ECLI:NL:RVS:2011:BR3355

Raad van State

Datum uitspraak
15 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201102222/2/M2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.H. van Kreveld
  • T.L.J. Drouen
  • H.H.C. Visser
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van vergunning voor het houden van vleeskalveren

Op 5 januari 2011 heeft het college van burgemeester en wethouders van [woonplaats] een besluit genomen tot intrekking van een eerder verleende vergunning voor het houden van 99 vleeskalveren, die oorspronkelijk op 8 juli 1998 was verleend. Dit besluit is op 7 januari 2011 ter inzage gelegd. De appellant, P, heeft op 16 januari 2011 beroep ingesteld tegen dit besluit bij de Raad van State. De zaak is vervolgens door een meervoudige kamer van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State verwezen naar een enkelvoudige kamer.

De Afdeling heeft overwogen dat op 1 oktober 2010 de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en de Invoeringswet Wabo in werking zijn getreden, waardoor artikel 8.25 van de Wet milieubeheer is vervallen. De vergunning die op 8 juli 1998 was verleend, moet worden gelijkgesteld met een omgevingsvergunning voor de betrokken activiteit. De Afdeling heeft vastgesteld dat het ontwerp van het intrekkingsbesluit op 18 november 2010 ter inzage is gelegd, en dat de rechtbank bevoegd is om op het beroep te beslissen. Daarom heeft de Afdeling zich onbevoegd verklaard en het beroepschrift ter behandeling aan de bevoegde rechtbank Arnhem doorgezonden.

De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 15 juli 2011. Tegen deze uitspraak kan verzet worden gedaan binnen zes weken na verzending van de uitspraak, waarbij de redenen voor het verzet schriftelijk moeten worden vermeld. De secretaris van de Raad van State heeft het afschrift van de uitspraak ondertekend.

Uitspraak

201102222/2/M2.
Datum uitspraak: 15 juli 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak na vereenvoudigde behandeling (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats],
appellante,
en
het college van burgemeester en wethouders van [woonplaats],
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 5 januari 2011 heeft het college met toepassing van artikel 8.25, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet milieubeheer de bij besluit van 8 juli 1998 verleende vergunning als bedoeld in artikel 8.1 van de Wet milieubeheer voor een inrichting voor het houden van 99 vleeskalveren aan de [adres] te [woonplaats], ingetrokken. Dit besluit is op 7 januari 2011 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit heeft P bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 16 januari 2011, beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
2. Overwegingen
2.1. Op 1 oktober 2010 zijn de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo) en de Invoeringswet Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Invoeringswet) in werking getreden.
Hierbij is onder meer artikel 8.25 van de Wet milieubeheer vervallen.
2.2. Ingevolge artikel 1.2, eerste lid, aanhef en onder e, van de Invoeringswet moet de op 8 juli 1998 verleende vergunning worden gelijkgesteld met een omgevingsvergunning voor de betrokken activiteit, te weten het in werking hebben van een inrichting als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder e, van de Wabo.
Ingevolge het tweede lid, aanhef en onder b, voor zover van belang, blijft het recht zoals dat gold onmiddellijk voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 2.1 van de Wabo van toepassing op de voorbereiding en vaststelling van een ambtshalve te geven beschikking tot intrekking van een vergunning als bedoeld in het eerste lid, indien voor dat tijdstip een ontwerpbesluit ter inzage is gelegd.
2.3. De omstandigheid dat het college artikel 8.25, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet milieubeheer aan het bestreden besluit ten grondslag heeft gelegd, neemt niet weg dat dit besluit strekt tot intrekking van een vergunning als bedoeld in artikel 1.2, eerste lid, aanhef en onder e, van de Invoeringswet die moet worden gelijkgesteld met een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder e, van de Wabo.
Nu het ontwerp van het intrekkingsbesluit op 18 november 2010 ter inzage is gelegd, is artikel 1.2, tweede lid, aanhef en onder b, van de Invoeringswet niet van toepassing op het onderhavige besluit, maar moet het recht zoals dat geldt met ingang van 1 oktober 2010 worden toegepast. Dit betekent dat de rechtbank bevoegd is om op het beroep te beslissen.
2.4. De Afdeling zal zich dan ook onbevoegd verklaren en het beroepschrift, met toepassing van artikel 6:15, eerste lid, van de Awb, ter behandeling aan de bevoegde rechtbank Arnhem doorzenden.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart zich onbevoegd om van het beroep kennis te nemen.
Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Kreveld, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. T.L.J. Drouen, ambtenaar van staat.
w.g. Van Kreveld
lid van de enkelvoudige kamer w.g. Drouen
ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 15 juli 2011
Tegen deze uitspraak kan verzet worden gedaan bij de Afdeling (artikel 8:55 van de Awb).
- Verzet dient schriftelijk en binnen zes weken na verzending van deze uitspraak te worden gedaan.
- In het verzetschrift moeten de redenen worden vermeld waarom de indiener het niet eens is met de gronden waarop de beslissing is gebaseerd.
- Indien de indiener over het verzet door de Afdeling wenst te worden gehoord, dient dit in het verzetschrift te worden gevraagd. Het horen gebeurt dan uitsluitend over het verzet.
375-687.
Verzonden: 15 juli 2011
Voor eensluidend afschrift,
de secretaris van de Raad van State,
mr. H.H.C. Visser