ECLI:NL:RVS:2011:BR5157

Raad van State

Datum uitspraak
8 augustus 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201107098/2/H1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • H. Troostwijk
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake bouwvergunning voor woningen aan de Koningin Julianastraat te Moordrecht

Op 1 december 2009 verleende het college van burgemeester en wethouders van Moordrecht aan de vergunninghoudster een vrijstelling en bouwvergunning voor het oprichten van 65 woningen aan de Koningin Julianastraat te Moordrecht, gemeente Zuidplas. Dit besluit werd door de rechtsvoorganger van het college genomen. Tegen deze vergunning hebben de verzoekers bezwaar gemaakt, wat door het college op 20 april 2010 ongegrond werd verklaard. Hierop hebben de verzoekers beroep ingesteld bij de rechtbank 's-Gravenhage, die op 18 mei 2011 het beroep ongegrond verklaarde.

De verzoekers hebben vervolgens op 28 juni 2011 hoger beroep ingesteld bij de Raad van State en verzocht om een voorlopige voorziening. Dit verzoek werd behandeld op 4 augustus 2011, waar de verzoekers, bijgestaan door A. Stam, en het college, vertegenwoordigd door W.A.M. Waarma en M. van Braam, aanwezig waren. Ook de vergunninghoudster was vertegenwoordigd door D. Zuiddam en mr. J.C. Tebrugge, advocaat te Rotterdam.

De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, mr. H. Troostwijk, heeft in zijn overwegingen aangegeven dat het oordeel van de voorzitter voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure. Hij concludeerde dat de genomen besluiten in het algemeen uitvoerbaar zijn, ook als daartegen een rechtsmiddel is aangewend. De voorzitter oordeelde dat de argumenten van de verzoekers niet voldoende waren om aan te nemen dat de aangevallen uitspraak in de bodemprocedure niet in stand zou blijven.

Daarom werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 8 augustus 2011.

Uitspraak

201107098/2/H1.
Datum uitspraak: 8 augustus 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
[verzoekers], beiden wonend te Moordrecht, gemeente Zuidplas,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 18 mei 2011 in zaken nrs. 10/3982 en 10/4006 in het geding tussen:
1. [verzoekers]
2. [wederpartij]
en
het college van burgemeester en wethouders van Zuidplas.
1. Procesverloop
Bij besluit van 1 december 2009 heeft de rechtsvoorganger van het college, het college van burgemeester en wethouders van Moordrecht, aan [vergunninghoudster] vrijstelling en bouwvergunning eerste fase verleend voor het oprichten van 65 woningen aan de Koningin Julianastraat te Moordrecht, gemeente Zuidplas (hierna: het perceel).
Bij besluit van 20 april 2010 heeft het college, voor zover thans van belang, het door [verzoekers] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 18 mei 2011, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank, voor zover thans van belang, het door [verzoekers] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak hebben [verzoekers] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 28 juni 2011, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 21 juli 2011.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 21 juli 2011, hebben [verzoekers] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 4 augustus 2011, waar [verzoekers], in persoon en bijgestaan door A. Stam, en het college, vertegenwoordigd door W.A.M. Waarma en M. van Braam, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Voorts is daar vergunninghoudster, vertegenwoordigd door D. Zuiddam, bijgestaan door mr. J.C. Tebrugge, advocaat te Rotterdam, als partij gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Genomen besluiten zijn in het algemeen uitvoerbaar, ook als daartegen een rechtsmiddel is aangewend. Dit uitgangspunt geldt temeer, indien, zoals in dit geval, een meervoudige kamer van de rechtbank het besluit als niet onrechtmatig heeft beoordeeld.
2.3. Hetgeen [verzoekers] naar voren hebben gebracht, geeft geen grond voor het oordeel dat op voorhand moet worden aangenomen dat de aangevallen uitspraak in de bodemprocedure niet in stand zal blijven, althans dat uiteindelijk zal blijken dat de vrijstelling en bouwvergunning niet mochten worden verleend.
2.4. Onder die omstandigheden en gelet op de betrokken belangen, bestaat geen aanleiding voor het treffen van de gevraagde voorziening. Derhalve dient het verzoek te worden afgewezen.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M.E.B. de Haseth, ambtenaar van staat.
w.g. Troostwijk w.g. De Haseth
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 8 augustus 2011
476.