aanleiding gezien te bepalen dat [appellant] met ingang van 1 september 2008 recht heeft op een voorschot kinderopvangtoeslag.
2.3. [appellant] betoogt dat de rechtbank, door op voormelde wijze zelf in de zaak te voorzien, er aan voorbij is gegaan dat hij al op 1 januari 2008 met het gastouderbureau een voorovereenkomst heeft gesloten, waarin als ingangsdatum 1 januari 2008 is vermeld. Vanaf die datum bestaat volgens [appellant] recht op een voorschot kinderopvangtoeslag.
2.4. Uit artikel 52 van de Wko, gelezen in samenhang met artikel 11, derde lid, aanhef en onder c, van de Regeling, volgt dat de overeenkomst, bedoeld in artikel 52 van de Wko, in elk geval de gegevens, genoemd in artikel 11, derde lid, aanhef en onder c, van de Regeling moet bevatten. De door [appellant] overgelegde voorovereenkomst van 1 januari 2008 vermeldt, naar de Belastingdienst/Toeslagen ter zitting terecht heeft opgemerkt, niet de voor de gastouderopvang te betalen prijs per uur, de geboortedatum van de kinderen, het aantal uren gastouderopvang per jaar per kind en de duur van de overeenkomst. Gelet daarop is geen sprake van een overeenkomst als bedoeld in artikel 52 van de Wko die de basis vormt voor de kinderopvang en bestond derhalve reeds daarom niet vanaf 1 januari 2008 recht op een voorschot kinderopvangtoeslag. Dat, naar [appellant] ter zitting uiteengezet heeft, vanaf 1 januari 2008 feitelijk kinderopvang plaatsgevonden heeft, is gelet op artikel 52 van de Wko niet relevant en maakt het vorenstaande derhalve niet anders. Het betoog faalt.
2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank, voor zover aangevallen, dient te worden bevestigd.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de uitspraak van de rechtbank voor zover aangevallen.
Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, voorzitter, en mr. H.G. Lubberdink en mr. F.C.M.A. Michiels, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Meurs-Heuvel, ambtenaar van staat.
w.g. Van Buuren w.g. Van Meurs-Heuvel
Voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 27 juli 2011
502.