ECLI:NL:RVS:2011:BR4004

Raad van State

Datum uitspraak
29 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201011267/3/H1, 201012364/3/H1 en 201012366/3/H1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • D.A.C. Slump
  • J.A.W. van Leeuwen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van bouwvergunning voor kinderdagverblijf in Haarlem

In deze zaak heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 29 juli 2011 uitspraak gedaan over de voorlopige voorziening met betrekking tot een bouwvergunning verleend door het college van burgemeester en wethouders van Haarlem aan Kids Planet B.V. voor het veranderen van een gebouw op het perceel Wagenweg 92 en 94 te Haarlem tot een kinderdagverblijf. Het college had op 12 juli 2010 ontheffing van het bestemmingsplan en een bouwvergunning verleend voor de verbouwing en het bouwen van een hekwerk. Echter, bij afzonderlijke uitspraken van 21 oktober 2010 heeft de voorzieningenrechter de beroepen van verzoekers gegrond verklaard en het besluit van het college vernietigd. Hierop heeft het college en Wereldkids Amsterdam B.V. hoger beroep ingesteld.

De voorzitter heeft de verzoeken om een voorlopige voorziening behandeld op 14 juli 2011. De verzoekers, die allen in Haarlem wonen, hebben verzocht om schorsing van het besluit van 1 juni 2011, waarbij het college opnieuw bouwvergunning verleende voor het project. De voorzitter oordeelde dat het besluit van 1 juni 2011 in strijd is met het bestemmingsplan, omdat een kinderdagverblijf niet in de zoneringslijst is opgenomen. Dit betekent dat de vestiging van het kinderdagverblijf niet is toegestaan zonder ontheffing van het bestemmingsplan, die niet was verleend.

De voorzitter heeft daarom het besluit van 1 juni 2011 geschorst en het college veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de verzoekers. De voorzitter benadrukte dat het oordeel voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure. De uitspraak heeft belangrijke implicaties voor de ruimtelijke ordening en de vergunningverlening voor maatschappelijke voorzieningen in Haarlem.

Uitspraak

201011267/3/H1, 201012364/3/H1 en 201012366/3/H1.
Datum uitspraak: 29 juli 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op de verzoeken van [verzoeker A], [verzoeker B] en [verzoekster C], allen wonend te Haarlem, om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende de hoger beroepen van:
1. het college van burgemeester en wethouders van Haarlem,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Wereldkids Amsterdam B.V, gevestigd te Amsterdam, en [wederpartij sub 2 A] en [wederpartij sub 2 B], beiden wonend te Haarlem (hierna: Wereldkids en anderen),
tegen de uitspraken van de voorzieningenrechter van de rechtbank Haarlem (hierna: de voorzieningenrechter) van 21 oktober 2010 in de zaken nrs. 10/4904 en 10/4273, 10/4905 en 10/4268 en 10/4932 en 10/4225 in de gedingen tussen onderscheidenlijk:
[verzoeker A], [verzoekster C] en [verzoeker B]
en
het college.
1. Procesverloop
Bij besluit van 12 juli 2010 heeft het college aan Kids Planet B.V. ontheffing van het bestemmingsplan en bouwvergunning verleend voor het veranderen van de begane grond van het gebouw op het perceel Wagenweg 92 en 94 te Haarlem (hierna: het perceel) tot kinderdagverblijf en het bouwen van een hekwerk ter plaatse van de buitentrap aan de achterzijde van dat gebouw.
Bij afzonderlijke uitspraken van 21 oktober 2010, verzonden op dezelfde dag, heeft de voorzieningenrechter, voor zover thans van belang, de door [verzoeker A], [verzoekster C] en [verzoeker B] daartegen ingestelde beroepen gegrond verklaard en dat besluit vernietigd.
Tegen deze uitspraak hebben het college bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 24 november 2011, en Wereldkids en anderen bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 26 november 2010, hoger beroep ingesteld. Wereldkids en anderen hebben hun hoger beroep aangevuld bij brief van 16 december 2010.
Bij besluit van 1 juni 2011 heeft het college, voor zover thans van belang, aan Wereldkids bouwvergunning verleend voor het inpandig realiseren van een kinderdagverblijf in de bestaande bebouwing, waarbij de kantoorruimte in de bestaande toestand wordt verbouwd op het perceel Wagenweg 92 en 94 te Haarlem (hierna: het project) en ontheffingen verleend van onderscheidenlijk artikel 2.5.30, eerste lid, van de Haarlemse bouwverordening (hierna: de bouwverordening) en artikel 3.18, eerste lid, en artikel 3.1.9, eerste lid, van het Bouwbesluit.
Bij brieven, onderscheidenlijk bij de Raad van State ingekomen op 28 juni 2011 en 4 juli 2011, hebben [verzoekster C] en [verzoeker A] onderscheidenlijk [verzoeker B] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
[verzoekster C], [verzoeker A] en Wereldkids en anderen hebben nadere stukken ingediend.
De voorzitter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 14 juli 2011, waar [verzoekster C] en [verzoeker A], beiden bijgestaan door mr. J.M.S. Salomons, [verzoeker B], bijgestaan door mr. M.C. Genugten, advocaat te Haarlem, en het college, vertegenwoordigd door R. de Vries, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting Wereldkids en anderen, vertegenwoordigd door mr. J. Happé, advocaat te Zaandam gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Bij besluit van 1 juni 2011 heeft het college, gevolg gevend aan de aangevallen uitspraak, opnieuw beslist op de aanvraag om bouwvergunning voor het project. Dit besluit wordt, gelet op artikel 6:24 van de Algemene wet bestuursrecht, gelezen in samenhang met de artikelen 6:18, eerste lid, en 6:19, eerste lid, van die wet, geacht eveneens onderwerp te zijn van dit geding.
De verzoeken om voorlopige voorziening hebben uitsluitend betrekking op dit besluit.
2.3. Ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Koninginnebuurt, eerste partiële herziening" rust op het perceel de bestemming "Gemengd 2".
Ingevolge artikel 10, eerste lid, van de planvoorschriften, voor zover thans van belang, zijn de aldus aangewezen gronden bestemd voor maatschappelijke voorzieningen, tuinen en erven.
Ingevolge artikel 5, aanhef en eerste lid, aanhef en onder a, voor zover thans van belang, dient met betrekking tot de bestemmingen en gebruiksmogelijkheden, genoemd in de artikelen 7 tot en met 25 van deze voorschriften de zoneringslijst te worden toegepast met inachtneming van de volgende bepalingen. Vestigingen zijn slechts toegestaan indien zij passen in de desbetreffende bestemming en genoemd zijn in de voor de desbetreffende straten aangegeven categorieën van de zoneringslijst zoals hieronder aangegeven: maximaal categorie 3 aan de Wagenweg.
Ingevolge artikel 5, tweede lid, aanhef en onder b, zijn burgemeester en wethouders bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 1 onder a en b voor vestigingen die niet zijn genoemd in de zoneringslijst, voor zover deze niet bezwaarlijker zijn dan de vestigingen die in lid 1 onder a, respectievelijk b zijn toegestaan.
Ingevolge artikel 17, eerste lid, voor zover thans van belang, zijn de op de kaart voor maatschappelijk (M) aangewezen gronden uitsluitend bestemd voor sociaal-culturele-, educatieve-, culturele- en levensbeschouwelijke doeleinden, voorzieningen ten behoeve van ontspanning, voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening en kinderdagverblijven.
2.4. Het besluit van 1 juni 2011 is genomen zonder ontheffing te verlenen van het bestemmingsplan. Het project is niet in strijd met de aan het perceel gegeven bestemming, nu uit artikel 10, eerste lid, gelezen in samenhang met artikel 17, eerste lid, van de planvoorschriften kan worden afgeleid dat een kinderdagverblijf dient te worden aangemerkt als een maatschappelijke voorziening. In de zoneringslijst, die als bijlage 1 deel uitmaakt van de planvoorschriften, wordt een kinderdagverblijf echter niet genoemd. Naar voorlopig oordeel betekent dit dat de vestiging van het beoogde kinderdagverblijf in strijd is met artikel 5, aanhef en eerste lid, aanhef en onder a, van de planvoorschriften. Om deze strijdigheid op te heffen had ontheffing van het bestemmingsplan moeten worden verleend met toepassing van artikel 5, tweede lid, hetgeen niet is gebeurd. De voorzitter overweegt dat voor het weigeren van een zodanige ontheffing aanleiding bestaat indien onvoldoende rekening wordt gehouden met de in de zoneringslijst aanbevolen indicatieve afstand tot naastgelegen woningbouw teneinde onevenredige hinder te voorkomen. In dat verband is van belang dat in de door [verzoekster C] en [verzoeker A] overgelegde notitie van ingenieursbureau Peutz b.v. van 11 juli 2011 de realisatie van het beoogde kinderdagverblijf vanwege de daarmee samenhangende geluidoverlast voor omwonenden, in strijd wordt bevonden met een goede ruimtelijke ordening.
Naar voorlopig oordeel is niet gebleken dat het college in redelijkheid geen ontheffing heeft kunnen verlenen van artikel 2.5.30, eerste lid, van de bouwverordening, waarin is bepaald dat ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's in beperkte mate ruimte moet zijn aangebracht in, op of onder het beoogde gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort, nu het college ter zitting aannemelijk heeft gemaakt dat er in ieder geval tussen 7 en 9 uur 's morgens, wanneer bij een kinderopvang de grootste behoefte bestaat aan parkeerplaatsen, binnen een afstand van 100 m van de projectlocatie wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid.
2.5. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen met betrekking tot de strijd met het bestemmingsplan, zal het besluit van 1 juni 2011 worden geschorst.
2.6. Het college dient ten aanzien van [verzoekster C], [verzoeker A] en [verzoeker B] op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Haarlem van 1 juni 2011, kenmerk 2010/0041/22;
II. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Haarlem tot vergoeding van bij [verzoeker B] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 874,00 (zegge: achthonderdvierenzeventig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Haarlem tot vergoeding van bij [verzoekster C] en [verzoeker A] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 874,00 (zegge: achthonderdvierenzeventig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
III. gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Haarlem aan verzoekers het door hen voor de behandeling van de verzoeken betaalde griffierecht ten bedrage van € 227,00 (zegge: tweehonderdzevenentwintig euro) voor [verzoeker B], € 227,00 (zegge: tweehonderdzevenentwintig euro) voor [verzoekster C] en € 227,00 (zegge: tweehonderdzevenentwintig euro) voor [verzoeker A] vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.A.W. van Leeuwen, ambtenaar van staat.
w.g. Slump w.g. Van Leeuwen
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 29 juli 2011
543.